Zonder de Oranjes hoorden we bij Duitsland
Breek de rijen
^érst
K3
eft eens gezegd: 'Je moet nog mensen kunnen vinden die zo
i van het koninkiijk huis te worden.' En zo is het maar net. De
n geen stap zetten, zonder dat iemand naar ze kijkt, ledereen
ieeft een mening óver je. Ze zijn niet te benijden
woensdag 24 december 2003
De gastvrouw offreert een
beschuit met muisjes, de
gastheer biedt een oranjebitter
aan. Enige dagen na De Ge
boorte is de stemming in Huize
Vogelaar nog altijd feestelijk.
Dus kom daar, aan de dokter
De Kockstraat in Bruinisse,
niet aanzetten met verhalen
over afbladdering van het ko
ninklijk huis. Dan wordt be
minnelijk doch resoluut het
hoofd geschud.
„Weet u zeker dat u geen oran
jebittertje wilt?"
TvTatuurlijk kijkt het echtpaar Vo-
1N gelaar wel eens naar program
ma's als Egoland en Kopspijkers.
„Je wilt tenslotte wél weten waar
over je praat.En - ze geven het roy
aal toe - soms kunnen zij een glim
lachje met moeite onderdrukken.
Maar ze zouden wel eens tegen die
tv-makers willen zeggen: 'leuke
jongens, pak nu ook eens een ander
onderwerp dan het koningshuis.
Hoe zou je het zélf vinden om week
in-week-uit op de hak te wof den ge
nomen?'
De openingsvraag luidt: Wat deden
oud-burgemeester Arnoldus Voge
laar en zijn vrouw Beatrix op
woensdag 30 april 1980?
Ze hebben geen bedenktijd nodig.
„We zaten voor de televisie. In
Maasland, daar woonden we toen.
De kamer was oranje versierd. Onze
dochter was toen nog thuis, oranje
hoedje gekocht, prachtig."
Het was die dag niet alleen pracht
en praal. Terwijl prinses Beatrix
zich in de Nieuwe Kerk in Amster
dam tot vorstin liet kronen, braken
elders in de hoofdstad hevige onlus
ten uit. Rookbommen ontploften,
krakers schreeuwden ('geen wo
ning, geen kroning') leuzen en wier
pen stenen, er werd geplunderd,
tientallen auto's gingen in vlammen
op, er vielen een paar honderd ge
wonden.
Zij: „Die krakersrellen en zo - dat
was een hoop ellende. Maar al dat
gedoe heeft toen mijn feestje niet
kunnen bederven. Het is mijn ko
ningshuis. En dat blijft het."
Hij: „Zo'n leuze als Geen woning,
geen kroning - onzin. Iedereen weet
toch, dat de koningin nauwelijks
echte bestuurlijke bevoegdheden
bezit. Iedereen kan weten, dat de
minister en de minister-president
gezamenlijk verantwoordelijk zijn
voor het regeringsbeleid. Dus als er
te weinig woningen worden ge
bouwd, weet elk weldenkend mens
dat de koningin daar part noch deel
aan heeft."
Topscore
De affaire-Greet Hofmans, prins
Bernhard en de Lockheed-penningen,
het omstreden huwelijk van Beatrix
met Claus von Amsberg, de kronings
rellen, de kvvestie-Irene, het verleden
van de schoonpapa van Willem-
Alexander, de problemen rond Mar
garita, de heisa over Mabel - het Huis
van Oranje lag de voorbije decennia
met enige regelmaat onder vuur. Maar
of de populariteit van het koningshuis
daardoor ernstig is geschaad - in Hui
ze Vogelaar geloven ze daar helemaal
woordigers van de paling- en mossel-
vissers. En als je dan hoorde hoe ze
zich in de materie had verdiept, dat
was ongelooflijk."
Beetje jammer
De oproep die premier Balkende vori
ge maand plaatste aan het adres van
tv-programmamakers om het ko
ninklijk huis niet al te zeer te bespot
ten in satirische programma's, werd in
Bruinisse met instemming aange
hoord.
Zij: „Iedereen mag zijn eigen mening
hebben. Maar ik vind het een beetje
jammer dat het koninklijk huis zo
vaak negatief wordt belicht."
Hij: „Premier Balkenende heeft een
signaal willen afgeven: 'mensen,
maak het niet te gek, doe het een beet-
j e rustig aan'De Oranj es kunnen heus
wel tegen een geintje. Maar als je
week-in-week-uit op de televisie op
de hak wordt genomen - hoeveel men
sen zouden dat leuk blijven vinden?
En als je de verontwaardigde reacties
van de tv-makers op de oproep van
Balkenende hoorde - daarmee de
monstreerden zij hoeveel lange tenen
en hoe weinig tolerantie zij zelf heb
ben."
