Baren om de dood te overwinnen
23
Rob van Buiren,
gevangenispredikant
Zuigelingensterfte op
leveland 1800-1900
zaterdag 1 november 2003
Vruchtbaar
Je moet in mensen investeren
De omgeving waar een kind
opgroeit, is van betekenis
voor de kansen die het later zal
krijgen. En de aard van die omge
ving wordt niet uitsluitend be
paald door de ouders, maar door
de samenleving en dus ook door de
overheid. Politici hebben, tot aan
de laatste verkiezingen, de mond
vol gehad over normen en waar
den. Naar de waarneming van
Rob van Buiren is de belangstel
ling voor dat onderwerp sterk af
genomen vanaf het moment dat
het fluweel was veroverd. Hij ziet
in de plannen die bij de rijksbe
groting voor het komend jaar ho
ren, weinig veelbelovends als het
erom gaat kansen voor iedereen te
creëren. „Er wordt gezegd dat ie
dereen moet meedoen en tegelij
kertijd worden er maatregelen ge
troffen waardoor mensen worden
uitgesloten."
De voorbeelden liggen, op zijn di
recte werkterrein en daarbuiten,
voor het oprapen. „Ik zie het gebeu
ren. Een man die enkele jaren heeft
vastgezeten, staat op enig moment,
met een vuilniszak waarin zijn hele
hebben en houwen zit, buiten de
poort. Hij heeft geen huis, geen werk.
Hoe zou die zich nou moeten handha
ven buiten de gevangenis, waar hij
zijn tijd heeft uitgezeten zonder dat er
iets is ondernomen om hem weer in het
spoor te krijgen. Mensen halen de ver
schrikkelijkste dingen uit waarvoor
ze gestraft moeten worden, maar je
schiet er helemaal niets mee op als dat
het eind van het verhaal is. De over
heid wil blijkbaar niet zien dat je moet
investeren om vooruitgang of winst te
boeken."
„Gezinnen met een laag inkomen ra
ken, doordat in wilde weg wordt be
zuinigd, in de situatie dat de kinderen
niet meer aan sport kunnen doen of lid
kunnen zijn van een vereniging. Ie
dereen moet meedoen, maar het wordt
hele groepen vrijwel onmogelijk ge
maakt dat waar te maken. Hoe kun je
nou toch verwachten dat mensen die
naar de rand van de samenleving wor
den gedrongen enthousiast blijven
deelnemen aan het maatschappelijk
verkeer."
„Uitgeprocedeerde asielzoekers, die
geen kant opkunnen, niet mogen wer
ken of wonen en ook niet worden uit
gezet, wat moeten die mensen? De re
gering is immoreel in haar benadering
van die mensen. Hoe kan van hen wor
den verwacht dat ze zich aan de spel
regels houden?
De overheid verspeelt zelf het recht
van spreken over de inrichting van de
maatschappij. Ze is niet geloofwaar
dig. Natuurlijk zal er moeten worden
bezuinigd, maar doe dat dan op de
goeie plek. De klappen vallen nu aan
de onderkant waardoor mensen het
gevoel krijgen dat ze geen waarde
meer hebben. Dat is gevaarlijk. Wie in
die situatie raakt, zal niet zo makke
lijk het gevoel ontwikkelen medever
antwoordelijk te zijn voor zijn of haar
omgeving."
Rob van Buiren dient niet te worden
ingedeeld in de zacht-sectorale sector.
Hij kan zich grondig ergeren als hij in
de gevangenis gedetineerden tegen-
De discussie, die alweer enige tijd geleden op
laaide over het thema normen en waarden,
lijkt te zijn verflauwd. Dat zal eerder komen door
dat thema's aan mode onderhevig zijn dan door
dat er een verbetering is ingetreden. Het jatten
van fietsen wordt nog altijd gezien als een soort
volksvermaak. Wie met een inbraak te maken
krijgt, kan op z'n best op de vluchtige belangstel
ling van de politie rekenen. Dat geef het gevoel dat
de overheid via een wisselend gedoogbeleid dan
eens de ene vorm van criminaliteit en dan eens de
andere legitimeert.
