Vloed in
Saeftinge
Wandelend Zeeuws
molenwoordenboek
maalt op Windlust
Het netwerk drijft of staat
De beste uien blijven lang hard en lekker sappig
dinsdag 19 augustus 2003
Harders
Landschap
Grond verandert in drijfzand
Er moest nodig een onder
zoekingstocht gehouden
worden in Saeftinge. Deze
keer niet naar planten, maar
naar het hoge water. Saeftin
ge is een gigantisch gebied,
dat gewoonlijk alleen bij eb
toegankelijk is. Bij vloed is
het te gevaarlijk. De stroom
is sterk, vooral de onder
stroom, zodat je gemakkelijk
kan verdrinken.
Alleen deskundigen kunnen
bij gunstig tij het schor bij
hoog water betreden. Als gids
hoor ik bij de deskundigen.
Daarom viel mij de eer te beurt
om in Saeftinge te verblijven bij
hoog water, samen met collega-
gids Mare. Het is toch altijd wel
weer spannend en avontuurlijk
om daar te zijn, Je bent er zo al
leen, tenminste, als mens.
De excursies zijn al weer bijna
binnen als we op pad gaan. We
lopen over de kleine paadjes,
dwars over het natuurgebied.
De vogels zij n het er niet meer zo
mee eens, dat we daar lopen. De
excursies zijn toch al voorbij?
De tureluren laten hun alarm
roep horen, de scholeksters vlie
gen met een grote boog om ons
heen en de zilvermeeuwen ko
men dreigend op ons af. Eentje
valt zelfs aan. Hij bombardeert
ons met een lading poep. We we
ten er maar net aan te ontko
men. Gelukkig, het is mis, alleen
mijn shirt zit er een beetje onder.
Bij de volgende excursie zal er
wel een vlek op zitten, want vo
geluitwerpselen zijn niet meer
weg te wassen. Ik veeg het
schoon met een pol gras en het
leed is geleden.
We zoeken onze weg door de
geulen en zien het water al een
beetje opkomen. De grond
wordt zachter. Het raakt al ver
zadigd met water. De door
waadbare plaatsen kunnen we
nog maar net oversteken. We be
reiken onze onderzoeksplek en
installeren ons. Brood en water
en een zak snoepjes zijn belang
rijk, maar ook een boek en
schrijfgerei. Nu maar wachten
tot het water opkomt.
Waar wij zitten kunnen we het
van twee kanten zien binnenko
men. We lopen naar de bodem
van een geul en kijken gespan
nen naar de kant van de Wester-
schelde. De grond onder onze
voeten wordt zacht en verandert
in drijfzand. En dan zien we het.
Vis vangen is een kunst en om
die kunst goed te kunnen beoe
fenen, vist iedere visser op zijn
eigen tij en met zijn eigen visge-
rei. Piet Maaskant uit Bruinisse
en zijn staand want.
Uit een grote ton pakt Oos-
terschelde-visser Piet
Maaskant een stuk visnet. Hij
wikkelt het losjes om een lier, op
z'n schip in de vluchthaven van
Bruinisse. Grote gaten zitten er
in. Veel groter dan de tien centi
meter maaswijdte die Maaskant
gewoonlijk aanhoudt. Het deert
hem niet. Het kreeftenseizoen is
toch voorbijTot 1 april volgend
jaar kan dit stuk staand want
rusten. „En ach, het is niet erg
als er een keer een kreeft of zee
baars doorheen glipt. Je moet
toch kunnen blijven vissen."
Staand want is één van de vis-
Adrie Albregtse, Albert
Ebbens en Laurens Kamp
werken op proefboerderij
De Rusthoeve in Colijns-
plaat. Op 85 hectare pol-
dergrond doen zij, in op
dracht van onder meer
Zeeuwse boeren, proeven
met akkerbouw- en soms
tuinbouwgewassen. 'De
Rusthoeve' volgt weke
lijks de belevenissen van
de mannen van de proef
boerderij.
Een grote golf water komt op
ons af. Het is nog niet zo veel,
maar het glinstert en dreigt. Ge
lukkig is het mooi weer. We kij
ken gespannen toe. Wat is het
toch roerig in het water. Zouden
de vissen nu al met de vloed
meekomen. Ze moeten dan wel
over de bodem kruipen. Het wa
ter kolkt en beweegt en ja hoor,
we zien een grote school vissen
mee komen zwemmen. De vin
nen steken boven het water uit
en de vissen springen hoog op.
