PZC
De wereld in
uw boekenkast
De pelgrimage van Amerikaanse kunstenaars
23
Nieuwe roman van Mariët Meester
Uitgeverij
De Geus
twintig jaar
Annie Cohen-Solal
donderdag 25 september 2003
Eigen smaak
Lachwekkend
8?.'
Mariët Meester: „Een levende rat doden is me niet gelukt, maar een dode slachten wel."
foto Harmen de Jong/GPD
Ik heb dit allemaal beleefd
Voor haar jongste ro
man, De overstroming,
slachtte Mariët Meester een
rat en at die op,Ik moest on
dervinden hoe dat is. Het
boek is er beter van gewor
den."
Echt chic is het niet, vragen
naar het autobiografische
gehalte van een roman. Maar De
overstroming van Mariët Mees
ter geeft er alle aanleiding toe.
De lezer maakt kennis met een
jonge vrouw die, samen met
haar man, een stacaravan gaat
bewonen op een terp in het land
schap ten zuiden van Amster
dam. Later loopt de situatie vol
ledig uit de hand en suggereert
de schrijfster dat zo ongeveer
heel Nederland overstroomt.
Maar details uit het leven van
de vrouw, in het rustige begin
van het boek, komen sterk over
een met biografische gegevens
van Mariët Meester (Den Haag,
1958). Semi-autobiografisch
dus, is de voorzichtige vraag.
„In feite is het boek voor mij ge
heel autobiografisch", is het
verrassende antwoord. „In die
zin: ik heb dit allemaal beleefd.
Het is door mij heengegaan. Ik
heb met opzet het begin zo veel
herkenbaars meegegeven. Om
de mensen er bij te betrekken,
om de lezers het verhaal in te
trekken. In het eerste hoofdstuk
lijkt er niks aan de hand, maar
dan wordt het wranger en wran
ger. Maar dan moest de lezer al
een eind op weg zijn.
Op het moment dat de regen niet
meer ophoudt, zit de vrouw al
leen op de terp. Met de broer en
zus van wie de grond is en een
aantal vreselijke 'buren' die la
ter ook tot de terp zijn toegela
ten. Ze raken steeds meer op el
kaar aangewezen als het eten en
het drinkwater opraakt, de
stroom wordt afgesneden en er,
in plaats van bootjes met hulp
troepen, lijken langs komen
drijven. De overstroming is het
resultaat van een openhartig
zelfonderzoek.
,,Ik moest weten hoe ik me zou
houden in zo'n situatie. Daarom
zit de vrouw ook alleen op die
terp in die overstroming en heb
ik een aantal personen erbij be
dacht met wie ze niet op kon
schieten. Als je dit met je man en
manier geschreven dan haar
eerdere boeken - drie romans,
waaronder Bokkezang, die in
het Russich is vertaald, en twee
reisverhalen. „Die eerdere ro
mans hadden een rationele op
zet. Nu liet ik het gewoon ge
beuren. Ik was 's morgens
benieuwd wat er die dag zou ko
men. Ik liet mezelf verrassen
door de loop van de gebeurte
nissen. Ik vind interessant hoe
dat gaathoe ideeën in ons hoofd
komen. Pas naderhand heb ik
geschrapt. Ik heb alles in één
worp geschreven en vervolgens
een paar maanden laten liggen.
Voor een frisse blik. Ik denk niet
dat ik dit een volgende keer
weer zal doen, maar het paste
bij dit onderwerp. Het was een
met gerust hart 'het proefonder
vindelijk schrijven' noemen.
