PZC Dat beeld van huishoudster hangt een beetje om me heen Riek Schagen, op naar de honderd zaterdag 8 november 2003 Frietlied Spitsuur 'o,1 Frietkot legt het loodje Frieten haalt de Belg niet bij de snackbar, maar bij het frietkot. Het zo Belgische fenomeen dreigt echter te verdwijnen. De omgebouwde stadsbus; de caravan met ketel vet en het schots en scheve frietchalet voldoen niet meer aan de mo derne eisen op het vlak van brandveiligheid en hy giëne. Een verlaten frituur in de buurt van Bastogne. Jean-Claude Boutard legt zijn han den op zijn ronde buik. Daar komt de naam van zijn zaak vandaan, legt hij lachend uit. 'Le p'tit bedon', het betekent zoveel als 'het buikje'. Zijn frietkot langs de weg van Bastogne naar Marche-en-Famenne, is een bonte verzameling oude troep. Al 40 jaar staat de houten keet langs de N4 in Grune (Nassogne)Het tocht er vre selijk. Het deert Boutard niet. „Lek ker toch, die frisse Ardense lucht." Roestige stoelen aan wankele tafels; vergeelde vitrages, schilderijen van bloemen en kastelen aan de wand. Het terrein achter de frituur ligt bezaaid met oud ijzer. Boutard woont in een caravan achter het frietchalet. Voor de deur staat een Mercedes te koop. Zeven jaar runt Boutard de zaak nu. „De gemeente durft mijn vergunning niet in te trekken. De frituur maakt deel uit van het patrimonium van Grune", zegt hij zelfverzekerd. „Vroeger", herinnert de frituuruitba- ter zich, „stonden langs deze weg wel dertig van dit soort chalets. De hele route was bezaaid met frituren en res taurants. Het werd de 'La route des frites' (de frietenroute) genoemd. Dan spreek ik over ruim twintig jaar gele den, vóór de aanleg van de autosnel wegen E2 5 tussen Luik en Luxemburg en E411 tussen Brussel, Namen en Luxemburg." Anno 2003 is er weinig meer over van de frietcultuur langs de N4. Een lege frituur, een houten schuur ter hoogte van Hubermont met het bord 'fermé' Frituur Le P'tit Bedon (gesloten) achter het raam, herinnert aan vervlogen tijden. Onkruid groeit voor de deur. De diepe gaten in de de solate parkeerplaats staan vol water. Het Belgische frietkot wordt met uit sterven bedreigd. Steeds vaker weige ren gemeenten om de vergunning te verlengen. Het frietkot past niet lan ger in het straatbeeld en voldoet niet meer aan de moderne eisen op het vlak van brandveiligheid en hygiëne. Doodzonde, vindt het Vlaams promo tiecentrum voor agro- en visserij mar keting (VLAM). In de weeklvan de friet, van 1 tot 7 december, vraagt de organisatie aandacht voor de ouder wetse frietkraam. Bekende Belgen zo als acteur Michael Pas en zanger Joost Zweegers rijden dezer dagen in gele mini-Coopers (de 'frietmobiel') rond met daarop de slogan 'Ik kom van de frituur' om op die manier het ouder wetse Belgische frietkot te promoten. Uit de radio schalt geregeld een speci aal voor de gelegenheid gemaakte re clamespot: het 'frietlied'. In Nederland wordt vaak laatdun kend gedaan over de aftandse cara vans, omgebouwde autobussen en bouwvallige chalets; in België maakt het frietkot deel uit van het culturele erfgoed. Al in 1862 zou in Antwerpen het eerste frietkot hebben gestaan. Volgens Paul Ilegems, hoogleraar aan de Koninklijke Academie voor Scho ne Kunsten en bezieler van het friet- kotmuseum op de Groenplaats in Antwerpen, staat het frietkot sym- vers, hoe vet en hoe lekker de frieten zullen zijn. Heel anders dan bij McDo nalds, waar de frieten altijd dun en slap zijn." Beatrice Simon bakt dikke, stevige frieten. De ramen van haar knalgele bus zijn