Eerbetoon voor hulpverleners van de Ramp I Pia Beck, afscheid met allur 22 I Nederland versloft 23 Zakken met klei Zwaar werk in de vlet Gekookt met soda Limburgse Jagers I Gijzelaars als handelswaar Speciaal lied 1 Idvertentie-exploitatie: loord-en Midden-Zeeland: 0113-315520; eeuWS-Vlaanderen: 0114-372770; wjonaal: 020-4562500. ledactie: 0113-315680 (WW.pzc.nl •mail: redactie@pzc.nl iostbus 314460 AA Goes. aterdag 13 september 2003 Ruim een halfjaar na de vijftigjarige herdenking van de Februariramp 1953 krijgen de hulpverleners hun eigen herinneringsdag. Zo'n zeshonderd geno digden schuiven donderdag 18 september aan in centrum Meulvliet in Tholen: vier honderd hulpverleners en tweehonderd vertegenwoordigers van organisaties als Rode Kruis en Leger des Heils, en overhe den (burgemeesters van gemeenten en ambassadeurs van landen die actie on dernamen). De krijgsmacht houdt na af loop in het Markiezenhof te Bergen op Zoom een reünie. Prinses Margriet is er bij en voorzitter Lous Coppoolse van het project Delta 2003 presenteert een bood schap van minister-president Balkenen de. Hoe omvangrijk de watersnood is, die in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 de Delta teistert, dringt maar langzaam tot de buitenwereld door. Communicatie met het ge troffen gebied is nauwelijks mogelijk. Een duidelijk overzicht ontbreekt, óók bij de rege ring in Den Haag. Afgezien van spontane reddingsacties, waarbij vooral vissers het voortouw nemen, komt de georganiseerde hulpverlening traag op gang. Op zondag 1 februari, 09.30 uur, worden alle militairen via een extra uitzending van radio Hilversum teruggeroepen van verlof. Uren eerder zijn mariniers uitgerukt naar de dijken bij Nieuwerkerk en Capelle aan de IJssel. Die zelfde dag is bij Raamsdonkveer een detache ment landmachtmilitairen aan het werk. In Zeeuws-Vlaanderen arriveren twee compag nieën Belgische soldaten. De marine stuurt schepen naar de overstroomde gebieden. Later komt ook militaire steun uit onder meer Engelqnd, de Verenigde Staten, Canada, De nemarken en Frankrijk. In het bijzonder heli copters en amfibievoertuigen (dukw's) zijn zeer welkom. Bekendheid verwerft Sabena- postvlieger Gérard Trémérie, die een week lang mensen redt en voedsel en medicijnen af levert. Via Rotterdam komen 35 ondiep stekende punters naar Schouwen-Duiveland, met 42 Giethoornse landbouwers om ze te varen. Ra dio-zendamateurs zetten zich de eerste dagen na de ramp dag en nacht in om contact met de overstroomde plaatsen te onderhouden. Veel vrijwilligers komen spontaan naar het ramp gebied, uit alle geledingen van de samenle ving; de gewestelijke arbeidsbureaus worden ingeschakeld om het aanbod in banen te lei den. Na één week staan 30.000 mensen geregi streerd. Het Nederlandse volk toont zich offerbereid, in geld en goederen. Bij het Nationaal Ram penfonds is dinsdag 3 februari al twee miljoen gulden binnen. Het Rode Kruis verwerkt de goederenstroom, of liever: de stortvloed. Al op 4 februari vraagt de organisatie het sturen van goede gaven te stoppen. De Houtrusthallen in Den Haag doen dienst als opslagplaats voor goederen; ook andere locaties worden daar voor ingericht. De goederenstroom lijkt niet te stuiten. Er blijkt veel te veel te zijn; een deel verdwijnt naar arme landen. Nederlandse gemeenten adopteren gemeen ten in het rampgebied en zorgen voor man kracht en geld. Uit het buitenland komt voor ruim 61 miljoen gulden aan hulpgoederen, met Zweden en Canada als gulste gevers. Zie- rikzee dankt aan Zweden het Rode Kruiszie- kenhuis, Kats krijgt een verenigingsgebouw uit Nieuw-Zeeland. De Skandinavische lan den en Oostenrijk leveren zeer welkome hou ten prefab-woningen Radiomaker Johan Bodegraven verwerft faam als 'aartsbedelaar' met de nationale in zamelingsactie Beurzen open, dijken dicht, waarvoor Jules de Corte een speciaal lied com poneert en zingt. In Parijs spelen Nederlandse profvoetballers in buitenlandse dienst een