Wangedrag in het verkeer, wegkijken als geweld
wordt waargenomen; het gaat om verschijnselen
in de marge van een verruwende en verhardende
maatschappijdie onder meer wordt gekenmerkt
door individualisering en onverschilligheid. De
redactie van de PZC besteedt aan dat fenomeen in
de komende maanden aandacht in een reeks ge
sprekken met mensen die zich bekommeren om de
samenleving. Vandaag de eerste aflevering.
foto Mechteld Jansen
Naam:
Robert Eberhard Richard van Buiren
Geboren:
1939, Rotterdam.
Opleiding:
Volgde het gymnasium en studeerde theologie in Amsterdam.
Loopbaan:
Werd in 1968 predikant van de hervormde gemeente in Deurne, gaf van 1972 tot
1973 een jaar godsdienstles aan het katholiek college in dezelfde plaats en was
van 1973 tot 1978 predikant van de buitengewone wijkgemeente in wording in
Middelharnis. Bekleedde het ambt van 1978 tot 1983 in Curasao en vervolgens
tot 1994 in Oost-Souburg. Is sinds 1994 gevangenispredikant in Torentijd in
Middelburg. Deelt zichzelf in bij de middenorthodoxie binnen de
hervormde kerk.
komt die overlopen van zelfmedelij
den. Als hij iemand ontmoet die huile
rig doet over het feit dat hij zijn
kindertjes niet kan zien, wil de gevan
genispredikant een enkele keer wel
eens uitschieten en de betrokkene on
der ogen brengen dat die niet voor de
aardigheid vastzit. En gedetineerden
die kinderen seksueel hebben mis
bruikt, daar kan hij lijfelijk afkeer
van voelen. „Soms ga ik bijna letter
lijk over mijn nek."
Niettemin, hij weet dat de gevange
nispredikant er niet is om in navol
ging van de rechter nóg eens een oor
deel te geven. En moraliseren, dat ligt
hem niet. De contacten met gevange
nen zijn wat hem betreft niet bedoeld
om lessen te geven. „Zij moeten zelf
maar zien waarom ze me willen ont
moeten, naar een gespreksgroep gaan
of naar een kerkdienst. De een zal het
als een verzetje zien, de ander komt
vanwege het geloof en heel veel men
sen met wie ik contact heb, willen
even weg uit het harde regime en op
persoonlijk niveau praten. Het maakt
mij niet uit wat de motieven zijn; daar
wordt buiten de bajes ook niet naar
gevraagd."
In het gezin waar hij opgroeide, een
middenklasse-milieu in Rotterdam,
werd niet zo expliciet gesproken over
de manier waarop een mens in het le
ven diende te staan. „De overdracht
van normen en waarden zat meer in de
sfeer. Er hingen bij ons geen tegeltjes
met teksten. Het ging om het besef van
'zo praat je niet over mensen' en 'dat
kun je niet maken'. Zonder dat het zo
werd uitgesproken leerden onze ou
ders ons dat je oog moest hebben voor
de problemen van anderen; dat je
trouw moest zijn aan je vrienden,
mensen niet zomaar mocht laten zak
ken. Het was vanzelfsprekend dat je
manier van leven verband hield met
religie, maar ook dat was niet al te na
drukkelijk. Ik vind dat er tegenwoor
dig te makkelijk, soms op een beetje
melige manier, gesproken wordt over
godsdienst. Alsof alle gelovigen al die
eeuwen een beetje in de war geweest
zijn. Over de vraag of God al dan niet
bestaat, hoef je niet te debatteren. Dat
is zinloos: het een noch het ander valt
te bewijzen. Je kunt wél vaststellen
dat religie een rol speelt in de verhou
ding tussen mensen. 'Zonde'. Dat is
meer dan alleen een moreel begrip; het
bevat een religieuze component die
nog altijd een factor vormt in de maat
schappij. Zoals de Tien Geboden iets
te maken hebben met wat wij denken
over verantwoordelijkheid van men
sen ten opzichte van elkaar, ook als je
inziet dat die geboden geen blok beton
zijn. Je moet namelijk soms vuile han
den maken en je moet soms liegen. In
een massieve vorm denken over de
Tien Geboden slaat niet op de praktijk
van het leven."
