PZC Caradog Prichard V erwekt uit heksenzaad 2! Mug Paul Marijnis donderdag 28 augustus 2003 Rudy Kousbroek In Wales voel je de waanzin oms duiken er boeken op waarvan je zou wensen dat iedereen ze las. Boeken die je zo dierbaar zijn geworden dat het lijkt alsof je ze altijd al met je meegedragen hebt. Enkele jaren geleden veroorzaakte 'Gloed' van de toen vrijwel vergeten maar inmiddels wereldwijd bejubelde Sandor Marai zo'n sensatie. Vorig jaar zorgde 'Aangeschoten' van de Australiër Kenneth Cook voor een gelijksoortig euforisch gevoel. En nu is daar In de maneschijn van de Welse schrijver Caradog Prichard (1904-1980), een parel van de moderne literatuur uit het Verenigd Koninkrijk. i In 1955 begon Prichard met 'het radiospel voor stemmen' In de maneschijn, dat hij van wege het overweldigende succes bij de bevolking van Wales tot een roman uitbouwde. Het re sulteerde in een bijzonder gave roman over een hypergevoelige jongen in een kleine, hechte ge meenschap in het ruige noord westen van Wales in het begin van de vorige eeuw, waar de so ciale controle verstikkend was en het werk in de steengroeve bikkelhard. De roman houdt het midden tussen moderne klassie kers als Roddy Doyles 'Paddy Clarke ha ha ha' en Dylan Tho mas' 'Under Milk Wood' ('Onder het Melkwoud'), dat ook eerst als hoorspel beroemd werd. Prichards 'Un nos ola leuad', zo als de oorspronkelijke titel luidt, verscheen in Wales in 1961. Het was daar onmiddel lijk een klassieker. Verder reikte de bekendheid niet vanwege de Welse taal. Daar kwam pas mid den jaren negentig verandering in toen het boek in het Engels werd vertaald als 'One moonlit night'. Inmiddels is het wereld wijd aan een opmars bezig. Centraal in In de maneschijn, zoals de roman in het Neder lands is gedoopt, staat de innige verhouding van een moeder en haar zoontje. Hij groeit op bij zijn redderende en radeloze moeder die duistere geheimen met zich meedraagt en zich steeds vreemder gaat gedragen. Aanvankelij k is alles nog rozen- r.' geur en maneschijn. De knaap beleeft dwaze, spannende en bi zarre avonturen met zijn maat jes Huw en Moi. Gaandeweg verandert dat onbezonnen le ventje als de tragische gebeurte nissen zich opstapelen. Het drieste bestaan van de jongens staat verder in schril contrast met de achtergrond waartegen het verhaal speelt: de staking van Welse steenhouwers in 1900-'03, de quasi-religieuze bewegingen in Wales in 1904- '05, en de Eerste Wereldoorlog, waarbij duizenden Welse man nen op hun volslagen onbeken de velden sneuvelden. Prichard verbindt in zijn boek het sociale onrecht dat de bevolking wordt aangedaan moeiteloos met het verhaal van het individu, in dit geval een tiener die haarscherp de rauwe grotemensenwereld observeert. Prichard weet een verzonken samenleving vanuit het per spectief van zijn kwetsbare hoofdpersoon op indrukwek kende wijze tot leven te wekken. Het drama van zijn nog prille le ven bereikt een climax als zijn moeder voor de rest van haar le ven in een gesticht verdwijnt: 'Ja, zei mama, en ze begon stille tjes te huilen. Daarna kon ik geen verstandig woord meer uit haar krijgen. Ze reageerde niet als ik iets tegen haar zei. Ze keek gewoon dwars door me heen, en zat in zichzelf te praten, of tegen iemand waarvan ze dacht dat die achter haar stond. Ouwe schurken, zei ze, en ze keek ach terom. Ja, jullie hebben die smeerlap hierheen gebracht. En zo ging ze maar door, ruziema kend met iemand die er niet was.' Maar