God is ook klein begonnen
m
Onbewustheid weri
bewust voorgewen
Gerard Reve
tachtig jaar
Maagzang
Anneke
Brassinga
donderdag 11 december 2003
Gerard Reve tijdens het Crossing Border-festival in 1998.
foto Harmen de Jong/GPD
ij hield al niet van veel bezoek en zeker niet om te
feestenHet woord alleen al,Ze komen bij je
drinken en eten, en voor je het weet hebben ze de
kasten leeggehaald." Nu Gerard Reve lijdt aan de ziekte van
Alzheimer is het moeilijk met hem converseren. Hij wordt
daarom zondag 14 december in alle rust tachtig jaar. Wie in
elk geval bij hem thuis zal zijn, is Joop Schafthuizen, al bijna
dertig jaar zijn levenspartner.
Voor het eerst zullen fans het
moeten doen met de schrij
ver op dvd, in plaats van inter
views waarin hij kond doet van
zijn dagelijkse leven. Het schijf
je bevat het laatste publieke op
treden van de auteur op het
Crossing Border-festival enkele
jaren geleden in Den Haag. Ook
komt uitgever De Bezige Bij met
paperbacks van Moeder en
Zoon en Oud en Eenzaam.
Naast de romans, brieven en ge
dichten, zijn het vooral de op
tredens van Reve in de media ge
weest die veel mensen zich nog
steeds herinneren. Soms zijn het
ook de ontmoetingen in kleine
kring die fraaie anekdotes ople
verden, zoals de toertjes die de
Volksschrijver met bekenden
door het Belgische landschap
maakte.
Of hij een sigaretje in de auto
mobiel mocht opsteken. „Deze
sigaretten zijn extra licht, dus
kun je er veel meer van roken.
Ja, trut, die asbak moet je dan
wel open doen." De eerste bocht
was nog niet genomen of Reve
zag de tragiek al op de hoek van
de straat. „Ik kwam daar een
keer in gesprek met een vrouw
en haar zoontje. Ze vertelde me
dat hij 's nachts nog steeds in
bed plaste. Ik vertelde haar dat
ze 'm dan 's avonds voordat ze
zelf naar bed gaat, eruit moet
halen en bij de toilet een beetje
water op zijn handje moet
sprenkelen. Dan gaan ze vanzelf
plassen. Dagen later kwam ik ze
weer tegen en bedankte ze me.
Ze dwong het kindje om mij ook
een handje te geven."
Reve was bij deze gelegenheden
niet zo'n moeilijke man als hij
vaak werd afgeschilderd; in zijn
oplossingen was hij het liefst
praktisch van aard, al zat zijn
'geestelijke volksgezondheid'
hem wel eens in de weg. Dan
werd hij overmand door een
neerslachtige stemming, zag het
gevaar of de treurigheid van het
bestaan. Eens wees hij naar de
huizen langs een provinciale
weg waar je door niet één raam
naar binnen kon kijken. De lui
ken waren somber gesloten. „Je
kunt hier eigenlijk maar twee
dingen doen: een boek schrijven
of zelfmoord plegen."
Toch hield hij van de sfeer in
België die nog altijd vriendelijk
is, waar de winkeliers groeten
en blij zijn als ze een brood of
stukje kaas kunnen verkopen.
Ze tonen in overdreven mate
hun dankbaarheid. Hij vond de
Belgen ook efficiënt in bijvoor
beeld de aanleg van de binnen
wegen die vaak nog bestaan uit
betonnen platen. De randen er-
van blijven nooit onopgemerkt
tijdens het rijden. „De Belgen
hebben dat zo gedaan, omdat de
mensen dan automatisch wor
den gewaarschuwd als er iets los
zit aan de auto. Dan kunnen ze
direct doorrijden naar de gara
ge." Hij grinnikte en stak maar
weer eens een nieuw rokertje op.
