De bever is een nationaal troeteldier geworden
PZC
23
Jeroen Meijering,
brandweercommandant
zaterdag 15 november 2003
Omslag
Opvang
Publiciteit
Hoe kon het ook anders. Z'n
vader was officier bij de
brandweer, z'n twee broers kwa
men allebei bij de politie terecht
en z'n zus en schoonzus zitten in
de verpleging. Trouwens, ook an
dere familieleden van Jeroen
Meijering zijn op de een of andere
manier betrokken bij de zorg.
Waarom? „Ik denk omdat we iets
willen betekenen voor onze mede
mens. Er is bij de Meijeringtjes
kennelijk sprake van overontwik-
kelde zorggenen. Ik heb daar
nooit zo over nagedacht. Maar je
kunt je natuurlijk wel voorstellen
hoe familiebijeenkomsten verlo
pen. Aanvankelijk nog wat rustig,
maar daarna vliegen de calami
teiten en alles wat daar bij komt
kijken over de tafel. Dan is het
echt zoiets van 'wie biedt meer'."
Het gaat om waardering
De brandweer is veranderd onder
zijn leiding. Bijna vijf jaar gele
den volgde hij commandant Jan Brug-
geman op, toen de enige beroeps
brandweerman bij de brandweer van
Terneuzen. Na de komst van Meije
ring ging het hard. Het korps telt in
middels dertien beroepskrachten. Dat
moest ook wel want de druk op het
hulpverleningsapparaat groeide snel.
De rampen in Enschede en Volendam
leidden tot aanscherping van de re
gelgeving en vereisten nauwgezette
controles, de veiligheid in de Wester-
scheldetunnel - toen in aanbouw -
vergde veel aandacht en dan speelden
ook zaken als rampenplannen voor de
chemische industrie in de Kanaalzone
en de veiligheid van de scheepvaart op
de Westerschelde en het Kanaal Gent-
Terneuzen. Meijering maakte over
uren en deed dat met veel genoegen.
Want, ach, een brandweerman staat
nu eenmaal dag en nacht klaar, al had
hij af en toe de aanvechting al die pa
pieren rompslomp in de hens te ste
ken.
Het brandweerkorps van Terneuzen
bestond uit iets meer dan honderd
man; na de herindeling groeide het
korps uit tot zo'n 230 man. En als er
geld is, moeten er zo snel mogelijk nog
wat extra beroepskrachten bij. Want
de brandweer van vandaag is de
brandweer van vroeger niet meer.
Meijering: „We zijn momenteel volop
aan het afrekenen met het imago dat
we ooit zelf hebben gecreëerd. Dat
beeld van fanatieke mannetjes die bij
een alarm in hun overall op de fiets
komen aanracen, zo van hun werk.
Mannen, die vol enthousiasme op een
brand af gaan, die met succes blussen
om zich vervolgens in de kantine van
de kazerne vol te gooien met bier. Die
tijd is voorbij. Er komt nu veel meer
op ons af. Denk aan de begeleiding
van bestemmingsplannen, van bouw
projecten, van vergunningen, van
rampenplannen, de chemische
industrie, de scheepvaart, de grens
overschrijdende contacten met
Vlaanderen, de vestiging van een al-
coholfabriek bij Sas van Gent. Nu al
moet de brandweer meepraten over de
kanaaltunnel bij Sluiskil, ook al
wordt die pas in pakweg 2008 in ge
bruik genomen.
„We zijn in Terneuzen wat dat betreft
nog niet helemaal op orde. Maar de
omslag is gaande. We bemoeien ons
met de veiligheid op alle niveaus, van
café tot chemisch bedrijf. Weet je wat
het is? We leven in een gebied met een
foto Mechteld Jansen
Naam: Antonius Jeroen Meijering
Geboren: 3 april 1968, Utrecht
Opleiding: Middelbare Bosbouw en Cultuurtechnische School in Velp, Hogere Beroepsopleiding
Verpleegkunde in Utrecht, Nederlands Instituut Brandweer en Rampenbestrijding (niveau
hoofdbrandmeester), momenteel volgt hij de opleiding Master of Crisis en Disaster Management
Loopbaan: van 1991 tot 1995 ambulanceverpleegkundige/brandweerman bij de brandweer in
Vlissingen, daarna tot eind '98 ondercommandant van de brandweer in Deurne en sinds 1 januari
1999 commandant van het brandweerkorps Terneuzen.
kleine kans op hele grote incidenten.
