Atte
Jongstra
Engelen en eierstrui
Kinderspel
Marjoleine
de Vos
donderdag 16 oktober 2003
Visioen
Rudy Kousbroek
bilocatie
c
Grepen uit
bibliotheek
van B abel
Vier jaar geleden verscheen van Atte Jongstra 'Hudigers
Hooglied', een vermakelijke spotzang op het welbe
kende stereotype van de Hollandse auteur die zich terugtrekt
in een F ranse plattelandsbehuizing om er ongestoord te kun
nen scheppen. In zijn nieuwe roman De tegenhanger mag
Hudiger opnieuw opdraven, ditmaal als de tweede ziel die
leeft in de borst van een zich Atte Jongstra noemende ik
figuur.
Je zou waarachtig gaan den
ken dat ook in dit geval geof
ferd gaat worden aan de almaar
voortwoekerende autobiografi
sche mode, als niet snel zou blij
ken dat deze schrijver maar al te
zeer bereid is van zijn eigen le
ven een potje te maken. Het
romanpersonage Jongstra is im
mers geen professioneel litera
tor, maar een psychiater die on
verhoeds last krijgt van zijn
eigen opstandige ziel en heel
diep moet gaan om deze weder-
strever de baas te kunnen.
Zoals dat in spookverhalen uit
de negentiende eeuw placht te
gaan, materialiseert Hudiger
alias het tweede ik zich tot een
duistere gestalte van vlees en
bloed, een dubbelganger die het
de beklagenswaardige Jongstra
behoorlijk moeilijk weet te
maken. De tegenhanger achter
volgt de psychiater als diens
lastigste patiënt, probeert me
vrouw Mary Jongstra in te pal
men, jaagt de echtelieden op de
vlucht en bezorgt ze de ene
doodschrik na de andere, ook
nadat ze zich hebben verscholen
in krek hetzelfde Franse buiten
huisje waar we een roman gele
den met Hudiger, toen nog
schrijver, kennis mochten ma
ken.
Jongstra ontdekt een grafsteen
met zijn eigen naam erop, gaat
door het lint, raakt zijn vrouw
kwijt en belandt in het roomse
gekkenhuis Pappenheim, het
laatste dankzij de diabolische
machinaties van een collega
zielknijper die hij aleerderheeft
weten te ontmaskeren als zijn
medeminnaar. Hij zal tenslotte
gelouterd opstaan en zijn helle
tocht gaan boekstaven, maar hij
heeft er wel dik voor moeten be
talen.
In het voorafgaande heb ik nog
niet eens de helft van de inhoud
gereleveerd. Dit boek loopt over
van romaneske verwikkelingen
en onvoorziene wendingen, en
bijna allemaal zijn ze ontleend
aan de grote Europese verteltra
dities, maar dan wel verkleed in
het narrenpak. Dante's panora
misch overzicht van hel, vage
vuur en paradijs, de erotische
beproevingen van Germaanse
helden als Tannhauser en Faust,
de dubbelgangersverhalen van
Hoffmann, Poe en Stevenson, ze
komen hier allemaal aan bod, al
is het soms maar bij wijze van
schalkse knipoog. Een opval
lend motief is het visioen van
een met kristallen bedekte tak
die geregeld voor Jongstra's
geestesoog opdoemt en zijn te
dere gevoelens voor Mary ver
beeldt. Het gegeven is recht
streeks ontleend aan Stendhals
studie 'Over de liefde' en dook al
eerder op in een van Jongstra's
essaybundels.
En dan hebben we het alleen
nog maar gehad over de context
van de internationale wereldli
teratuur. Veel krassere grepen
worden er gedaan uit de schat-
kamers van de Nederlandse let
teren. Er zouden pagina's te vul
len zijn met de hele en halve
citaten die Jongstra zonder
bronvermelding over zijn pu
bliek uitstrooit. Multatuli, Vest
dijk, Marsman, Kellendonk, het
zijn maar enkele van de vader
landse schrijvers die ter wille
van het komische effect worden
geplunderd. Ook de woordbe-
luste dichter Arno Breekveld,
een notoire gekkenhuisklant en
net als Hudiger een van Jong
stra's schaduwen, wordt hier
niet gespaard.