Het zijn dunlipharders, die veel
voorkomen in Saeftinge. Hun
officiële naam is Liza Ramada
van de familie Mugilidae.
Deze harders leven graag bij de
bodem en scheppen de modder
op.
De oneetbare delen spugen ze
uit, maar de kiezel wieren en
plankton gaan naar binnen. Ze
trekken graag landinwaarts om
insecten en larven te zoeken. Als
het laag water is in Saeftinge
zien we ze ook vaak in de poelen
zwemmen. Ze springen dan ook
hoog op, omdat er weinig zuur
stof in het water achterblijft. Ze
trekken vooral in scholen. We
zien dat ook. Naarmate het wa
ter hoger wordt, blijven de scho
len binnen komen. Ze zwemmen
nu aan de oppervlakte, om daar
het voedsel, dat nu bestaat uit
dierlijk plankton, naar binnen
te zuigen. Het zijn bijzondere
vissenZe komen in alle wateren
voor, of het nu zout, brak of zoet
tuigen waarvoor Maaskant een
vergunning heeft. Ook fuiken
mag hij zetten. Met staand want
vist hij op kreeft, zeebaars en
harder. Het vistuig ziet er simpel
uit. Tachtig centimeter hoog
netwerk, aan de onderkant een
touw met stukjes lood en aan de
bovenkant een touw met stukjes
kurk. Het netwerk drijft of staat
- vandaar de naam 'staand
want' - in het water, tot op de
bodem. Kreeften zitten 't liefst
in de rommel, vertelt Maaskant,
op een stenige ondergrond,
waar ook de scherpe Japanse
oesters welig tieren. Daarom is
zijn visnet zo kapot.
Maximaal vijfhonderd meter
staand want mag Maaskant in
de Oosterschelde wegzetten.
Dat lijkt veel, zegt hij, maar op
het water is het niks. Hij vist op
een stuk vaste grond bij Bruinis
se en op enkele vrije gronden.
Je bent een proefboerderij of je
bent het niet. Middenin de
drukke oogsttijd wordt, aan
staande vrijdag, de Uiendag ge
houden op de Rusthoeve: een
informatiemarkt voor alle uien-
telers, voornamelijk boeren uit
het zuid-westen. Terwijl de
laatste zomertarwe wordt bin
nengehaald, het stro van de
proefvelden moet worden ge
wogen en gepakt, zijn er ook in
de uien nog allerlei klusjes te
doen, die de resultaten van ver
schillende proeven aanschou
welijk moeten maken.
De organisatie van de dag is in
handen van de DLV, de land-
bouwvoorlichtingsdienst, maar
op de Rusthoeve wordt het
meeste uitvoerende werk ge
is. Het lichaam past zich gemak
kelijk aan die veranderingen in
het zoutgehalte aan. Hoe, dat
weten we ook niet. Ze worden
wel eens vergeleken met zalm,
vanwege het springen, maar er
is wel verschil. Zalm kromt het
lichaam tijdens de sprong, de
Harder houdt het juist gestrekt.
Harders paaien in ondiep water.
Ze maken er heel wat werk van.
Terwijl andere vissen de kuit en
de hom maar gewoon in het wa
ter achterlaten, zwemmen de
harders dicht tegen elkaar en
raken elkaar zelfs aan. Jonge
harders worden vaak in getij-
denpoeltjes aangetroffen en
vinden over het land hun weg
naar de zee. Harders worden wel
voor consumptie gebruikt,
maar ze smaken naar modder en
zijn daardoor niet geliefd Ons
oerinstinct werkt wel. We be-
,Uit ervaring weet j e waar j e het
meeste vangt." Kreeften lopen
over de bodem. Het net rust
daarop. Als het goed is, komen
ze er 'vanzelf' in. „En in de loop
van het seizoen gooi ik er ook
aas bij, stukjes vis. Aan het be
gin van het seizoen heeft dat om
onverklaarbare redenen weinig
zin. Dan zijn die kreeften mis
schien te lui of hebben ze zelf
nog genoeg te eten."
Kreeften leveren goed opMaas
kant brengt tachtig procent van
zijn vangst naar de vismijn, in
Colijnsplaat en ook in Breskens.
„Iedereen zou dat eigenlijk
moeten doen. 't Is beter voor de
prijs en je kunt de vangsten be
ter in de gaten houden." Zee
baars en harder zorgen voor een
welkome aanvulling. Afgelopen
seizoen was het goed met de zee
baars in de Oosterschelde.