Bij het vrijkomen van een giftige gas
wolk zijn de effecten binnen een paar
minuten merkbaar. Dan kom het
vooral aan op kennis van zaken. Dan
zul je aan risicobeperking moeten
doen, eventueel aan evacuatie en al
die dingen daaromheen. Op zo'n mo
ment is het meer dan alleen maar blus
sen en eventueel slachtoffers bergen.
De samenleving moet nog wennen aan
de brandweer nieuwe stijl. „Neder
landers vinden het allemaal maar
vanzelfsprekend wat wij doen. Maar
van de achtergronden weten de mees
te mensen helemaal niets. Kijk, als je
in Turkije woont en geen werk kunt
vinden, ga je bij de brandweer. In
Duitsland ben je als brandweerman al
wat en in Amerika sta je in hoog aan
zien. Daar beseffen de mensen dat
brandweerlieden iets doen, wat ze zelf
niet durven. Ik zeg altijd maar: wij
gaan ergens op af, waarvoor andere
mensen wegrennen. Het gaat om
waardering. Het vak is gecompliceer
der geworden, stelt hoge eisen aan de
brandweerlieden. En dan moet je die
niet langer wegzetten als 'spuitgas
ten', als iets heel gewoons. Want het is
niet 'heel gewoon' als je kijkt naar de
zware trainingen, cursussen, de inzet
én de instelling van onze mensen. Ga
er maar eens aanstaan: dag en nacht
oproepbaar zijn, altijd klaar staan.
Het is een enorme verantwoordelijk
heid, dat dienen ook bestuurders ter
dege te beseffen. Want je moet oppas
sen dat je al die vrijwilligers bij de
brandweer niet te veel verantwoorde
lijkheid in de schoenen schuift. Je zult
wel in hen moeten investeren en ook in
beroepskader, in beroepsmensen die
de voorwaarden scheppen om die vrij
willigers hun werk op niveau te laten
doen. Die moeten geen zaken als on
derhoud, het voorbereiden van oefe
ningen en allerlei andere rompslomp
aan hun hoofd hebben. Die moeten
lekker doen waarvoor ze bij de brand
weer zijn gegaan: hulpverlenen. Punt
uit."
Ooit was hij de jongste ambulance
verpleger van Nederland, op z'n ne
gentiende was hij ook al brandweer
man en toen hij op 1 januari 1999 aan
de slag ging bij de brandweer in Ter
neuzen was Jeroen Meijering (inmid
dels 35) precies drie maanden de jong
ste brandweercommandant van
Nederland. Drie maanden ja, dat
heeft hij precies bijgehouden.
„Het is een prachtbaan. Het ene mo
ment zit je met bestuurders te praten
over de financiering van de tunnel
brandweer en over allerlei rampen
plannen, het andere moment sta je,
zoals afgelopen zondagochtend, bij
een zwaar ongeval op de Tractaatweg
bij Axel, waar drie zwaargewonde
jongelui uit een verongelukte auto
moeten worden gehaald. Of ik al die
ellende meer naar huis neem? Dat
moet je niet doen, vind ik. Goed, mijn
vrouw Carolien is als verpleegkundi
ge sowieso goed op de hoogte van die
dingen, dus kun je er dat wat gemak
kelijker over praten, maar in principe
houden we het beperkt. De twee jon
gens, Koen en Martijn, weten niet be
ter dan dat papa aan het werk is. En
wat voor werk dat dan is, zal ze een
zorg zijn."
„We werken nu al een paar jaar met
een BOT, een bedrijfsopvangteam,
dat brandweerlieden zonodig bege
leidt als zich na een uitruk psychische
problemen voordoen. Vergeet niet dat
brandweerlieden veelvuldig worden
geconfronteerd met situaties, die een
burger misschien één, twee keer in z'n
hele leven tegenkomt. We passen niet
voor niets een zorgvuldige selectie toe
bij het aantrekken van nieuwe men
sen. Je kimt nog zoveel oefenen op ca
lamiteiten, maar de geur, het gekerm
en al die andere dingen er omheen - die
hele impact van zo'n ongeluk - ervaar
je toch alleen maar in de kille praktijk.