Het leven van alledag toont de gevan
genispredikant Van Buiren mensen
die grenzen hebben overschreden die
de samenleving gerespecteerd wil
zien. „Ik heb in de bajes wel geleerd
dat het vaak gaat om mensen die van
uit hun achtergrond bijna niet anders
konden dan de fout ingaan. Heel veel
gedetineerden hebben in hun jeugd te
maken gehad met misbruik en ge
weld. Zij worden opgesloten en er
wordt niets met ze gedaan. Het is een
illusie dat ze opgeknapt zijn als ze
vrijkomen. Je ziet een enorme recidi
ve. Van 1984 tot begin 2000 is het aan
tal cellen uitgebreid van 4000 tot
13000. Dat is dom; het is water naar de
zee dragen. Je kunt daar met een hu
mane blik naar kijken of het probleem
vanuit een religieus standpunt bena
deren waarbij je een begrip als 'erbar
men' hanteert. Je kunt er ook gewoon
rationeel naar kijken en dan moet je
wel tot de slotsom komen dat het eco
nomisch gezien onwijs is om niet in
mensen te investeren. Dat geldt ach
ter de deur, dat geldt ook buiten. We
zijn met z'n allen beter af als we geld,
tijd en energie steken in mensen die
zich buiten de grenzen bewegen die de
samenleving heeft gesteld. Een voor
beeld: Wij hebben nu een opvanghuis
voor ex-gedetineerden in Vlissingen.
Zoiets kost veel geld, maar het levert
de maatschappij nog veel meer op."
De wereld wordt harder en wie de
marge ingedrukt is, wordt het meest
de dupe van een cultuur van 'ieder
voor ^ich', constateert Rob van Bui
ren. Hij heeft zichzelf er wel eens op
betrapt dat hij zich afzijdig hield. Met
schroom: „Ik zat in de metro en daar
werd enorm verbaal geweld gebruikt
tegen een medereiziger. Net als alle
anderen deed ik niets. Dat is een hou
ding om je voor te schamen. Ik geloof
niet dat je je erbij moet neerleggen dat
de samenleving zich nu eenmaal zo
ontwikkelt. Destijds zijn we in Sou
burg vanuit de kerk in het geweer ge
komen tegen de dreigende uitzetting
van asielzoekers. Het is nog altijd zin
vol om, strevend naar gerechtigheid,
de publieke opinie te beïnvloeden. En
om in actie te komen."
A.J. Snel
Otto Hoogerhuis: „Vier op de tien kinderen
stierven jong." foto Willem Mieras
Meubelmaker Bastiaan Pieter de Munck en Blazina Janse uit Goes met hun twaalf kinde
ren. foto Gemeentearchief Goes
T Tie in de negentiende eeuw geboren
V werd in het westen van Nederland liep
root risico op een vroege dood. De zuigelin-
sn- en kindersterfte in dit deel van ons
mdlag hoger dan in de rest van Nederland,
he in die tijd geboren werd op de Bevelan-
en, Tholen of Sint Philipsland maakte nóg
linder kans op leven. Het sterftecijfer on
er baby's was hier lange tijd het hoogst,
'aar is niet een eenduidige verklaring voor
geven, zegt Otto W. Hoogerhuis, die on-
erzoek deed naar de zuigelingensterfte.