beslagen. Binnen hangt de zoete, weeïge geur van versgebakken patat. Haar assortiment sauzen is enorm: van de typische zurige Belgi sche mayonaise tot aioli (knoflook); van tomatencurry tot de pittige an- dalouse. Een viandel heet hier een krokidel. En een gehaktbal wordt ge serveerd met 'sauce Lapin', de op tra ditionele wijze met azijn, uien en stroop bereide konijnensaus. Simon - opgestoken geblondeerde ha ren en een blauw wit gestreept schort om - heeft het druk. Het is spitsuur in frituur Marsipulami - genoemd naar het bekende Waalse stripfiguurtje - langs de autosnelweg E25, vlakbij het industrieterrein van Bastogne. Simon runt de zaak samen met haar man en dochter. „We doen nog allefc zelf. Schillen, snijden en bakken", zegt ze trots. Problemen met de gemeente heeft ze nog niet zegt ze. „Maar ik weet dat ze ons het liefst allemaal in een bakste nen pand zouden stoppen. Nee, ik zie dat niet zitten. Laat mij maar hier mijn werk doen." Ze drukt op een knop. Met een diepe zucht gaat de deur van de bus open. De volgende klant komt binnen. Zo gaat dat de hele dag door. Elke dag, uitgezonderd zon en feestdagen, van elf uur 's ochtends tot acht uur 's avonds. Non stop. Pascale Thewissen bool voor de Belgische mentaliteit. Het frietkot is ook een van de weinige dingen die Vlamingen en Walen met elkaar gemeen hebben. De oude, verbouwde bus met een ketel vet erin, zomaar ergens neergezet, het getuigt volgens hem van anarchisme. Een Belg is altijd op zoek naar de ma zen in de wet; is wars van elk gezag en heeft nog nooit van bouw- en woning toezicht gehoord. Daarvan getuigt de ruimtelijke (wan)orde. De frietcultuur van de Belg verschilt ook grondig van die van de Nederlan der. „Een Belg", schrijft Ilegems in zijn vorig jaar verschenen Volkomen Frietboek, „is bescheiden, voelt zich niet moreel superieur. Heel anders dan de Nederlander, die naast zijn schoenen loopt en doorgaans van zichzelf vindt dat hij gelijk heeft. En zie: waar een Belg zijn frietje haalt bij een frietkot om de hoek, gaat de Ne derlander naar de snackbar met ver gunning." In Nederland is het nauwelijks denk baar dat iemand in zijn voortuin een frituur neerpoot. In België is het de normaalste zaak van de wereld. Neem bijvoorbeeld Friterie Marcel, langs de N63 in Nandrin. Pal voor zijn riante woning in aanbouw heeft hij een hou ten chalet neergezet. Hij doet goede zaken. In amper vijf minuten tijd stoppen er zes auto's om een 'pakske friet' te bestellen. Een houten hokje, langs de oprit van het woonhuis, doet dienst als toilet. „Een frietkot", vindt Ilegems, „is een avontuur. Je weet nooit hoe dik, hoe o.l 0£t UCAiNE BOl/tfrrEh-LAFlN t F HIT ES - r oL-tKu-VTNT FRiTÏS 5J€ tFRim 5.5C GOUtACH F RITE5 VltlNDELLt \CERVELAS POUUCfOL ij rz.i&FNE j,s siro 1,8€ w i o,ïë &K&tfïfEs-°>***"ijtMctotuEnE-rouLeri jg spga TflRDE O I Mot4»Err£3-A4lVKeNltjg|!ji./$C?t>gTf£-U'AWDE it I M I - h HuP-cvany 0,%» Mtc»erres *oit/trre.F*otsutm If - n.p-roMATf n.Hfl Ir 7\a De menukaart van frituur Chez Marianne Een 'ongelooflijk rijk' leven heeft ze. Riek Schagen, bekend van veel méér dan al leen haar rol als 'Saartje van Swiebertje'. Op 15 november wordt ze, goedgemutst als altijd, negentig jaar. Vanuit het Gelderse Vorden meldt ze monter: „Niet zeuren, op naar de honderd." "Zeg maar Riek, al dat ge-mevrouw, daar word ik maar chagrijnig van en dat wil ik nou net niet wezennooit. Het leven heeft zoveel leuks, als je je kansen maar pakt én een beetje geluk hebt. Heb ik gekregen, wat een voorrecht. Een