Aan de eerste versie van het
boek ontbrak, toen ze het manu
script bij de uitgever afleverde,
een aantal bladzijden. „Als het
op de terp echt slecht gaat, moet
de lezer ook expliciete zaken
aankunnen. Bijvoorbeeld het
slachten en eten van een rat. Het
is in zo'n situatie nu eenmaal
eten en gegeten worden. En om
dat ik niet wilde schrijven over
wat ik niet had gedaan, heb ik
ook zelf een rat geslacht. Een le
vende rat doden is me niet ge
lukt, maar een dode slachten
wel. Ik moest weten hoe zacht
zo'n velletje is, hoe mooi eigen
lijk ook, hoe mooi de ogen van
zo'n dier zijn, de oren. Ja, een
een stel vrienden meemaakt, is
het allemaal veel gemakkelij
ker. Dit is wat oorlog is in feite.
Dat is niet een erg originele ge
dachte. En ik vind het niet
waardig om over de echte oorlog
te schrijven in mijn positie. Mij
als schrijver inleven in hoe het
zou om in een concentratie
kamp te leven, zou niet kies zijn.
Maar een overstroming is iets
wat in Nederland zou kunnen
gebeuren. Het is ook een beetje
een fabel, een soort droom, een
fabelwereld. Ik heb niet ge
checkt of alles zou kunnen. Je
kunt het ook als spannend ver
haal lezen. Als parabel, dat
mag."
Ze heeft de roman op een andere
vorm van zelfonderzoek. Ik heb
best veel van de wereld gezien.
In Roemenië geweest, in hutjes
geslapen, tien jaar als nomade
geleefd. Dat was een keuze.
Maar deze persoon zit in om
standigheden waar ze niet voor
gekozen heeft. Ik wilde iets doen
wat niet de gewoonte was. Ik
keek van mezelf op toen de ik
persoon allerlei nare trekjes
ging vertonen waarvan ik niet
wist dat ik ze in me had. En ik
heb ontdekt dat ik zelf wat min
der aardig ben dan ik dacht. Ik
heb met dit boek tegen mezelf
willen zeggen: je moet niet bang
voor mensen zijn. Je moet altijd
open zijn."
We mogen Meesters methode
schrijver heeft verbeeldings
kracht. Maar dit kun je niet ver
zinnen. Goed, het kan wel, maar
dit vind ik te gemakkelijk. Op
deze manier wordt het er beter
van. Ik moest het ondervinden.
Het boek is er beter van gewor
den."
Mariët Meester debuteerde in
1990. Een bekende schrijfster
inmiddels, toch zie je haar naam
niet vaak opduiken in jaarover
zichten of in lijsten met nomina
ties. Over haar positie in de -
ahum - Nederlandse letteren,
zegt ze: „Kon beter. Ik leef nog.
Ik publiceer nog. En achter de
ene ontevredenheid komt weer
een andere tevoorschijn. Zelfs
Adri van der Heijden vindt nog
dat hij te weinig genomineerd
wordt, begreep ik."
Haar 'stokpaardje' is de positie
van de vrouw in de literatuur.
Vorig j aar wereld hield ze op een
Wereld Pen-congres in Macedo
nië een lezing over deze proble
matiek onder de titel 'Oblomov
als vrouw'. De Engelse versie
kan worden gedownload van
haar website, (www.mariet-
meester.nl)
De achtergestelde positie van
'de schrijfster' wijt ze aan een
complex van factoren. „Het
komt door de mannen. Die wil
len hun positie niet opgeven.
Vrouwen schrijven minder lang,
ze hebben een minder lange tra
ditie achter zich. Ze zitten in
minder invloedrijke posities."
In haar Oblomov-lezing sugge
reert ze dat het ook ligt aan het
feit dat mannen extremer zijn
en vrouwen liefst naar consen
sus zoeken. „Sabbath's Theatre
van Philip Roth zou ik dolgraag
geschreven hebben, maar van
een vrouw wordt zo'n vunzig
boek niet gepikt. Het is ander
zijds inderdaad zo dat vrouwen
veel worden gepubliceerd en het
is zo dat het vooral vrouwen zijn
die lezen. Maar bij nominaties
en prijzen zie je ze niet. Voor de
AKO-prijs zijn nu Hella Haasse
en Mensje van Keulen genomi
neerd. Arie Storm heeft wel eens
gezegd dat hij als lezer homo
seksueel is. Hij leest geen boe
ken van vrouwen. Daar ben ik
kwaad over. Terwijl zijn eigen
boeken heel oppervlakkig zijn.