Dan hoor je sommige jongens, als ze
tot het korps toetreden, wel roepen
dat ze geen enkele moeite hebben met
een beenbreuk.ja, tot ze ermee wor
den geconfronteerd en ontdekken dat
aan zo'n been ook een mens vastzit.
Daarom is het groepsgevoel, de team
geest, van enorm belang. De één be
strijdt graag een brand en is daar goed
in, terwijl z'n collega misschien beter
tot z 'n recht komt bij ongevallen .Zon
der dat je ze die specifieke taak toe
schuift, hou je daar wel rekening mee
bij een uitruk. Niet voor niets wordt
tijdens de opleiding van de bevelvoer
ders eenderde van de tijd besteed aan
sociale vaardigheden. Vroeger was
dat anders, toen werd daar nauwelijks
aandacht aan besteed."
Nieuw is ook de agressie, waarmee
brandweerlieden vandaag de dag
worden geconfronteerd. Daarover
circuleren alarmerende cijfers. Een
enquête wees uit dat van de zevenhon
derd ondervraagde beroepskrachten
78 procent vindt dat het geweld toe
neemt. 24 procent noemt de agressie
zelfs onbeheersbaar. Meijering: „Het
is vooral een probleem in de randstad,
maar ook wij worden er in toenemen
de mate mee geconfronteerd. Mensen,
die woedend reageren op onze afzet
tingen bijvoorbeeld. Maar ook bij de
ontruiming van bijvoorbeeld
xtc-laboratoria zijn we bp onze hoé-
de; je kunt voor enorme verrassingen
komen te staan. In zo'n geval laten we
het in eerste instantie aan de politie
over."
Er wacht alweer een vergadering over
rampspoed en ander leed. Jeroen
Meijering rept zich haastig derwaarts,
in z'n rooie commandowagentje.
Wout Bareman
Onraad! Het dier richt zijn kop op, loert
over het wateroppervlak van de Bies-
vosch. Ai, vreemd volk. Wegwezen, kop on
derwater. Nog even komt de bruine pelsrug
«oven en dan zakt het lijf weg. Een stevige,
spetterende klap op het water met die aan
doenlijk bruine flapstaart en foetsie is hij
Dag meneer of mevrouw beverHet grootste
Knaagdier van West-Europa keerde in 1988
terug in Nederland en blijkt daar sindsdien
Wtstekend te gedijen.
'Het was een mooie najaarsdag in 1988. Mi
nister Braks had haast. Hij moest gauw te-
rugnaar Den Haag, had het druk met kabel
jauwvissers en melkquota. Maar 's morgens
kon hij wel even naar het hart van de Bies-
wosch komen om daar een aantal bevers uit
'e zetten.
Ket was een proef voor vijf jaar. Braks
5jocht de eerste van tien immigranten uit de
DDRloslaten. Kosten 1500 D-mark per
Jjuk, want in het toen nog communistische
Oost-Duitse arbeidersparadijs wisten ze
j van prijzen. De kosten werden betaald
"oor het Wereld Natuurfonds. Zo kwam het
'grootste knaagdier van West-Europa terug
onze natte delta. Nederland was weer een
?®uffelbeest rijker.
1988 begon de nieuwe zegetocht van de
verin de lage landen. Soms integreren
leren beter dan mensen. Dat geldt zeker
'oor de bever. Nu, in 2003, vijftien jaar later
reeft de bever zich in heel het westelijke ri
vierengebied verspreid. Van Andel in het
,!®ten tot voorbij Alblasserdam in het wes-
jAls de bevers bij Alblasserdam de hoek om
'JKen, zien ze de Van Brienenoordbrug. Zo
erzitten ze al", aldus boswachter Dirk Feij
an Staatsbosbeheer. „Bovendien is het dier
Wrouwd geraakt met mensen: waterspor-
,ers en bevers schrikken niet meer van el-
aar. Het dier gaat gewoon zijn gangetje en
o watersporter zegt: hé, een bever."
ar die ene ochtend met minister Braks
vijf jaar voorbereiding vooraf. Bos
wachter en beververkenner Feij: „In die tijd
was de bever een ambtelijk project en er wa
ren heel wat rapporten geschreven eer het
zover was. In Oost-Duitsland ging het ook
niet zo makkelijk. Ze stelden als voorwaar
de dat we de bevers met de hele familie tege
lijk afnamen."