machtig leven heb ik. Ongelooflijk rijk. Het begon niet zo best, dat klopt. Begin vo rige eeuw. We woonden in Amersfoort. Toen 'k een half jaar was, verhuisde ik met vader en moeder, twee zusjes en een broertje naar Amsterdam. Moeder was werkvrouw, vader rangeerder bij het spoor. In Amsterdam deed hij mee aan de grote spoorwegstaking Van- nou ja, dat jaartal dat weet ik niet meer. Maar het gevolg wel: hij kreeg geen werk meer en dat betekende nog meer ar moede in ons arbeidersgezin. Zes kinderen zijn er nog bijgekomen in dat kleine huisje twee hoog achter; ik was de vu 'n ril Vler zijn er nu overleden en den niet eens de oudste. Arm waren we, zeker, maar ook rijk ondanks alle ellende, ader zong in het mannenkoor; ik zie me n°g zitten op zijn schoot als hij ons voor- z°ng. Hij is jong gestorven, een goede man. op mijn twaalfde werd ik kindermeisje. est ik zeggen dat ik veertien was, want O'genlijk mocht ik nog helemaal niet wer en. Maar ja, dat geld hè, dat hadden mijn ouders hard nodig. oneelspelen, dat vond ik als jong ding al eerlijk, even uitbeelden wie je niet bent, maar wel wilt zijn. Ontsnappen aan het da gelijks leven, dat was het misschien wel. Met mijn zusters speelde ik amateurtoneel en daar kwam ik Dotje van Dalsum tegen, ja inderdaad, de vrouw van de grote Albert. Zij zei: 'Riek, als er ooit een rolletje voor je is, dan vraag ik aan Dallie, mijn man, of jij dat mag spelen.' Ze heeft woord gehouden en ik weet het nog, als de dag van gisteren. Eén zinnetje mocht ik zeggen, in Maria's bood schap van Cloudel, een droevig stuk. Non speelde ik. Om half acht 's avonds zat ik al klaar in mijn kostuum, om half elf pas moest ik op, voor die ene zin, na Albert van Dalsum die aan me vroeg: 'Wat zoekt gij, zuster?' En dan ik: 'Ik zoek bloemen om tussen haar handen op het graf te leggen.' Dat was niet moeilijk maar ik deed het kennelijk goed, want toen ik afkwam zei Van Dalsum met die zware stem van hem: 'Wat heb je dat móói gezegd, Riek'. Dat was het begin. Toen had ik het toneel geroken, voorgoed. Na de oorlog heb ik een soort examen ge daan in Allerzielen, een stuk van Herman Heijermans, met als tegenspeler Hans Tie- meyer. Ik slaagde en warempel, toen was ik actrice, actrice bij het Amsterdams-Rotter dams toneel, terwijl ik al die jaren daarvoor met plezier kindermeisje en werkvrouw was geweest. En dan zie ik weer mijn moeder, zelf altijd werkvrouw geweest, die toen zei: 'Riek, meid dóe het, anders blijf je je hele le ven poetsen.' Goed hè! Ze is mijn grootste fan geweest; 84 was ze toen ze stierf. Al die toneelstukken, die films, tv-series. De mensen kennen me vooral als Saartje van Swiebertje, als de brave huishoudster die alles regelde, in die gezellige huiskamer waar Swieb en Malle Pietje de draak staken met Bromsnor. Ik heb het graag gedaan, ze ventien jaar lang, en ik ben er bekend door Riek Schagen foto Ab Hakeboom/GPD geworden en heb mede daardoor een prachtleven gehad, maar Saartje heeft echt niet mijn leven bepaald. Ik heb veel méér ge speeld. In de film Fanfare, met Albert Mol en Hans Kaart, Keetje Tippel; Kaas, van El- schot; Ciske de Rat, met Kees Brusse; Op Hoop van Zegen; de Kleine Waarheid, met Willeke Alberti; De Vliegenvanger van Steinbeck, allemaal heerlijke rollen, het zijn er met elkaar wel honderd geweest. In het begin deed ik in de meeste stukken huishoudelijk werk, maar later heb ik van alles gespeeld, verpleegster, koningin zelfs. Maar ja, dat beeld van de dienstbare huis houdster, dat hangt wel een beetje om