Het is een schande dat boeken
van vrouwen niet meetellen."
Theo Hakkert
Mariët Meester - De overstroming.
Roman. Uitgeverij Meulenhoff, 256
pag.,. 17,50 euro.
Wij richten ons op een min
derheid, namelijk de veel
lezers. Cultuur is voor een min
derheid. Met dat gegeven moet
je werken, zonder elitair te
zijn." Een typerende uitspraak
van Eric Visser (52), directeur
van Uitgeverij De Geus in Bre
da, die twintig jaar bestaat. „De
Geus is een belangrijke Neder
landse uitgeverij geworden en
bovendien de grootste onafhan
kelijke uitgeverij."
Bij Vissers ouders thuis stond de
wereldliteratuur in de boeken
kast. „Boeken waren heel be
langrijk. Een politiek geënga
geerd gezin. Wij waren actief
tegen de oorlog in Vietnam. De
slogans riepen vragen op. Ik
ging op een ander niveau den
ken. Het werd interessanter om
over dingen na te denken dan
om antwoorden te geven. Daar
door belandde ik bij fictie en de
behoefte om iets met boeken te
gaan doen. Mijn eerste uitgave
was een gedichtenbundel. Zelf
typen, zelf nieten, verkoopprijs
3,5gulden. aldus de voormali
ge welzijnswerker met Sociale
Academie. „Toen ik begon, had
je een half miljoen nodig; ik had
maar een paar duizend gulden.
Het is gelukt omdat ik elke in
vestering binnen drie maanden
terug wilde verdienen en omdat
ik een optimistische idealist
ben."
Onafhankelijkheid en zelfstan
digheid verklaart hij heilig, ook
al is dat al jarenlang dwars te
gen de stroom van schaalver
groting in. Terwijl negentig pro
cent van de Nederlandse
boekenmarkt in handen is van
drie grote concerns (Weekblad
pers, Veen en PCM), gaat De
Geus stug door met het uitgeven
van 120 boeken per jaar, alle ge
bonden en met stofomslag.
Jaarlijks gaan er bijna een mil
joen Geus-boeken vanuit Breda
naar boekhandels in Nederland
en België, goed voor een stabiele
jaaromzet van zes miljoen euro.
Onafhankelijkheid is volgens
Visser nodig om de vrijheid van
meningsuiting te waarborgen.
„Dat wordt moeilijker als de be
langen liggen bij concerns die in
handen zijn van aandeelhou
ders", aldus Visser, die alle aan
biedingen van de grote jongens
naast zich neer heeft gelegd.
„Een literaire uitgave is een cul
tuurgoed en dat past niet in het
plaatje van maximaal rende
ment."
Last heeft hij uiteraard wel van
de concernvorming. „Natuur
lijk, de grote uitgeverijen krij
gen kortingen op advertenties in
hun eigen dagbladen; de redac
tionele onafhankelijkheid
brokkelt zelfs af. De vaste boe
kenprijs staat regelmatig onder
druk. Maar onafhankelijkheid
heeft voor ons ook gunstige ef
fecten. Je wordt creatiever. We
hebben coalities, met de Novib,
met Amnesty International.^We
adverteren niet in PCM-kran-
ten maar in de VPRO-gids. We
vervullen een kritische luis-in
de-pels functie", aldus Visser.
„Wij denken dat we er ook ko
men door een eigen gezicht te
hebben.Dat eigen gezicht is te
rug te vinden in dé boeken. Ty
pische Geus-boeken. „Het is een
manier van uitgeven. Uitgaan
van je eigen smaak, je gevoel.
Dan krijg je een mix van het be
tere literaire werk en toeganke
lijker literatuur die verhalend
sterk moet zijn. In ons fonds zit
ten veel verhalenvertellers. Ne
derlanders hebben behoefte aan
verhalen.