De Oostduitsers adviseerden Staatsbosbe
heer ook om voor de bevers een kunsthol te
maken. Feij: „Met een hekje ervoor dat ze
door moesten knagen voor ze echt de vrij
heid kregen. Zo konden ze aan de nieuwe
omgeving wennen. Er waren er bij die dat
hekje na een dag al weg geknaagd hadden,
andere dieren bleven weken in dat kunst
hol." Het was afwachten wat er zou gebeu
ren.
Dirk Feij: „Wij kunnen wel zeggen: de Bies-
bosch is een goed bevergebied, maar dat
moet de bever toch zelf ook ontdekken. Al
snel bleek dat de omgeving levensvatbaar
was." Staatsbosbeheer kon de omzwervin
gen van de dieren volgen omdat sommige
beesten een zendertje in hun buik hadden.
Feij: „Eerst hadden we daar moeite mee,
zo'n beest opensnijden en dan dat apparaat
je erin, zo groot als een pakje sigaretten,
maar zo wisten we wel waar ze bleven, ten
minste zo lang de batterij werkte. Dat was
ongeveer veertien maanden." De bevers
kregen ook een metalen plaatje in het oor:
„Op een dag, nog niet zo lang geleden, zagen
we een bever die zeventien jaar oud was.
Eentje van de eerste uitzetting. Dat wisten
we door dat plaatje."
Na de minister kwam ook prins Bernhard
als erevoorzitter van het Wereld Natuur
fonds nog een keer een lading bevers uitzet
ten. Feij: „Daardoor kreeg die bever enorm
veel publiciteit. We waren daar aanvanke
lijk een beetje huiverig voor. We wilden die
drukte niet. Achteraf gezien heeft het
enorm geholpen. En bovendien, de bevers
hadden er geen last van. Door alle publici
Bever in de Biesbosch
teit kregen we veel meldingen van water
sporters. We merkten dat mensen het heel
leuk vonden." Staatsbosbeheer doet ook
niet meer geheimzinnig over de plaatsen
waarde bevers hun burchten hebben. Feij:
„Iedere recreant die regelmatig in de Bies
bosch komt, kan je wel plaatsen aanwij
zen." De bever is nu een nationaal troetel
dier. Om die status te bereiken moet je
doorgaans eerst martelaar zijn geweest.
Mensen zien andere zoogdieren nu eenmaal
als bedreiging en slaan erop. Zo ging het ook
met die andere publiekslieveling, de zee
hond. Eerst als visrover geslacht door pre
miejagers, vergiftigd door chemicaliën om
vervolgens weer notagewijs en met veel lief
de te worden binnen gehaald. Afrika kent de
wildsafari's. In IJsland kun je op walvissa
fari. Vanuit Drimmelen en Hank kun je met
foto Jacques van der Neut/GPD
een elektronisch aangedreven fluisterboot
'Bevertochten' maken.
De bever was er in het moerassige Neder
land misschien wel eerder dan de Batavie
ren. Lang hoorde de bever bij het ongedierte
en gaf hij zijn huid als handelswaar, want de
pels van het beest leverde een warme jas. In
arme tijden is dierenliefde een luxe. De
geurstof waarmee de bever zijn territorium
markeert werd verhandeld. Mensen vonden
bevers een lelijke knager die bomen verniel
de en akkers leeg snoepte. In 1825 werd vol
gens de archieven de laatste bever bij Zalk
aan de IJssel vermoord. Of het waar is? Hoe
dan ook, de Franse schrijvende broers Ed-
mond en Jules de Goncourt vinden Neder
land in 1861 nog een paradijs voor bevers. In
die tijd is de bever wel uitgeroeid in Enge
land en Italië. In de 19e eeuw verdween de
bever uit veel andere Europese landen. En
kele kleine populaties bleven over: langs de
Elbe en langs de Rhone. In het begin van de
20ste eeuw waren er door overbejaging in
heel Europa en Azië nog maar 1200 exem
plaren over. In 1922 begonnen de eerste her
introductieprogramma's. Nu is het aantal
gegroeid tot bijna 450.000. Het dier komt
vrij algemeen voor in grote delen van Cana
da en de Verenigde Staten.