Hij wilde al lange tijd een kapel
letje bezoeken. In de stad Dein-
ze moest het staan, 3 kilometer
van zijn woonhuis. Precies we
ten deed hij het niet, maar wie
niet waagt... Na een lange zoek
tocht doemde dicht tegen een
paar woningen een klein, ver
vallen bedehuis op. Een afgeta
keld gebouwtje, waarmaarwei-
nig mensen een godshuis in
zouden ontdekken. „Tja, jij
denkt dat het allemaal maar
pracht en praal is in het konink
rijk, maar God is ook maar klein
begonnen."
Reve werd sterk aangetrokken
tot het magische achter de wer
kelijkheid en haalde veel inspi
ratie uit de natuur, zoals het
weer en de wolkenvelden. „Ik
was een religieus kind dat alles
zag als magisch. Een grote wolk
is voor mij een beeld, maar 99
procent van de mensen zegt het
niets. Vergelijk het met iets als
een hertenbout kopen. De men
sen vragen zich alleen maar af
wat het kost. Zij denken logisch,
ik magisch."
Zelfportret
„Elk boek is eigenlijk een auto
biografie van de auteur. Zoals
elk schilderij een zelfportret is
van de schilder. Ik ben een ro
manticus, maar ik beschrijf wel
de bestaande werkelijkheid.
Het kan allemaal werkelijk ge
beurd zijn. Het is weliswaar ma
terie, maar het gaat erbij mij om
wat de materie beweegt."
Zelfs een autoritje kon Reve uit
zijn evenwicht brengen. „Er is
toch niks met j e automobiel? Hij
rammelt zo." Altijd weer die
aarzelingen, onzekerheid en
angst, zoals hij die ook de ver
schillende hoofdpersonen in
zijn boeken mee gaf. „Twijfel,
dat heb ik heel sterk. Maar ik
heb me daar ook altij d wel in ge
wenteld, uit een soort masochis
me. Jij hoeft maar een minuut te
laat te zij n en ik denk dat j e door
drie vrachtwagens tegelijk bent
aangereden en dat de chauf
feurs dan jou de schuld geven."
Robert Verkerk
Rudy Kousbroek
Waar is de slanke top der pruimen?
De erwtensoep, de mandarijn?
De pannekoek is weer verdwenen,
het spek dat ging naar moeder toe.
Bevende eieren nemen op een holletje
de benen en verstoppen zich in de linnenkast
tussen de geurige lakens waar de appeltaart
zich al te rusten had gelegd.
O Weense trappeltaart! O Praagse prei
Waarom zo haastig
de aftocht geblazen?
Waarom bleeft gij niet bij mij?
Anneke Brassinga
Niet kijken hoe vreselijk on
beholpen ik ben. Dat zegt
tussen de regels door elke ama
teur-dichter. Iedere zondags
schilder geeft het tussen de pen
seelstreken door aan. Juist in
dat ontbreken van berekening
schuilt de aantrekkelijkheid
van hun werk. De onbevangen
heid maakt het gebrekkige per
spectief ruimschoots goed. De
zuiverheid weegt op tegen de
gebrekkige verwoording.
O, konden we allemaal terug
naar die staat, los van de tradi
tie, zonder de last van die talloze
voorgangers, helemaal opnieuw
beginnen.
Het hierbij afgedrukte gedicht
'Maagzang' van Anneke Bras
singa doet sterk aan een versje
van een amateur-dichter den
ken. Een onbenulligheid tot iets
grootscheeps opblazen, plechti
ge formuleringen gebruiken in
een triviale situatie: 'Waarom
bleeft gij niet bij mij?' Het lijken
de methoden van een onbelezen
poëet. De onbewustheid werd
evenwel welbewust voorge
wend. Kijk maar naar wat voor
gedichten 'Maagzang' wordt
omgeven: door een lang gedicht
dat helemaal uit citaten van de
Ierse schrijver Jonathan Swift
bestaat en een 'Minieme sonati
ne voor Gerrit KouwenaaA Zie
wat voor pretentieuze titel öp
het omslag staat: Timiditeiten.