Naast dat verhalende zijn de
kernwoorden van De Geus in
ternationaal, engagement, au
thentiek. Visser: „Schrijvers die
in de wereld staan, met name uit
Scandinavië en Canada, landen
die een open houding naar de
wereld hebben." Die aanpak
heeft De Geus aanvankelijk ook
etiketten opgeleverd als uitge
ver van Derde Wereld Boeken en
vrouwenliteratuur, maar daar
op heeft Visser zijn gebruikelij
ke reactie: „Dat wordt als min
derwaardig gezien, maar het is
échte literatuur van potentiële
Nobelprijswinnaars. De wereld
in uw boekenkast." Om ge
noemde redenen heeft Visser de
inmiddels razend populaire Mi
chel Houellebecq als zijnde te
vrouwonvriendelijk laten
schieten. Maar daar staan vele
Geus-namen tegenover. „We
hebben vaak op het goede mo
ment de juiste auteurs gekocht,
die later goed waren voor super-
grote prijzen."
Zo waren er in het begin Halil
Gür en Maya Angelou als ver
koopklappers. En wordt D«
Geus sinds het uitbrengen var
de bestseller Anna, Hanna er
Johanna in 1997 door velen ge
associeerd met Marianne Fre-
deriksson. Maar in het fond:
zitten ook Kader Abdolah, An
nie Proulx, Axelsson en Barban
Voors. Van de tak Spannende
Boeken is Henning Mankell eer
sterk rijzende ster. Veruit de
meeste Geus-boeken komer
nog uit het buitenland. Uit vijf
tig landen (en twintig talen) ko
men jaarlijks tachtig vertalin
gen. Maar de ontwikkeling var
het Nederlandse fonds is in eer
stroomversnelling gekomen
Jong Nederlands talent krijg
de komende vijf jaar zelfs prio
riteit.
Tegelijkertijd wil Visser de ko
mende jaren met minder nieuw«
auteurs komen. In plaats daar
van wil hij de samenwerking
verdiepen met de auteurs die ni
al bij De Geus zitten. „We moe
ten voorkomen dat we een boek
fabriek worden.". Voor de vol
gende Boekenweek belooft hi
het opmerkelijke debuut vai
een in Frankrijk wonende Ne
derlandse pianist. In 2004 vol
gen verder de nieuwe Abdolah
Esther Gerritsen en Haasnoo
en de nieuwe Mankell Eei
nieuwe Marek van der Jag
(pseudoniem voor Arnon Grun
berg) wordt in 2005 verwacht.
René van der Veldei
(V Adriaan van Dis nou wel of niet ver-
Uliefd op haar werd tijdens het spraak
makende televisie-interview over haar Sar-
tre-biografie in 1988, het stoort Annie
Cohen-Solal in hoge mate dat ze, in Neder
land voor de presentatie van haar boek Naar
TORd model over de opkomst van Ameri
kaanse kunstenaars op het internationale
toneel, die vraag nu al een aantal keren
moest beantwoorden. „Een vrouw beoorde
el op haar uiterlijk, stel je voor!"
"et kost geen enkele moeite haar op de
praatstoel te krijgen. Luisteren naar Annie
Cohen-Solal (1948), gepromoveerd in de
franse literatuur aan de Sorbonne, tegen
woordig hoogleraar aan de Ecole des Hau-
•esEtudes en Sciences in Parijs, staat gelijk
aanhet volgen van een college. Ze praat zo-
jus ze schrijft: beeldend en gedreven, haar
betoog kracht bijzettend met een spervuur
wetenschappelijk relevante details.