ook de jongen zelf komt steeds meer in de greep van de waanzin. Dat Prichard zijn ei gen traumatische jeugdherin- Caradog Prichard neringen in zijn boek heeft ver werkt, blijkt uit het gegeven dat in zijn tienerjaren zijn moeder geestelijk instortte. Ze werd op genomen in een krankzinnigen gesticht, waar ze de rest van haar leven bleef. In de maneschijn zit vol aangrij pende en schrijnende, geweld dadige en vertederende, ontroe rende en geestige scènes. Alleen de bijzondere namen van de hoofdpersonen - Wales kent slechts een gering aantal ach ternamen, de meesten krijgen bijnamen - werken soms al op de lachspieren, zoals Wil Haring kop of Eic Wilias Kolenkit. En de agent in het dorp wordt door de jongens aangeduid als 'Klei ne Will Politie z'n vader'. Maar wat het boek vooral zo onweer staanbaar maakt, is de bele vingswereld van het jongetje, zijn hardnekkige geloof, zijn ontluikende seksualiteit, zijn liefde voor zijn gekke moeder, zijn vriendschappen, het ver driet om de dood van een vriendje. En zijn hang naar ge borgenheid en genegenheid, zijn honger naar een knuffel en een omhelzing, en zijn heimelij ke passie voor de mooie acht tienjarige Ceri die hem op een uitje van school onverwachts even tegen haar boezem drukt. Prichard werd in 1904 geboren in het stadje Bethesda in Noord- west-Wales, een streek die leef de van de winning van leisteen. Hij legde zich toe op journalis tiek werk en poëzie, won talrij ke prijzen, maar het werk dat hem vooralsnog voor de verge telheid behoedt, is dit boek, waarin hij 'in de maneschijn'te rugkeert naar zijn geboortedorp om zijn jeugd opnieuw te bele ven. Dat Prichard onder invloed stond van Dylan Thomas' 'Un der Milk Wood' is aan veel te merken, maar vooral aan de taal, die zich beweegt tussen verheven en banaal, rauw en po- foto Herbert J. Beak etisch, kinderlijk en bijbels. Dialect, straat- en boekentaal wisselen elkaar af. Tussen Tho mas en Prichard zijn trouwens meer overeenkomsten aan te wijzen. Ze leefden beiden als trotse bal lingen in Londen, koketteerden met hun afkomst en konden als notoire drinkebroers niet van de fles afblijven. Op grond van zijn werk werd verondersteld dat Prichard een sombere, eenken nige man was. Volgens intimi was hij dat allerminst, hij was een ruimhartig gezelschaps mens die graag de bloemetjes buitenzette. Nico de Boer Caradog Prichard: In de maneschijn ('Un nos ola leuad', 1961) - Vertaald door Frank Lekens, die zich groten deels baseerde op de Engelse verta ling ('One moonlit night') uit 1995. Met een nawoord door Harri Pritchard Jones, een Welse letter kundige. Uitgeverij Podium, paper back met flappen, 224 blz, €18,-. Futiele naald, fragiele vliegmachine wiens stiekem drenzen op mijn zenuw kauwt; minieme nachtmerrie met cellof an en wiekjes uit chips en microdraad gebouwd. O dracula, aërodynamisch vormgegeven, je plat slaan is een zonde tegen 't leven: dus kruip ik weg in laken, rook en net. Heer, door vlerk voor gek gezet. Paul Marijnis Gruwelijke monsters zijn het. Ze belagen ons en drin ken ons bloed. Ik bedoel natuur lijk muggen. Geconfronteerd met een mug zie je de zachtaar digste vegetariërs in wrede die renmoordenaars veranderen. De gehate insecten zoemen ook rond in de Nederlandse poëzie, bijvoorbeeld in dit gedicht van Paul Marijnis (geb.1948). Hij heeft tot nu toe slechts twee dichtbundels gepubliceerd, vijf jaar geleden Gillette en het on langs met de J.C. Bloemprijs be kroonde Roze zoenen, maar sa men vormen die een dichterlijk oeuvre van belang. 