Bedenk ook wat we van Anneke
Brassinga weten: ze is een ver
taalster van zeer serieuze au
teurs en een met allerlei prijzen
onderscheiden dichteres.
Grimas
Zo wordt 'Maagzang' op het
tweede gezicht een heel ander
gedicht. Geen sympathiek vers
je meer dat ons een vertederde
glimlach ontlokt. Eerder een
tekst die een grimas van erger
nis veroorzaakt. Om in culinaire
sferen te blijven: het is alsof jein
een sterrenrestaurant een pot
appelmoes krijgt voorgezet.
Misschien vind j e die appelmoes
thuis wel heerlijk, maar in deze
omgeving mag je iets anders
verwachten.
Anneke Brassinga belooft wat
anders dan ze geeft. Als je haar
mag geloven is ze een voorstan
der van weerbarstigheid: 'Al
wat 2ich waarheid waant
wil aanbeden, zal ik wee-
ken.' Ze heeft een hekel aan
vlees geworden, ferm u
en gaargestoofd/ gehakt
schone poëzijZegt ze. Intus
gaat het gehakt van de sen
poëzij er met kilo's tegelijké
De bundel besluit met een
dicht dat 'Smartlap' heet,in
te zijn ongeveer alle regel
spoeld door wat ze ergens
'vaatwasapparaat van a
ment' noemt. Wat tot macht-
ze uitroepen in deze trant k
'Welk een rijkdom in de m
rende stilte, deze/ onvolt-?
verleden levenslang toekor
de tijd.' In dergelijke versie
kreten probeert ze tien gel
ten lang de muziek van Bes
ven te omvatten. Even voois
baar is de wijze waarop ze;
serie foto's van Freddy Riü
beschrijft: 'Schoonheids®
oude en vermoeide blitih
niets te raden laat.'
Vermoeid: dat is de term m
mee deze poëzie het best var:
karakteriseren. De vermoed
heid van een dichter die te
weet in plaats van te weinig.Z
veel dat, zoals in 'Maagza:
naïviteit een pose kan zijn.,
kleine gedachten worden®
grote woorden bedolven!':
dobberen wij verlaten, vt-s
en weemoedig/ met onsA
gaan, een zee van tranen®
Hier spreekt geen onber=d
zondagsdichter, maar eentej-
kenende maandagdichtsié
dichter die de wereld wil cd
tuigen van haar gewichtigtd
Een dichter die in feitemaarif
ding te zeggen heeft: ziejeitf
hoe verschrikkelijk literair»
ben?
Mario Molegsf
Anneke Brassinga: TimidiK»
Met foto's van Freddy Riten-f
geverij De Bezige Bij, 96 pag,
€19,90.
Si Broeang
n De dierenwereld van Insulïnde
van J.H. van Balen (circal917)
wordt vermeld dat Raffles, de En
gelse Gouveneur-Generaal van Ja
va, een beer had 'welke vrij rondliep en niet het
geringste kwaad deed. Hij kon zelfs in de kinder
kamer gelaten worden en men behoefde hem
nimmer aan een ketting te leggen of door slagen
te straffen. Meer dan eens kwam hij zeer netjes
aan tafel en vroeg om wat eten. Hij toonde zich
dan een echte fijnproever, daar hij geen andere
vruchten dan mangga's eten en niets anders dan
champagne drinken wilde. Van dezen wijn was
hij een hartstochtelijk liefhebber... Iedereen in
huis hield van hem en hij deed zelfs het kleinste
dier geen kwaad.'
Ook wij hadden een tamme beer, ook hij mocht
in de kinderkamer en ook van hem hield ieder
een. Als ik zijn vacht op de foto zie weet ik weer
hoe die voelde, niet ruig maar als een Teddybeer;
als het aan mij had gelegen had hij ook Teddy ge
heten, maar ik was op het Internaat toen we hem
kregen en mijn vader had hem Thor genoemd;
maar zijn gebruikelijke roepnaam was Broeang
(Maleis voor beer). Hij was kastanjebruin met
een lichtgele snoet zoals Sumatraanse beren
hebben, en dito vlekken op zijn borst, en hij
kreeg geen champagne maar wel Venz' Gouden
Stroop, elke dag een lepel, toegediend door mijn
vader als hij 's middags uit de plantage thuis
kwam. Ook daarvan bestaat een foto, helaas on
scherp en niet geschikt om af te drukken. Toen
was hij nog erg klein. Hij was zindelijk, uit zich
zelf voor zover ik weet, maar hij maakte wel veel
rommel, voornamelijk als gevolg van zijn on
stuitbare nieuwsgierigheid. Alles moest open.