Geschiedenis wordt gemaakt door mensen
daarom heb ik voor mijn boek research
gedaan naar hun stemmen in dagboeken,
interviews, enzovoorts", vertelt ze over de
mtstandkoming van wat een pil van zo'n
^bladzijden is geworden. Ze begint haar
•hdie op de Wereldtentoonstelling in Parijs
p }°67 en eindigt met de triomf van Jackson
°ck op deBiennale van Venetië in 1948,
e eerste Amerikaanse kunstenaar die in-
efnationaal grote roem vergaarde zonder
®|t een stap in Europa te hebben gezet:
uat had hij ook helemaal niet nodig, alles
4a' hij nodig had voor zijn ontwikkeling
'ondhij om de hoek."
™"Solal legde het fundament onder
far boek tussen 1989 en 1993, de periode
'laarin ze als cultureel attaché op de Franse
jmbassade in de Verenigde Staten werkte,
'hoofde van haar functie kwam ze van-
n aanraking met rijke verzamelaars/f i-
'antroi
'Pen, maar ook met de befaamde gale
Annie Cohen-Solal
riehouder Leo Castelli uit New York, die als
haar onmisbare gids door de Amerikaanse
kunstwereld fungeerde. „Toen ik voor die
baan werd gevraagd, was ik al geïnteres
seerd in het fenomeen van de Amerikaanse
hegemonie op het internationale toneel na
de Tweede Wereldoorlog. Maar toen ik er
eenmaal was, raakte ik vrijwel meteen ge
fascineerd door de schat aan Europese
kunst die ik overal in de Verenigde Staten
tegenkwam."
Van Pittsburgh tot Chicago, ze wist niet wat
ze zag. „Hoe was die kunst daar terecht ge-
foto Phil Nijhuis/GPD
komen? Ik heb geprobeerd die vraag te be
antwoorden vanuit mijn overtuiging dat
kunst iets zegt over welke samenleving dan
ook en dat dit niet voor niets gebeurde." Na
haar terugkeer naar Europa ging ze, zoals ze
dat zelf uitdrukt, als 'een cultureel antropo
loog en socioloog' op zoek naar bronnen
over alle spelers op dit toneel. Want Cohen-
Solal heeft nadrukkelijk geen kunsthisto
risch boek willen schrijven. In het netwerk
dat ze ontrafelde, spelen kunstenaars, ver
zamelaars, critici, filantropen en museum
directeuren een prominente rol, maar van
gelijkwaardig belang voor de 'machtsover
name' van de Verenigde Staten acht ze ook
een factor als de geografische gesteldheid:
„Aan de pracht van de uitgestrekte natuur
ontleenden veel Amerikaanse kunstenaars
vanaf het begin van de twintigste eeuw ge
leidelijk een zelfvertrouwen dat ze aanvan
kelijk ontbeerden."
Op de Wereldtentoonstelling van 1867 wer
den de Amerikaanse landschapsschilders
zelfs als primitief lachwekkend afgedaan.
Als reactie trokken ze massaal naar Frank
rijk om te leren wat de Fransen al wél be
heersten: het schilderen van naakten dat in
het puriteinse vaderland volstrekt werd af
gekeurd, maar ook van portretten en genre
taferelen in de landelijke omgeving van
Normandië en Bretagne. „Ze reageerden
volgens het mechanisme dat kunstenaars al
eeuwenlang volgden: op een pelgrimstocht
gaan om te leren van de besten. Ze moesten
eerst kopiëren om later tot zelfstandig
scheppen te komen", verklaart Cohen-Sol
al. „In Europa gebeurde in de eeuwen daar
voor hetzelfde en gingen achtereenvolgens
Venetië, Amsterdam en Parijs als Mekka
voor kunstenaars fungeren."
Ze vertelt trots over wat ze als haar voor
naamste wetenschappelijke ontdekking be
schouwt. De hegemonie van Amerika op het
internationale kunsttoneel diende zich al
veel eerder dan de Tweede Wereldoorlog die
tot nu toe als beginpunt werd genomen. Het
Franse academische kunststelsel van ge- en
verboden begon al in de negentiende eeuw
af te brokkelen tot een systeem dat de vrij
heid van kunstenaars belemmerde en zou
tenslotte een definitief verlies van de Franse
superioriteit tot gevolg hebben.