Verschillende factoren zijn daarop van in
bed." Hoogerhuis promoveerde vorige
eek aan de universiteit van Wageningen
0 zijn proefschrift Baren op Beveland.
ruchtbaarheid en zuigelingensterfte in
oes en omliggende dorpen gedurende de
9e eeuw.
tto W. Hoogerhuis (Renesse, 1943) woont
1 's-Gravenpolder en werkt als archiefin-
>ecteur bij de provincie Zeeland. Hij is
an huis uit' econoom, maar studeerde ook
ïschiedenis. Een 'fietsende historicus'
oemt hij zichzelf in het voorwoord van zijn
roefschrift. En al fietsend door het Beve-
mdse landschap mijmert hij 'bij deze uit-
chten al snel over hoe dit alles er in het ver
den heeft uitgezien'. Niet zo best dus en
ïker niet in de negentiende eeuw. Hooger-
uis wist uit artikelen van medici uit die tij d
an de hoge zuigelingensterfte in Zeeland
a in het bijzonder op de Bevelanden, Tho-
!n en Sint Philipsland. Zijn keuze voor het
nderwerp heeft ook te maken met een
raktische overweging: Hoogerhuis hoefde
oor het archiefonderzoek niet ver weg. Vele
herdagen zat hij al om acht uur 's ochtends
i het gemeentearchief in Goes. „Dat vergt
wel discipline", zegt hij zelf. En dat zo'n tien
jaar lang.
De hoge sterftecijfers in Zeeland - onder
meer door de Zeeuwse koortsen - werden in
de negentiende eeuw al regelmatig aan de
orde gesteld door medici. Verklaringen die
daarvoor werden gegeven hadden meestal
te maken met ecologische omstandigheden
als 'besmette lucht' of 'moerasgif'. Later
werd gewezen op de slechte hygiënische
omstandigheden. Daarnaast werd de hoge
babysterfte (meestal door diarree en dysen
terie) geweten aan de onvoldoende borst
voeding die moeders gaven. De kinderen
kregen in plaats daarvan 'dikken broodpap,
aangemengd met enkele melk en bruine
keukensuiker', zo antwoordden vier artsen
in 1863 op vragen van een bezorgde burge
meester J.H.L. Vader van Wissenkerke. De
maag van een kind kon broodpap volgens de
medici niet verdragen. Aangeraden werd
om baby's koemelk verdund met water en
wat suiker te geven. Uit onderzoek naar de
zuigelingensterfte in de negentiende eeuw
op Noord-en Zuid-Beveland, Tholen en
Sint Philipsland kwam Wissenkerke als
trieste winnaar uit debus. In dit dorp was de
babysterfte het grootst.
Koning Lodewijk Napoleon maakte zich in
het begin van de negentiende eeuw al zorgen
om het tekort aan borstvoeding. Zo vaar
digde hij op 6 juni 1809 zelfs een decreet uit
om moeders te stimuleren hun kinderen de
borst te geven. In dit decreet werd afgekon
digd dat de meest verdienstelijke huismoe
ders op Zuid-Beveland 'die alle hare kinde
ren zoogen en gezoogd hebben twee Oor
ijzers van Goud' zouden ontvangen. In
sommige plaatsen zijn deze 'zoogpremies'
ook daadwerkelijk toegekend en tijdens een
feestelijke plechtigheid uitgereikt.
De Middelburgse geneeskundige Jan Cor
nells de Man (1818-1909) was in 1853 de eer
ste die de aandacht vestigde op de hoge
sterfte onder pasgeborenen op Noord-en
Zuid-Beveland. Op basis van statistische
gegevens concludeerde hij dat de levens
kansen van zuigelingen in dit gebied aan
zienlijk slechter waren dan in de rest van
Zeeland.
In de zomer was de sterfte het grootst. Vrou
wen gingen aan het werk op het land en lie
ten de zorg voor hun baby's aan anderen
over. Gevolg: geen borstvoeding, maar 'ver
keerde' papjes, die vaak ook nog eens op on
hygiënische wijze klaargemaakt werden.
Zuigelingensterfte kwam het meest voor
binnen de arbeidersklasse.