winnende wedstrijd (2-1) tegen Frankrijk. Overal in het land bieden mensen onderdak aan de ruim 72.500 evacués; er ontstaan war me banden die tot op vandaag worden onder houden. Alle hulpaanbod is goedbedoeld, maar niet al tijd even bruikbaar. Zo is er de ploeg Italiaanse steenzetters, die komt helpen bij het herstel van de dijken. De mannen blijken met de zwa re basaltblokken niet overweg te kunnen; ze zijn gespecialiseerd in het leggen van mozaï- ken. En de maten van de partij bustehouders uit Frankrij k zijn niet afgestemd op die van de Zeeuwse vrouwen. Het Rampenfonds geeft een ton om mensen te steunen bij aanschaf van nieuwe klederdracht. Over de wijze waarop de hulpverlening ver loopt en de verdeling van geld en goederen is lang niet iedereen tevreden. Jaloezie over het mooie bankstel van de buurvrouw. Zich tekort gedaan voelen over de hoogte van de uitke ring. Boosheid over kaas die wordt gereser veerd voor ambtenaren. Beschuldigingen over het bevoordelen van de 'gegoede burgerijHet komt, als de eerste schok eenmaal is verwerkt, allemaal voor. De hulpverleners: het zijn alledaagse helden zonder glorie. Ze pakken gewoon aan - ze doen wat hun hand vindt te doen. Veel hulpverle ners van toen bewaren dankbare herinnerin gen aan hun inzet in het overstroomde Zuid westen. Dat blijkt uit de grote hoeveelheid reacties die het projectbureau Delta 2003 na een oproep ontving: zo'n 1500 helpers meld den zich, vaak met het verhaal van hun beleve nissen erbijVijftig jaar later krijgen ze alsnog een passend aandenken én de brief van de mi nister-president. Rinus Antonisse Wê W0Ï ft L. ATruyman uit Bunnik zit in 1953 inde eindexamenklas van de MTS in Amsterdam. De leer lingen van twee klassen en een aantal leraren nemen spontaan het initiatief naar het rampge bied te trekken, per bus en sa men met andere Amsterdamse vrijwilligers. „Tot verbijstering van onze le raren bleken wij ingesluisd te zijn in een groep van het Alge meen Nedèrlands Jeugdver- bond, een communistische mantelorganisatie. Voor onze leraren was dat zeer pijnlijk; de koude oorlog was nog zeer koud. Voor ons scholieren maakte het niets uit, wij wilden gewoon helpen. Bovendien kon één van de ANJV-ers fantas tisch mime spelen. Het bleek Rob van Rijn te zijn, die nog car rière moest maken als mimespe- ler. Onze groep werd gedirigeerd naar Poortvliet op het eiland Tholen. Daar werden wij aan het werk gezet bij een groot dijkgat, dat met zandzakken ge dicht moest worden. Ik herinner mij de koude nacht, de vlokken sneeuw, de glibberige dijk en de loodzware aardappelzakken, die met klei gevuld werden. Wij hebben in continu-arbeid de eerste poging gedaan om een stroomgat te dichten. Ik weet nog hoe catastrofaal het aanzicht was van de dijken en de overal tegen de dijken aan liggende kadavers. Ik ben er trots op een van de hulpverle ners geweest te zijn. De jonge ren van Nederland lieten zich van hun beste kant zien." P. R. Veltman uit Harlingen be hoort tot een vissersfamilie. Met de HA-1 vaart hij in de nacht van zondag 1 op maandag 2 fe bruari 1953 naar Zeeland. Aan boord zijn twee zogenaamde ha- ringvletten, waarvan één met een buitenboordmotor, spon taan meegegeven door inwoners van Harlingen. „Het was voor ons niet vreemd, want wij kwamen geregeld in Zeeland met mossels. In Brui- nisse aangekomen, gingen wij eerst de vluchthaven in, want het was eb. Daar namen we Hein Schikker aan boord, die al vóór de stormvloed met de BRU-39 naar Zeeland was vertrokken, om z'n zieke broer Jan op te ha len. Toen we in het Zijpe met de eb mee de vluchthaven verlie ten, zagen we al gauw dat ook hier de storm had huis gehou den. Er zat 'n groot gat in de dijk en even verder nog 'n groter gat, waar met grote kracht het water naar buiten stroomde. Nadat de stroom wat was afgenomen ging ik met m'n broer in de vlet zon der motor, maar met twee lange bomen, het land in naar Ooster- land. Het was zwaar werk, met nog steeds een stormachtige