Maleise beren staan bekend als 'badoet' (potsen
makers), ze doen kunstjes uit zichzelf en lopen
met groot gemak op hun achterpoten; Thor liep
vaak aan de hand met mij mee, we waren dan on
geveer even groot; ook daar bestonden foto's van
maar die zijn in de oorlog verloren gegaan.
Klimmen kon hij ook goed, soms zat hij hoog in
de bomen rechts op de foto, en als de raampjes
van de auto niet dicht waren wist hij het portier
open te krijgen en dan zag je Si Broeang achter
het stuur zitten. Brommend: hij kon heel tevre
den brommen, een bijna menselijk geluid dat ie
dereen ontroerde.
Alle beschrijvingen stemmen overeen: 'Jonge
beren zijn heel tam te maken en aardige speelka
meraadjes', schrijft Delsman, 'maar oudere
worden ongezeggelijk, brutaal en tenslotte zelfs
gevaarlijk.' Bij Van Balen hetzelfde geluid: 'Men
treft den Maleischen beer in Indië zeer dikwijls
in gevangenschap aan, zoowel bij Inlanders als
bij Europeanen... Lieden welke zich veel met
jonge dieren bemoeien en ze steeds bij zich, ja
zelfs in bed nemen, zooals b.v. met de njais of In
dische huishoudsters dikwijls het geval is, krij
gen ze zeer tam, zoodat zij op hun roepen uit den
meest verwijderden hoek van het huis komen
aanloopen, zich gaarne laten liefkozen en ook
liefkoozingen beantwoorden. Met den tijd, na
ongeveer een jaar of langer, houdt zelfs bij de
tamste dieren alle gedweeheid op. Zij worden
dan wel juist niet boozaardig, maar onverschil
lig, vreezen hun meester niet meer en geven niets
meer om hun tehuis.'
In vergelijking met wilde dieren als de tijger, de
krokodil, de buffel en de olifant neemt de beer,
ondanks zijn sporadische huisdiersatus, in het
Indonesische bewustzijn niet een erg duidelijke
plaats in. Ik heb als kind nooit verhalen gehoord
waar hij een rol in speelde, zoals wel allerlei an
dere wilde dieren, en ik ben nooit iets tegengeko
men over de beer als mythisch beest, voertuig
van de ziel of van de voorouders of iets derge
lijks. Dat heb ik altijd vreemd gevonden: de beer
is een dier dat veel op de mens lijkt, niet alleen
omdat hij rechtoploopt (Delsman: 'Die houding
en zij n voetafdrukdie daar hij een zoolgangér is
iets menselijks heeft, hebben waarschijnlijk
aanleiding gegeven tot verhalen over een zg.
orangpendek, een soort aapmens, op Sumatra'),
maar ook omdat hij allerlei opvallend menselij
ke gedragingen vertoont. En dan zwijg ik nog
over de westerse cultuur, waarin de beer zo on
geveer het meest vermenselijkste dier is, een
soort vermomd kind, en het onderwerp van een
omvangrijke literatuur.
Helaas, ook Si Broeang werd steeds ongehoorza
mer, en toen ik een keer met vacantie thuis
kwam van het Internaat begonnen mijn ouders
mij al in de auto voor te bereiden: Thor was weg.
Het ging niet meer, zei mijn vader, en daarom
was hij naar de dierentuin in Medan gestuurd.
'Daar heeft hij het ook heel goed.'
Bij die woorden barstte ik in snikken uit.