Het blijft niet bij de reproductie
van befaamde oneliners uit de
bibliotheek van Babel. Met een
genoegen dat overduidelijk
naar het satanische zweemt,
vergrijpt romancier Jongstra
zich aan de persoon van Willem-
Jan Otten, bijna zijn leeftijdge
noot maar in literair en levens
beschouwelijk opzicht zijn te
genvoeter. Jongstra, auteur van
hef encyclopedisch aandoende
Atte Jongstra
schertsboekje 'De hele santen
kraam' (dat in 'De tegenhanger'
voor een deel hernomen wordt),
heeft nooit verheeld dat hij een
afkeer heeft van collega's die
wel wat zien in een min of meer
christelijke levensovertuiging
en fanatiek getuigen dat ze het
licht hebben gezien. Sinds enige
tijd is Otten het boegbeeld van
het scheepje dat onder Jezus'
hoede vaart en in die hoedanig
heid wordt hij hier flink voor
schut gezet.
In Pappenheim loopt een ijdel,
drukdoend en kortbenig man
netje met een spuuglok rond,
Jan-Willem geheten. Het ventje
laat niet af zijn medepatiënten
aan te klampen om ze vol ge
loofsijver in de richting van het
eeuwige behoud te praten.
Daarmee werkt hij onze psychi
ater zo enorm op de zenuwen
dat die hem een bloedneus slaat.
Het verhindert de kleine missio
naris niet om voor de hele in
richting een pelgrimage naar
Lourdes voor te stellen, een van
de vele hilarische episodes in
deze roman.
Aan het vermaak, volop door
spekt met verwijzingen en on
deronsjes tussen de echte Jong
stra en zijn publiek, wil maar
geen einde komen. Bijzonder
belust is de schrijver op seksscè
nes die hun effect ontlenen aan
begeleidende teksten uit de li
turgische sfeer. We kennen die
kunstgreep uit de libertijns-
pornografische geschriften van
achttiende-eeuwse auteurs als
Sade, maar net als Sade weet
Jongstra geen maat te houden,
met funeste gevolgen voor onze
bereidheid te blijven lachen.
Het ware verkieslijk geweest als
hij zich in zijn hang naar recy
clen en pasticheren wat meer
foto Klaas Koppe
had ingetoomd, zoals zijn
Vlaamse evenknie Paul Claes.
Het is verfrissend om iemand
bezig te zien die zonder respect
voor reputaties of tradities in
breekt, sloopt, verbouwt en
snaait, maar of daarvan een bij
na vijfhonderd bladzijden lang
verslag moet volgen is de vraag.
Naar aanleiding van de verha
lenbundel 'Cicerone' (1992) heb
ik eens geschreven dat Atte
Jongstra veel weg heeft van een
treiterzieke minnaar die je eerst
tot gekwordens toe opvrijt, om
je dan out of the blue te laten
weten dat hij maar eens opstapt.
Ik vroeg me toen al af of ik hem
nog wel eens terug wilde laten
komen. Ik twijfel eigenlijk nog
steeds.
Jaap Goedegebuure
Atte Jongstra: De tegenhanger - Uit
geverij Querido, 478 blz., €22,50.
Zou je liever doof of blind of niet
meer voelen, zonder reuk of snoep?
Viel ooit de neus, is dat nu jammer.
Hij ruikt zo lekker soep en hoe vergeeld papier
hij weet de wierookgeur van Griekenland.
Dus nee hij niet, liever het oog dan
dat alle rimpels kent in het gezicht
de kleur van zalm en winteravondlucht?
Te erg dit spel voor wie met volle hand
het ongemengde deeg in duikt, vervuld
van botergeur en eierstruif en Bachs
verliefde alt: Bist du bei mir, gaan we
nog niet naar het einde maar vrolijk verder
kreeften eten en van elkaar het zachte vel.
Geen pink kan hier gemist, geen oogopslag.
Elk zintuig kent ons tot in de puntjes
baant ons een weg de wereld in
en leidt ons tot verslaving.