Bevers zijn natuurarchitecten. Dat zit hem
in de voeding. Een bever leeft van boom
bast. Soms eet het dier ook kruiden of wor
tels, maar de bast van wilgenbomen is zijn
lievelingseten.
Dirk Feij: „Soms de bast van een es of een
populier, maar 90 procent van wat de bever
eet, is wilg. Het dier is in staat om een popu
lier van veertig, vijftig jaar oud en meer dan
een meter dik om te knagen. Dat doet-ie in
stinctmatig. Hij wil de bast van de takken
bereiken, dus moet de boom om."
Wie goed oplet, kan de knaagsporen van de
ze dieren zien. Dammen bouwen de bevers
in de Biesbosch niet. Dat doen ze alleen om
water vast te houden, en in de Biesbosch is
water genoeg. Bevers doen ook aan 'wo
ningbouw'. Ze bouwen burchten, hun
schuilplaatsen. Ze slepen met takken en
modder en maken daar een heuvel van een
paar meter doorsnee, met een holle ruimte
binnenin. Dat is de slaap-, kraam-, en fami
liekamer. Bevers leven paarsgewijs en ken
nen geen echtscheidingsregeling. Mannetje
en vrouwtje blijven een leven lang bij el
kaar.
De Biesbosch telt zestig beverburchten. Ze
bevinden zich vrijwel altijd langs de be
groeide oevers, gecamoufleerd door over
hangende bomen. Boswachter Feij: „Ui
terst beschut en veilig. Die modder wordt zo
hard als gewapend beton. De ingang be
vindt zich onder water. Er kan geen ander
beest in dan de bever."
In de periode najaar 1988 tot najaar 1991
werden in totaal 42 uit de Elbe afkomstige
bevers in de Biesbosch uitgezet. De eerste
jaren verliepen moeilijk. De bevers gingen
net zo snel dood als ze uitgezet werden; ze
kregen allerlei ziekten, kwamen onder een
auto, raakten gewond door rondslingerende
vishaken, werden gestrikt door boeren, ge
kooid door muskusrattenvangers of dood
gebeten dooreen huishond. Middenjaren
'90 ging het beter. Nadien is het aantal ge
staag toegenomen. Boswachter Feij schat
dat er nu honderd tot honderdvijftig bevers
in de Biesbosch huizen: „Precies durf ik het
niet te zeggen, maar volgend jaar gaan we er
een uitgebreide volkstelling houden."
In 1995 vertrok de eerste bever om zich bui
ten de Biesbosch te vestigen. De bevers krij
gen baby's en dat blijken nomaden. Ze
zwemmen kilometers door de rivieren.
Langs Maas, Waal, Rijn en Lek. Tot in de
grachten van Dordrecht duiken bevers op.
Ook bij Lage Zwaluwe en bij Geertruiden-
berg zijn al bevers waargenomen.
Elders in Nederland groeien er ook nieuwe
bevervolken. In Flevoland ontsnapten van
af eind 1990 bevers uit het Natuurpark Le
lystad. Sindsdien is een kleine populatie
ontstaan, die zich langzamerhand over Fle
voland verspreidt. Vanuit Duitsland vestig
den zich vanaf eind 1992 enkele bevers in
het stroomgebied van de Maas in Limburg.
Een aantal van de dieren werd doodgere
den, maar toch houden zich verspreid over
de provincie nog enkele bevers op. In het na
tuurgebied de Gelderse Poort achter Nijme
gen werden vanaf 1994 bevers uitgezet.
Als de bevers in de Biesbosch en in de rest
van Nederland zich in het huidige tempo
blijven voortplanten kunnen we er in 2010
volgens deskundigen zowat vijfhonderd te
gemoet zien. Komt er ooit wat van de Ecolo
gische Hoofdstructuur terecht, die mooie
groene natuurzones, dan zullen dat er nog
veel meer worden. Dan is het wachten op de
eerste bever die uw sierwilg op het gazon
omlegt.
Paul de Schipper