Hoogerhuis richt zich in zijn onderzoek op
de periode 1811-1900; vanaf het begin van
de burgerlijke stand tot het eind van de ne
gentiende eeuw, toen de Zeeuwse sterftecij
fers weer in de pas liepen met die in de rest
van Nederland. Hij heeft bronnen als ge
boorte-, overlijdens-en huwelijksakten in
computerbestanden geplaatst en daaruit
gezinnen gereconstrueerd uit Goes, Kloe-
tinge, Kattendijke, Wolphaartsdijk en 's-
Heer Arendskerke. Hoogerhuis' onderzoek
resulteerde in een groot aantal tabellen en
grafieken - „Ik ben econoom, ik werk graag
met cijfers" - vol gegevens over bevolkings
groei, geboorte, sterfte, huwelijken, de tem
peraturen in warme zomers en zelfs de ge
middelde tarweprijs door de eeuw heen op
de weekmarkt in Goes. Aan de hand van al
die gegevens geeft Hoogerhuis een analyse
van de 'ontwikkeling van de 19e eeuwse
sterfte onder kinderen tot de leeftijd van 1
jaar' in Goes en omgeving. Tijdens zijn on
derzoek kwam hij erachter dat de zuigelin
gensterfte in het door hem onderzochte ge
bied in Wolphaartsdijk het hoogst was.
„Rond het midden van de negentiende eeuw
stierven daar vier op de tien kinderen voor
de eerste verjaardag. En zes op de tien voor
hun vijfde. Dat is absurd hoog."
Tal van factoren zijn volgens het onderzoek
van Hoogerhuis van invloed op de hogere
sterfte onder baby's in Goes en omgeving.
Inderdaad, er werd weinig borstvoeding ge
geven en de hygiënische omstandigheden
waren slecht. „Iedereen deed zijn behoeften
in een ton achterin de tuin. Als die vol was,
werd-ie door pa opgepakt en in de tuin uit
gestort. Dat bleef dan in warme zomers lig
gen op de keiharde kleigrond."
Een belangrijke factor in verband met de
hoge zuigelingensterfte in Goes en omstre
ken, zo concludeert Hoogerhuis, is de hoge
vruchtbaarheid onder de vrouwen. „Er was
kennelijk een druk om na het overlijden van
een kind weer snel zwanger te worden. De
wens om gestorven kinderen te vervangen
kwam veel voor. En omdat de vrouwen wei
nig borstvoeding gaven, waren ze vrucht
baarder. Wolphaartsdijkse vrouwen
brachten in de periode 1841-1870 gemid
deld 11,8 kinderen ter wereld. En hoe'meer
kinderen men kreeg, hoe meer er ook overle
den. De situatie in de onderzochte gezinnen
verbeterde in de tweede helft van de negen
tiende eeuw. Er kwam meer welvaart en
meer aandacht voor hygiëne. Aan het eind
van de negentiende eeuw weken de sterfte
cijfers, ook die voor zuigelingen, niet meer
af van de die in de rest van Nederland.
Ook de geboortecijfers waren toen fors ge
daald.
De foto op de voorkant van Baren op Beve
land illustreert op een mooie manier de be
langrijke verandering in de tweede helft
van de negentiende eeuw, zegt Hoogerhuis.
Op de foto staan meubelmaker Bastiaan
Pieter de Munck en Blazina Janse uit Goes
met hun twaalf kinderen. De foto is op 8 mei
1909 gemaakt bij hun 25-jarig huwelijks
feest. „Het is een groot, maar geen arm ge
zin; het behoorde tot de middenklasse.
Waarschijnlijk is het gezin van het platte
land naar Goes verhuisd. Je ziet dat de moe
der in klederdracht is, maar de dochters
niet. Dat is dus in één generatie veranderd.
Dat heeft te maken met het beschavingsof
fensief van de hogere burgerij in die tijd. De
middenklasse pakte dat op. Hygiëne werd
belangrijker, de welvaart steeg. De periode
1840-1850 was een zwarte periode, met ar
moe en de aardappelziekte. Vanaf 1870 ging
het langzaam aan beter."
Carla van de Merbel
Otto W. Hoogerhuis - Baren op Beveland.
Vruchtbaarheid en zuigelingensterfte in
Goes en omliggende dorpen gedurende de
19e eeuw. Proefschrift met stellingen ter
verkrijging van de graad van doctor verde
digd aan de faculteit agrarische geschiede
nis van de universiteit van Wageningen. Het
boek is verkrijgbaar bij de auteur (via 0113-
312597 of hoogerhuis@zeelandnet.nl). Prijs
€22,50.