Maaskant is nog niet zo lang vis
daan. Heel veel is natuurlijk al
gebeurd: het planten en zaaien
van uien, de bewaarproeven van
vorig jaar, het oogsten van
plantuitproeven en de sortering
ervan. Albert moet nog met de
mensen van DLV en andere ui-
endeskundigen overleggen hoe
de proeven gepresenteerd moe
ten worden. „Moeten de zaaiui-
en in kisten, of leggen we ze op
het land. Dat is natuurlijk ook
van het weer afhankelijk. Zoals
het er nu naar uitziet, kunnen
we het hele evenement wel bui
ten houden. De tent die besteld
is, is misschien te warm."
Voor de Uiendag is altijd veel
belangstelling. „Het is een goed
product in de bouwplannen van
boeren. Eens in de zoveel jaar
uien, afgewisseld met graan.
treuren het dat we geen net bij
ons hebben. Anders zouden we
vissen gaan vangen.
Intussen is het water zo hoog ge
stegen dat we een drogere plek
op moeten zoeken. We klimmen
op het schor en zien langs de
geul kleine zilverreigers neer
strijken. Het zijn er veel. Om de
paar meter staat er wel eentje.
Bruine kiekendieven en bui
zerds zweven boven de schor
ren. Er komt een groep wulpen
voorbij. Voeg daarbij de zilver
meeuwen, verschillende een
den, scholeksters, graszangers,
allemaal met hun eigen zang en
stel de kakofonie van geluiden
voor. Toch is het er erg rustig en
vredig.
Maar: het blijft niet vredig. Als
we onze benen strekken komen
de vijanden: de dazen. Ze heb
ben het op ons voorzien. Bij bos
sen Zo'n zeven jaar. Hij werkte
eerst bij zijn vader, op de
scheepswerf Maaskant in Brui
nisse en Stellendam, tot die in de
jaren tachtig failliet ging en
door Damen Shipyards in Gor-
kum werd overgenomen. Van
lieverlee is hij in het vissersvak
gerold. „Veel andere vissers
aardappelen en bieten, levert in
de regel een goede grondstruc
tuur op. Bovendien is het in de
speculatie geen slechte zet om
uien te zeten. Boeren moeten
differentiëren, als het het ene
niks oplevert, verdienen ze nog
wat aan het andere."
Uit het programma blijkt echter
wel dat de boeren niet alleen
voor informatie komen. Het is
ook in recreatieve zin een uitje.
Als alle rondleidingen en de
monstraties achter de rug zijn,
als zakelijke contacten zijn ge
legd en persoonlijke onderhou
den, is het tijd voor een drankje
en friet.
De Rusthoeve heeft de resulta
ten van rassenproeven, bemes-
tingsproeven, proeven met ge
wasbeschermingsmiddelen en
jes vallen ze aan. We slaan en
wrijven ze weg. Als we zitten
gaat het goed, maar o, wee, als
we gaan staan. Waarvoor zijn
deze beesten nou nuttig? De bul
ten komen pas de andere dag,
dus er staat ons morgen wat te
wachten. We moeten drie uur na
het hoge water wachten om
weer weg te kunnen en heel die
tijd loeren we om ons heen, of er
toch niet weer een daas op ons
neerstrijkt. Als we terug lopen
en we op een punt aangekomen
zijn dat er geen dazen meer zijn,
belanden we in wolken knut-
vliegjes. Ook zo lekker. Bij de
dijk verdwijnen deze vliegjes,
maar daar zitten de muggen. Al
leen de vrouwtjes steken, weten
we. Wij zijn toevallig in een hon
gerige groep vrouwtjes terecht
gekomen.
Chiel Jacobusse, onze expert in
vliegen, bijen en dazen, zal dit
verhaal wel interessant vinden.
Ik schrijf hem hierbij een brief:
„Beste Chiel. We hebben een
heerlijke en leerzame dag ge
had. We hebben wel op een on
aangename manier kennis ge
maakt met dazen, knutvliegjes
en muggen. Ik vind dazen maar
rotbeesten, ze maken akelige
bulten. Is er nog iets positiefs
vertellen over deze plaaggees
ten?"
Het antwoord komt volgende
week in deze rubriek.
Diny de Putter
groeien er vanzelf in, van vader
op zoon. Ik heb het mezelf alle
maal moeten aanleren, 't Is een
mooi vak, visserman. Je kunt
het alleen doen. Je bent vrijHet
levert geen luxe boterham op,
maar wel een goede."