De Oranjes, zeggen Arnold en Beatrix
Vogelaar, verdienen het niet om
voortdurend het mikpunt van spot te
zijn.
Zij: „Prins Claus heeft eens gezegd: 'Je
moet nog mensen kunnen vinden die
zo gek zijn om lid van het koninklijk
huis te worden.' En zo is het maar net.
De Oranjes kunnen geen stap zetten,
zonder dat iemand naar ze kijkt. Ie
dereen heeft een mening over je. Ze
zijn niet te benijden."
En dan die discussies ('Geneuzel')
over de noodzaak om cle invloed van
het koningshuis op het landsbestuur
in te perken; het echtpaar Vogelaar
wordt daar wel eens moe van.
Hij: „Want waar hebben we het over?
Hoeveel heeft de koningin nu écht te
vertellen; dat is toch marginaal? Het
voorlezen van de troonrede - het is
folklore. Maar laten we ons daar toch
één keer per jaar aan verlekkeren. Dat
decorum vinden we toch allemaal
prachtig? Ik heb liever dat de konin
gin zo'n troonrede voorleest, dan dat
de minister-president in zijn blauw
zwarte pak op het katheder gaat
staan. En als de koning geen besluiten
en wetten meer mag ondertekenen -
zou het vaderland daarmee gered
zijn?"
Waarmee hij geenszins de indruk wil
wekken dat de betekenis van het vor
stenhuis te verwaarlozen is.
„Integendeel. De koningin is een kei
hard werkende vrouw. Als zij ergens
in het buitenland op werkbezoek is,
gaan er voor haar deuren open die
voor anderen gesloten blijven. Dat is
economisch gezien van groot belang
voor ons land. Prins Bernhard was
wat dat betreft ook van grote waarde.
Prins Willem-Alexander zal dat
straks ook zijn. Je ziet hem wat dat be
treft groeien. Onderschat ook niet de
rol die koningin Wilhelmina in de
Tweede Wereldoorlog speelde; vanuit
Londen organiseerde zij het verzet.
En als je nog dieper de geschiedenis in
duikt; dankzij de Oranjes zijn we een
zelfstandig land. Zonder hen zouden
we nu waarschijnlijk een deel van
Duitsland of Frankrijk zijn."
Maar dan waren we wel wereldkam
pioen voetbal geweest.
Hij: „Hahahaha, da's waar, ja. U weet
echt zeker dat ik geen oranjebittertje
voor u mag schenken?"
Willem van Dam
niets van. Het bewijs van het tegen
deel ligt immers voor het oprapen: zie
toch eens wat voor een enthousiasme
de geboorte van de jongste Oranjetelg
Catharina-Amalia teweeg bracht; we
beten massaal in een beschuit met
muisjes, sloegen juichend een oranje-
bittertje achterover, en stuurden
vrachtwagens vol gelukwensen naar
de Eikenhorst
Hij: „Wanneer je leest dat 6,5 miljoen
mensen op televisie hebben gekeken
naar de presentatie van de nieuwe
prinses; dat is een topscore. Je moet
een topvoetbalwedstrijd hebben om
dergelijke kijkcijfers te halen.
En: „Er zijn regelmatig peilingen
waaruit steecis weer blijkt, dat het ko
ningshuis onder tachtig tot negentig
procent van de mensen populair is. In
de loop der jaren zijn er wel eens wat
incidentjes geweest. Maar in alle
nuchterheid: in welke familie zijn er
nooit problemen? De Oranjes zitten in
een glazen huis, waar iedereen naar
binnen kan kijken. En allemaal zou
den we natuurlijk graag zien dat de
koninklijke familie, hare majesteit
voorop, zonder fouten en gebreken
zou zijn. De mensen in de straat hou
den het sprookje graag in stand dat de
leden van het koninklijk huis on
kreukbaar zijn. Maarzo fs het natuur
lijk niet."
Collectie
Oranjegezind, dat zijn ze. Beatrix Vo
gelaar bouwde in de loop der jaren een
grote Oranjecollectie op. Bordjes, be
kers, boeken, lepeltjes, vlaggen, vi
deobanden, foto's, tijdschriften,
koektrommels - alles wat ook maar
enigszins met het vaderlandse vor
stenhuis te maken heeft, verzamelt ze.
Ze stroopt beurzen af, veilingen en
rommelmarkten. Soms stelt ze een
deel van haar collectie ten toon in bi
bliotheken. Soms ook gaat ze dorps
zaaltjes af om voor vrouwenvereni
gingen een lezing te houden over de
geschiedenis en betekenis van het ko
ningshuis. Want dat het Oranjehuis
van grote waarde is voor het vader
land, dat is in Huize Vogelaar boven
elke twijfel verheven. „We moeten er
gewoon blij mee zijn."