'Mug' is een kenmerkend vers voor Marijnis. Hij tekent vaak dergelijke portretten van dieren en planten. Hij heeft zelfs de neiging voorwerpen als een le vend wezen te zien. Over een ta fel heet het: 'Waarom werd de staart vergeten?' Zijn poëtische vignetten blinken uit door de elegante formulering en de ori ginele visie. Om de 'fragiele vliegmachine' die mug heet te beschrijven kiest hij ook fragie le woorden. Aan doodmeppen doet de dichter niet, daarvoor is zijn bewondering te groot. Ook de wesp mag trouwens op zijn waardering rekenen. Hij schetst deze andere beruchte bedreiger van de mens op niet minder rake wijze: 'Ik houd van hem, zo gif tig en perfect./ Hightech sport - model, uit heksenzaad ver wekt.' De dichter kiest niet voor de aanval, hij kruipt weg voor de mug. Iets dergelijks doet hij in zijn gedichtjes. Een soort 'emblemata' zoals ze in de tijd van Cats en Hooft gedijden, met dezelfde puntigheid maar zon der de moralistische conclusie. Hij blijft persoonlijk buit! schot, hij vereenzelvigt zich met het getypeerde dier. P® beschrijvingskunst is het, goed dat je geen plaatjes no4 hebt om ringnekfazant of sie karper voor je te zien. Zijn pi*, zie is geestig bovendien. Ef buldog heet 'een bom met kor lont', maar de hond is 'gerat ceerd tot huishoudheld,/ a melancholieke matador,/ a doder die niet weet waarvoor.' Door de tweede bundel ga je® vermijdelijk Marijnis' poêt sche debuut anders lezen. E mag zelf de dichter met a spuugbeestje en een nijlpat vergelijken, ik zie veel m trekken van hem terug in buldog die door de omstandij heden z'n krachten inhouc Dat is schijn, het beest 'kwijlti smakt met zware kaken.' In G: lette bedwingt de dichter zie hij vreest de pen: 'Geen waarop ik durf te leunen/ vijf minuten ga je zeuren.'! leen in de laatste regel van 0 laatste gedicht schemert dreiging onder de oppervlak! Het vers gaat over een sche» mes van een bekend merk. 1 'danst luchthartig boven aders de duik, het kerven komen la ter.' Na een lange aanloop volgt Roze zoenen de duik, ampertiai bladzijden voor het slot gaande aders ineens open. De dichte- lijke show is over. In plaats® sierlijkheid overheerst zwtf schaduw. De schaduw vanè zelfmoord: 'Strop of scheen»' Pillen kogels?/ Hoop op dedotó is door de arts verboden.Inge- dichten als 'Endegeest', 'Dog matil', 'Woede' gapen ver schrikkelijke afgronden. 1 malen we om het gezoem va muggen? Hier klinkt het gegoi van de demon, het gruwelijl monster dat zich nooit beschrij ven laat. Mario Molegrs Paul Marijnis: Roze zoenen. G dichten - Uitgeverij De Arbeiiti pers, 68 pag./€16,95. Ritueel 11e foto's drukken iets onzegbaars uit, maar deze wel in het bijzon der. Blijkens het bijschrift wordt hier 'het portret van het paard van de Kroonprins' aan dat paard getoond. En waarachtig, het schilderij, gedragen door twee cavaleristen, dat ceremonieel aan een paard wordt voorgehouden, is onmiskenbaar dat paard zelf. Dat blijkt uit de witte sok aan de lin- kervoorpoot en de witte pluim, een soort scheer kwast, die aan de teugels hangt: details die ook op het schilderij te zien zijn. Welk paard? Van welke kroonprins? Dat weet ik dus niet. Het boek waar de foto uit afkomstig is geeft geen enkele opheldering over datum en herkomst. Ik vermoed Pruisen, of misschien de dubbelmonarchie, omstreeks 1910. Niet Enge land, daar hebben ze geen kroonprinsen, en niet Frankrijk, daar hebben