Steenrijk geworden industriëlen als Mor
gan ('Wie is Vermeer?', vroeg hij ooit, maar
kocht vervolgens meteen één van zijn schil
derijen toen hij hoorde van de hoge waarde),
Carnegie, Frick, Rockefeller en Whitney
kochten vanaf het begin van de twintigste
eeuw de vele honderden Europese kunst
schatten die bezoekers van Amerikaanse
musea nog steeds verbluffen. En dezelfde
puriteinen die kunst hadden afgekeurd als
een vermaledijde uiting van rooms-katho-
lieke praalzucht, schonken de enorme som
men waarmee tussen 1900 en 1935 maar
liefst 110 musea overal in het land werden
gesticht. Dat alles vanuit de diep gewortel
de typisch protestants-Amerikaanse over
tuiging dat je wel rijkdom mag vergaren,
maar die ook moet delen. Het fiscaal gunsti
ge systeem voor donaties en de stuwende rol
van menige echtgenote van deze industrië
len, met als lichtend voorbeeld Gertrude
Vanderbilt Whitney, waren volgens Cohen-
Solal eveneens van essentieel belang.
„Dit land zonder cultureel verleden werd,
dankzij de kracht van geld en de andere oor
zaken die ik beschrijf, het land dat een exo
dus aan Europese kunstenaars op gang
bracht", aldus Cohen-Solal. Onder hen
Mondriaan, de grote Nederlandse kunste
naar wiens begrafenis in New York in 1944
werd bijgewoond door grootheden als Fer-
nand Léger, Marc Chagall, Max Ernst, Mar
cel Duchamp, Alexander Calder, Peggy
Guggenheim, Clement Greenberg en Robert
Motherwell.
Alfred Barr, de eerste directeur van het Mu
seum of Modern Art, ontdekte bij zijn be
zoek aan Nederland in 1927 de breedte vai
de collecties van Nederlandse musea en trol
daar lering uit bij de inrichting van zijn ei
gen museum twee jaar later. De legendari
sche Stedelijk Museum-directeur Wilier
Sandberg (1897-1984) keek op zijn beurt n
de Tweede Wereldoorlog met een open bli
naar wat er in de Verenigde Staten gaand
was en werd door Barr op zijn tachtigst
verjaardag geprezen als een van de eerst
Europeanen die Amerikaanse kunst serieu
nam. Cohen-Solal schreef voor de Neder
landse vertaling twee slothoofdstukke
over de culturele interactie tussen Neder
land en de Verenigde Staten waarin Mond
riaan en Sandberg prominent figurere
naast haar schets van de invloed van de geo
metrische abstractie van De Stijl in de jare
voor de Tweede Wereldoorlog.
„Ik heb geprobeerd door de ogen van d
Amerikanen naar deze ontwikkelingen t
kijken en kreeg complimenten van mij
contacten daar. 'Want jij neemt niets voc
vanzelfsprekend aan, wij hadden zelf zo'
boek echt niet kunnen schrijven', zeiden z<
Maar denk nu niet dat ik een reuze pre
Amerikaans boek heb geschreven", haas
Cohen-Solal te benadrukken. „Ik vind h(
land in veel opzichten een gesloten samen
leving. Niemand wil er vreemde talen lere
en bijvoorbeeld het visa-systeem is vreselij
knellend. Maar ik vind wel dat Europeane
niet al te goed geïnformeerd zijn en nogc
zwart-wit te denken. Daar schiet je toe
niets mee op? Als mijn boek een subtieler
visie over de Verenigde Staten dan de huid:
ge overbrengt, ben ik tevreden."
Frartqoise Ledeboe
'Naar levend model. De opkomst van Amerikaai
se kunstenaars. Parijs 1867-New York 1948'doe
Annie Cohen-Solal (Uitgeverij Meulenhoff) te
495 bladzijden en kost 29,90 euro.