wind. Maar we waren wel wat gewend - moesten wel vaker met 'n roeiboot over het wad bomen. In het dorp zagen we mensen op de daken staan en we hoorden ze om hulp schreeuwen. We zijn gewoon op huizen afgevaren en haalden de mensen er af. Geluk kig hebben wij veel mensen uit de huizen, die tot aan de dakgo ten in het water stonden, kun nen redden. Die hebben we naar hoger gelegen, droge plaatsen gebracht. Twee dagen lang zijn we in touw geweest en het was zwaar." R. Zwart-Castelein uit Surhuis- terveen en J. H. Hunteler-Dave uit Barnhem behoren tot de gro te groep vrouwen dich zich spontaan melden om in het rampgebied als schoonmaker aan de slag te gaan. De overeind gebleven huizen en andere ge bouwen zijn zwaar vervuild. Zwart: „Ook ik mocht meehel pen, al was het maar een kleine bijdrage in het grote geheel. Ik was 19 jaar en ging met een groep vrouwen van de Vrouwe lijke Vrijwillige Hulpverlening VVH) vanuit Friesland naar het rampgebied, en wel naar Oolt- gensplaat. Dagen achtereen wa ren we aan het ontsmetten en schoonmaken en niets was ons teveel. Ik heb er veel meegemaakt. We kregen een overall en laarzen en hadden grote branders met gaspotten. Daarop kookten we water met soda erin. Alle spul len werden daarin ontsmet. Mannen hielpen met het uit scheppen van de modder. Het was een grote puinhoop." Hunteler: „Na de ramp adop teerde de gemeente Borculo, waar ik destijds woonde, het plaatsje Oudenhoorn op Goe- ree-Overflakkee. We gingen na een oproep van ons gemeente bestuur daarheen. Een stel jon ge vrouwen, allen vrijwilligers, om de huizen schoon te maken, waar nog niemand in terug was gekeerd. De gemeente zorgde voor vervoer, met auto's. Bij aankomst gingen we nog tot de knieeën door het water. We kregen schoonmaakspullen mee en een huis toegewezen, dat vanaf de vloer gezien wel een meter onder de blubber zat. 's Nachts sliepen we in een al schoongemaakt gebouw, ge woon op de grond. Ik heb in de week dat we aan het schoonma ken waren, meer troep opge ruimd dan later m'n hele leven. J. van Gasteren uit Maastricht is in 1953 dienstplichtig sergeant bij het 412e bataljon Limburgse Jagers. Zijn compagnie vertrekt 2 februari naar het rampgebied en wordt ingezet bij noodherstel in Bath. Bij de herdenking van de ramp in Kruiningen, vijftig jaar later, heeft hij een gedenk waardige ontmoeting. „Samen met enkele oude dienstmakkers woonde ik de herdenking in Kruiningen bij Buiten de kerk stond een vrouw van naar ik schat zeventig jaar, die mij aanhield en me wat wil de vragen. Ze zei: 'Vijftig jaar geleden heb ben jullie gewerkt aan de dijk in Rilland-Bath en ik kreeg kennis aan een soldaat. Toen jullie ver trokken nam ik afscheid van hem en hij gaf mij als herinne ring een gouden ring. Die draag ik nog altijd. Ik wil graag weer in contact komen met deze sol daat?' De ring was inderdaad van goud, met een steen er in, ik meen blauw. Ik wist niet wie de soldaat geweest zou kunnen zijn en kon haar niet helpen. Aan de dienstmakkers die ik nog ken, heb ik het verhaal per e-mail doorgegeven, in de hoop een re actie te krijgen. Ik heb tot nu toe niets gehoord. Als Limburgse Jagers zijn we ruim 'n week aan het werk ge weest in de buurt van Rilland- Bath. We hebben daar een nood- dijk gelegd, die we de Limburg se Jagersdijk hebben genoemd. Soldaten van het bataljon Oranje-Gelderland losten ons af; ze veranderden meteen de naam. Bij de herdenking op 1 februari zijn we met een man of tien op dezelfde plaats gaan staan. Dat was na al die tijd een emotionele ervaring. Op het herdenkings monumentje in Rilland is een herinneringstegel over onze in zet geplaatst." Beeld van het dichten vaneen dijkgat in het Deltagebied, februari 1953. De foto is nog tot en met 28 september te zien op de tentoonstelling De Ramp van '53 in het Zeeuws Museum in Middelburg. foto Willem van Heemskerck Düker/NFA collectie Nederlands Foto Museum

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 19