Marjoleine de Vos
Uitgeverij van Oorschot, dat
is vooral de uitgeverij van
goede dichteressen. Van
M.Vasalis, Hanny Michaelis,
Judith Herzberg en sinds een
paar jaar ook van Marjoleine de
Vos (geb.1957). Het aantrekke
lijkste gedicht uit haar tweede
dichtbundel Kat van sneeuw
vind ik 'Kinderspel'. Marjoleine
de Vos presenteert zich hierin
als een opvolgster van Judith
Herzberg. De laatste heeft het
patent op afgebroken zinnen
zoals die in regel 13 en 4 van dit
vers worden gebezigd. 'Zou je
liever doof of blind?' De lezer
vult vanzelf de ontbrekende
woorden aan.
Het gaat om een serieus kinder
spel. Om de vraag welk zintuig
je, als het niet anders kon, het
minst zou missen. Je gezichts
vermogen, je gehoor, je gevoel of
je reuk? Marjoleine de Vos wil
niet één zintuig kwijt, begrijpen
we uit de slotregels, trouwens
niet het sterkste onderdeel van
het gedicht. Waarom is het ver
der onweerstaanbaar? Omdat
het vers het onbevangene en ook
het ietwat onhandige heeft van
het werk dat zondagsdichters
schrijven. Maar evengoed ge
tuigt het van raffinement, de
dichteres weet wel degelijk wat
ze doet.
Misschien wel al te goed. Ze
heeft soms de neiging een ge
wichtige pose aan te nemen.
Waarom mogen er bijvoorbeeld
in een ander gedicht niet ge
woon tranen in plaats van lacri-
mae vloeien? Weemoed heet bij
haar eenvoudig 'weemoed',
even later wil ze de dingen zo
cryptisch mogelijk verwoorden.
Daarmee zijn we nog lang niet
uitgepraat over de tegenstrij
digheden in deze bundel. Een
bundel die vijf reeksjes telt. In
één daarvan keert Mevrouw
Despina terug, al bekend uit
haar debuut Zeehond graag.
'Despina' is het Griekse woord
voor Dame, de combinatie bete
kent dus zoiets als Mevrouw
Mevrouw.
Marjoleine de Vos blijkt inder
daad een mevrouw in haar ge-
15
dichten, nooit knaagt
wanhoop, hooguit knaagt
gemis. Maar gelukkig is ze
een mevrouw die zich, zoai
'Kinderspel', verheugt
soep, vis en deeg. Zijneraaij
re dingen te bedenken? Ze
wijlt echter ook vaak inhce
sferen. Voortdurend bewesj
zich tussen eten en engel, li
is letterlij k sprake van eena
in deze gedichten. Diens t:
schap is niet abstract, maar:
creet: 'Welzalig de vrouw
groot in haar hof staat/eng
is het huis dat ontvangt v
komen.'
Bij het heden blijven, dedici
res houdt het zich steeds?
'Laat het toch even nu zijn.t
precies dit ogenblik van lei
Intussen woekert het vroot
drog, getuige de vele christt
termen en toespelingen
koestert het gat dat overt
sinds ze God verloor. Dieii
kei nog een wijze van zegge
werkelijkheid is er geen ins:
tie meer om te 'bedanken
vloeken beklagen.' De vorm
het geloof in stand houden
wijl je niet meer gelooft: ki
belachelijk en het is ontroer!
Zoiets als een volwassene
terklaasliedjes horen zin
Een vrouw vol contrasten
Marjoleine de Vos. Maar hel
bepaald niet de slechtste!
ters die de ene keer een psalr
de al-afwezige richten os
volgende maal de lof te zii
van botergeur en eierstrui!
Mario Mole»
Marjoleine de Vos: Kat vansnit
Uitgeverij G.A. van Oorsck
pag., €12,50.
it zijn de twee uiteinden van één groepsfoto,
gemaakt op 4 Augustus 1946, tijdens een pic
nic georganiseerd voor alle medewerkers aan
de film It's A Wonderful Life van Frank Capra.
Zulke foto's werden gemaakt met een speciale brede camera,
waarvan de op rails gemonteerde lens tijdens de opname van
links naar rechts werd bewogen. Dat leverde die merkwaar
dige, over de hele breedte scherpe groepsfoto's op, die je in
sommige scholen en universiteiten nog ingelijst in de hall
kunt zien hangen.