Haar fascinatie voor het vorstenhuis
zat er al vroeg in. Ze werd opgevoed in
de sfeer van God, Nederland en Oran
je. Niet voor niets kreeg zij van haar
ouders de naam Beatrix Wilhelmina
Cornelia mee. „Mijn ouders waren
zeer koningsgezind; altijd koningin
nedag vieren en het Wilhelmus ('nee
niet alle coupletten, alleen het eerste
en het zesde') zingen. En later, toen we
naar Den Haag waren verhuisd,
Prinsjesdag hé, met een klapstoeltje
langs de route en maar kijken."
Arnoldus Vogelaar (hij was onder
meer burgemeester van Bruinisse en
Hontenisse) mocht de majesteit een
paar maal persoonlijk ontmoeten. Op
zijn revers prijkt een koninklijk ('Ik
ben ter gelegenheid van koninginne
dag 2003 tot Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau benoemd') lint, in de
woonkamer van de voormalige
ambtswoning in Bruinisse hangt aan
de muur een foto van Vogelaar samen
met koningin Beatrix. Die foto werd
op 30 augustus 1994 genomen tijdens
een werkbezoek van de koningin aan
Bruinisse. Arnold Vogelaar denkt met
genoegen aan die gebeurtenis terug.
„Ze toonde een geweldige belangstel
ling. Zij had tijdens het werkbezoek
onder meer een gesprek met vertegen
foto Ruden Riemens
Mijn houding ten opzichte van de Wereldvrede is, vrees
ik, ingegeven door opportunisme. Voor iemand die als
kind al kilometers omliep voor ventjes die maar half zo
groot waren, zat er niks anders op dan bangigheid en
een gebrek aan atletische kwaliteiten te verkopen als
pacifisme. Ik koos niet voor strijd maar voor stellingna-
me: mijn demonstratiesteentje heb ik bijgedragen. Te
gen Vietnam in heel Nederland, tegen de kernwapens in
Amsterdam en Den Haag en in februari nog tegen de
oorlog in Irak. Ik moet er wel eerlijk bij vertellen: als het
knokken wordt, ben ik weg. Zelfs een tweede keer naar
The Stones zat er voor mij niet in omdat er de eerste
keer, lang geleden, werd gevochten. Mij niet meer ge
zien. Dichterbij de strijd dan in het Solidariteitskoor De
Bevelanden, ben ik nooit geweest. Daar werden tenslot
te strijdliederen gezongen, al mocht het daar ook niet te
gortig worden. Het tweede couplet van de Internationa
le zongen we, om reden van hitserige taal, niet.
De heerschers met duilvelsche listen
bedwelmen ons met bloed'gen damp.
Broeders strijdt niet meer voor and'rer twisten,
breek de rijen, hier is uw kamp.
Gij die ons tot helden wilt maken,
O, barbaren, denkt ivat gij doet.
Wij hebben wap'nen hen te raken,
die dorstig schijnen naar ons bloed.
Dat sloegen we over, dat ging te ver. De makkers werden
wel opgroepen zich ten laatste male tot de strij d te scha
ren, maar die strijd moest beschaafd blijven.
Een beetje een bravig koor, waren we; niet zo vreselijk
begaafd ook. We hadden veel moeite met het vierstem
mige Morgenrood, met Broeders verheft U ter Vrijheid,
en met het lied van de Grafische Bond waarin de mens
heid in metaforen van licht en donker werd opgroepen
tot eenheid en verbroedering, maar nooit tot zoiets le
lijks als geweld.
Moeite hadden we ook met buitenlandse liederen, zoals
Chiffon Rouge, Bandierra Rossa en Grandola, die fone
tisch werden uitgeschreven voor de koorleden die geen
andere talen spraken en in koeienletters voor wie kippig
was. In No Passaran vatten we het plan op om naar de
oorlog te gaan om hem tegen te houden. Verboden toe
gang voor de oorlog: daar ga je nog in geloven ook, als de
melodie sterk is en je met z'n allen zingt.
Een wonderlijk gezelschap was het, dat Solidariteits
koor. Zelfs de strijd van de feministen, die toen fel en ta
melijk humorloos werd gestreden, was in dat koor al ge
wonnen. In de halve cirkel van de oefenopstelling stond
ik tussen de sopranen tegenover de bassen die opgewekt
en blijmoedig zongen:
Olioliola, onze rijen groeien aan
En de ware feministen,
En de ware feministen',
Olioloiola, onze rijen groeien aan
En de ware feministen
Willen een vrij bestaan.
Ik geef toe dat ik op zulke momenten wel eens hard heb
moeten vechten. Tegen de slappe lach.
Mieke van der Jagt
Illustratie Cor de Jonge