me' heen. Kwam ook omdat niemand zulke rol len wilde spelen. Ik wel, wat gaf mij het. Ik was erbijbij het toneel, daar ging het me om. Ik noemde net dat stuk De Vliegenvan ger. Toen kreeg ik echt een fijne recensie: 'Dat een actrice zo natuurlijk de as kan weg vegen bij de kachel.' Geen kunst, ik had als werkvrouw jaren niets anders gedaan. Ja, commercieel ben ik ook gegaan, dat kun je wel zeggen. Dertig jaar geleden belde Jan de Jong me op, de directeur van Sorbo. Dat ken je toch wel, dat zinnetje: 'Sorbo hier, Sorbo daar, Sorbo is uw hulp in huis.' Zegt Jan: 'Mevrouw Schagen - het werd al gauw Riek - wilt u mijn bedrijf als Saartje aan gaan prijzen?' Heb ik gedaan, jarenlang, eerst in tv-spots, later ook in tientallen win kels toen er nog niet van die hele grote su permarkten waren. Als zo'n nijvere mid denstander dan bijvoorbeeld tien meter Sorbo had gekocht, kwam ik een middag in zijn winkel, als publiekstrekker. Met drom men kwamen ze, de mensen, de huisvrou wen, de kinderen. Ik reisde het hele land door, soms twee keer per week. Mooi werk, dankbaar ook. Tien, twaalf jaar geleden ben ik ermee gestopt toen Jan overleed. Rond mijn veertigste ben ik gaan schilde ren. Dat kwam omdat ik een jaar daarvoor mijn man had leren kennen, Bert Wester- mann, een knappe econoom, zoon van de kunstschilder Westermann. Toen ben ik ook begonnen en dat is een beetje uit de hand ge lopen. Olieverf, gouaches, tekeningen. Mys tieke abstracties noemde ik ze. Ik maakte maar wat, had nooit een voorbeeld, maar mijn werk sloeg wel aan. Tientallen exposi ties, tot in Spanje en Kopenhagen toe. Waar 'hang' ik niet? Ik ben ermee gestopt toen Bert overleed, negentien jaar geleden, op de avond vlak voordat we van Amsterdam naar Vorden zouden verhuizen waar Jan de Jong een prachtig atelier voor me had, hier aan de Enkweg. Minpunten in mijn leven? Nou, daar word ik even stil van, want zo veel zijn dat er niet. In mijn beroepsleven schiet me er maar één te binnen. Ik zou met Wim Sonneveld spelen in een stuk van Annie M.G. Schmidt, een grote rol, maar op het laatste moment ging het niet door. Huilend liep ik het theater uit, want daar verdween voor anderhalf jaar in komsten. Toen kwam Guus Oster, de direc teurvan de Amsterdamse Schouwburg, me achterna rennen: 'Riek, Riek, ik heb een rol voor je in Zacht met de Deuren, onder regie van Ko van Dijk.' Nou, toen was mijn kostje weer gekocht. Echte tegenslagen, nee die heb ik dus niet gehad. Ja natuurlijk, de dood van moeder en van mijn man, familieleden, vrienden, dat deed pijn, heel lang, maar dat maakt ieder een mee, als je zo oud wordt. Kinderen hebben we niet gekregen. Mis schien was ik er te oud voor, had ik het te druk. Bert had een zoontje uit een eerder hu welijk, die overleed toen hij zes jaar was. Daar is die goede man nooit overheen geko men. Kijk, daar hangt een tekening van zijn zoontje, heb ik altijd bewaard. Mooi hè! Méns voel ik me. Geen actrice of schilderes. Heerlijk, dat ik al die rollen heb mogen spe len, dat ik al die kansen heb gekregen en zo de mensen een klein beetje plezier terug heb kunnen geven. Dat is genoeg voor mijHet leven heeft me geschoold, het is goed ge weest, maar stoppen, nee dat hoor je mij niet zeggen. Straks sta ik op de kerstmarkt hier in Vorden, met mijn zelfgemaakte kaarten. Niet zeuren, niet klagen. Gewoon doorgaan. Op naar de honderd." Nico Hoffer De frituur van Jean Claude Boutard foto's Harmen de Jong/GPD lernTBEpwCsa, 0

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 27