Bij nauwkeurige inspectie van deze foto zie je helemaal links
op de achterste rij een man met een soort baret. Bestudeer nu
het andere uiteinde, aan de rechterkant: daar staat op de ach
terste rij weer die man met de baret. Dat is geen look-alike,
geen dubbelganger, het is dezelfde man: James Stewart, op
dat tijdstip 38 jaar oud, in twee exemplaren. Twee James Ste
warts! Ik ken wel een paar mensen die graag het extra exem
plaar hadden willen hebben. De man die voor hem staat is
Frank Capra; ook twee keer; twee gevallen van bilocatie, de
kunst om op twee plaatsen tegelijk te zijn.
In Azië, waar ik ben opgegroeid, bestond dat. Als kind heb ik
meermalen horen vertellen over oude, heilige mannen die
zich te midden van hun volgelingen bevonden, maar op het
zelfde tijdstip ook ergens anders waren gezien. In de onverge
telijk mooie verhalenbundel De oude tijger van Sitor Situ-
morang komt ook voor hoe zijn vader, de oude Batakvorst
Ompoe Babiat, over het vermogen beschikte zich te vertonen
op twee ver van elkaar verwijderde plaatsen.
Maar ook in het Westen is het verschijnsel niet onbekend, in
elk geval bij de Roomse heiligen. Een beroemd geval van bilo
catie hier in Europa is dat van Sint Alfonsus Maria de Liguori
(1696-1787), de stichter van de Congregatie der Redempto
risten, die in 1762 door Paus Clemens XIII tot bisschop werd
benoemd. Op zekere dag was hij volgens vele getuigenissen in
Rome, terwijl hij ook door velen in zijn bisdom was gezien.
Bilocatie is na onzichtbaarheid een van de meest begeerde
vermogens. De prachtigste en meest consequente uitwerking
is van de Franse schrijver Marcel Aymé. Hij was onder meer
de schepper van Adèle, een jonge vrouw die ontdekt dat zij in
staat is zich te verdubbelen. Zij ontdekt dat bij de ideale gele
genheid om over dit vermogen te beschikken, namelijk het
plegen van overspel; het stelt haar in staat om in alle rust en
vrede bij haar man thuis te zitten en tegelijk elders in bed te
liggen met iemand anders. Dit schenkt haar zoveel genoegen
dat er weldra vier, vervolgens acht, daarna zestien en uitein
delijk duizenden Adèles rondlopen. Zoals ik niet hoef te zeg
gen loopt dat slecht af.
Is persoonsverdubbeling hetzelfde als bilocatie? Hebben de
twee (of meer) exemplaren ook een gedeeld bewustzijn? Enig
nadenken leert dat het alleen in dat geval de moeite waard is.
Anders zijn het gewoon andere individuen, elk met eigen be
levenissen, en de verdubbelde genietingen zijn er dan niet,
zoals tweelingen ook niet eikaars avonturen beleven.
Konden we het James Stewart nog maar vragen. Het gaat
hier namelijk niet om een foto waar aan geknoeid is, maar om
een echte bilocatie: de met zo'n camera meeschuivende wer
kelijkheid maakte het mogelijk zich op te stellen aan het ene
uiteinde van de groep, vervolgens als de bliksem achter de
mensen langs naar het andere uiteinde te rennen en daar te
gaan staan voor de lens dat punt bereikt had; daarmee werd
dus inderdaad bewerkstelligd dat iemand zich op twee plaat
sen tegelijk bevond, op een 'tijdstip' gelijk aan de duur van de
belichting. Hier wordt een tipje opgelicht van de sluier waar
onder zich de theoretische moeilijkheden verbergen die ver
bonden zijn aan het begrip 'gelijktijdig'.
Tegenwoordig is met foto's alles mogelijk; er kan nu een pa
rallelle realiteit mee worden geconstrueerd en de tijd dat je
kon zeggen 'een foto liegt niet', ligt achter ons. Daarmee heb
ben we ons van de bilocatie afgesneden, misschien wel voor
goed.
Janine Basinger: It's a Wonderful Life, The Behind-the-Scenes Story
of the Making of Frank Capra's Christmas Classic - Uitgeverij Alfred
A Knopf, New York 1997.
Sitor Situmorang: Kinderjaren - in De oude tijger, vertaald door
Kees Snoek; Uitgeverij De Geus 1996.
Marcel Aymé: Le don d'Adèle - Uitgeverij Gallimard, Paris 1948.