ze andere petten; mis schien is het wel Rusland. Het woord is aan Flip Bosscher, militair historicus. Hoe dan ook, er is geen twijfel dat met dit tafe reel iets wordt uitgedrukt dat niet onder woor den is te brengen, namelijk wat het paard denkt. Je in het paard verplaatsen, dat is wat je probeert als je deze foto bekijkt. Het maakt op een onver wachte manier duidelijk wat de essentie van een rituele handeling is. Ieder ritueel heeft betrek king op iets ondenkbaars, en het doel is de in druk te wekken, of het gevoel te geven, dat het niettemin echt gebeurt en werkelijk is. Het uit gangspunt is in dit geval dat iedereen weet dat paarden niet in staat zijn afbeeldingen te her kennen. Het ritueel is dus een soort toneelstuk, waarin voor je ogen een wonder gebeurt. Dat wonder is onaantastbaar; er spreekt ook veel respect en liefde uit voor het paard; dat is geen toneel. Ik kan niet naar die foto kijken zonder dat zich een diepe ontroering van mij meester maakt; dat komt, denk ik, doordat het verstand een soort noodsprong maakt en een re delijke verklaring verzint: het paard is een groot kind - daarom kun je ook niet anders dan van hem houden. Het opmerkelijke is dat ik dat on miskenbaar ook zo onderga: ik zie die grote kop met die lange neus en de oortjes er bovenop en voel hoe daar een kinderziel in huist. Daarop be rust het liefdesgevoel. Het bijschrift in het boek verwijst ook naar 'de fabel van Apelles', maar zonder dat die in de tekst nader wordt verklaard. Bedoeld wordt ver moedelijk de passage bij Plinius waarin be schreven wordt hoe de grote schilder Apelles (tijdgenoot van Alexander de Grote, 4e eeuw voor Chr.) deelnam aan een wedstrijd in het schilderen van paarden; er werd besloten het re sultaat in laatste instantie door paarden te laten beoordelen, en inderdaad, pas bij het zien van Apelles' schilderij hinnikten zij en gaven teke nen van herkenning. De vergelij king tussen paard en kind werd overi gens in de 18de eeuw al gemaakt door de Engelse filosoof Jeremy Bentham. Hij schreef dat een volwassen paard rationeler en toegankelijker is dan een kind van een maand. Bentham was waarschijnlijk ook de eerste die het vermogen tot redeneren vergeleek met het vermogen om te i foto uit: Amédé Ozenfant, Foundations of Modern Art, Dover Press, New York 1952 lijden, een thema waarover sindsdien heel veel is geschreven. Daniel Dennett verdiept zich er in in Consciousness explained (1991), en komt met Marian Dawkins tot de conclusie dat het vermo gen om te lijden samenhangt met het verstand. 'Ook al verwerpen we van meet af aan Descartes' criterium van redeneren, het zijn juist de dieren die redeneren kunnen dié waarschijnlijk be schikken over het vermogen om te lijden.' Wat mij verbaast is dat zij niet doorhebben dat dit maar een onderdeel is van de hele waarheid, namelijk dat de dieren wel degelijk kunnen re deneren, maar alleen niet door gewone mensen worden begrepen. Wittgenstein drukte dat uit met de befaamde uitspraak over de leeuw, die we als hij kon praten, niet zouden verstaan. Om dat te kunnen moet je zoals Niels Holgersson eerst worden betoverd. En wat is de meest hart verscheurende passage uit de hele wereldlitera tuur? Die waarin beschreven wordt dat de be tovering is uitgewerkt. Niels luistert en luistert naar de wegvliegende ganzen, met wie hij zoveel tijd heeft doorgebracht, en hij kan ze niet langer verstaan.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 22