Harmen van der Werf
onkruidbestrijding op vrijdag
ochtend vroeg klaarliggen op
het land en in de schuur. In de
gehuurde tent druppelen dan de
standhouders binnen: produ
centen van gewasbescher
mingsmiddelen, zaadhandela
ren, mechanisatiebedrijven,
handelaren, uienverwerkers en
kunstmestproducenten. Ze be
horen allemaal weieens tot de
opdrachtegevers van de Rust
hoeve en hun producten figure
ren ook in proeven die de
Rusthoeve zelf initieert.
Nieuwsgierig zijn de boeren
naar een proef met acryldoek
over de plantuien. Dat kan de
oogst vervroegen en de op
brengst verhogen. De vraag is
natuurlijk hoe het voordeel zich
verhoudt tot de investering.
De rubriek Windstreken
besteedt aandacht aan de
Zeeuwse molens, aan de
mensen erachter en aan de
positie van de windgema-
len in het landschap. Van
daag: molen Windlust in
Hoek.
Frans Weemaes (47) is een
wandelend woordenboek.
Het ganse raderwerk van zijn
hersenpan zit volgestouwd met
kennis over molens. De vrijwil
liger op stellingmolen Windlust
in Hoek benoemt feilloos alle
mogelijke onderdelen, desge
wenst ook in het Zuidneder
lands.
Zijn passie voor molens ont
stond toen de in Sint Jansteen
geboren Frans op zijn veertien
de een bezoek bracht aan stel
lingmolen De Brak in Sluis.
Kort daarna raakte hij betrok
ken bij de Stadsmolen in Hulst
en begon hij windgemalen te be
zoeken in de wijde omtrek.
Frans legde daarbij contacten
met tal van molenaars die het
vak nog om den brode hadden
uitgeoefend. Hij was dus nog
juist op tijd om allerlei informa
tie op te tekenen van mensen bij
wie die nog vers in het geheugen
lag. Tweede fontein van kennis
was de uit West Zeeuws Vlaan
deren stammende wij len IzJde
Kramer. „Van hem heb ik heel
veel geleerd. De Kramer bezat
was ook in details geïnteres
seerd. Ik stuurde hem regelma
tig brieven met vragen. Dan
kreeg je vijf kantjes antwoord,
met bijzonderheden die nu bij
na niemand meer kent."
Het is niet verwonderlijk dat
Weemaes 17 januari 1975 pre
sent was bij de oprichting van
Vereniging De Zeeuwse Molen.
Al het jaar daarop werd hij re
dacteur van het ledenblad De
Windmolen, terwijl hij ook al
een kwart eeuw deel uitmaakt
van het verenigingsbestuur.
Frans is instructeur van het Gil
de van Vrijwillige Molenaars.
Hij schreef verschillende boe
ken, waaronder het dit jaar ver
schenen Molens in Zeeland, een
ietwat verlate uitgave ter gele
genheid van het 25-jarig be
staan van de provinciale vereni
ging. Voor al zijn inzet werd hij
in 1985 geëerd met de zilveren
scherphamer, de prijs van ver
dienste van die organisatie.
Frans zal zelf niet dik doen over
zijn inzet. Op één aspect na dan:
„Op de lagere school had ik on
Een ander heet hangijzer is de
bestrijding van valse meel
dauw, een schimmel waarvan
de uientelers steeds meer last
krijgen. Dergelijke plagen zijn
voor de Rusthoeve altijd aanlei
ding om gerichte proeven te
doen.
Nu de uienoogst nog maar net
begint, is het niet mogelijk om
de bewaarproeven in de prak
tijk te laten zien. De nieuwste
informatie is echter ruim voor
handen. Albert: „De beste ui
blijft lang hard en sappig en hij
gaat niet of nauwelijks groeien.
In de waardering van uien zitten
overigens wel cultuurverschil
len. De ene wil een lichte, gele
schil en de ander heeft ze liever
stevig en bruin. Sommige lan
den eisen dat er niet tegen die
voldoendes voor Nederlands. Ik
was namelijk woordblind, maar
met de nodige inspanning heb ik
dit probleem weten te overwin
nen." Het laatste blijkt uit de
manier waarop hij in zijn laatste
boek schrijft over de Hulster
oud-beroepsmolenaar Stien
van Helsland. Die zou in de ja
ren zeventig de vrijwilliger Wil
ly Baart het vak leren. Dat ging
volgens Frans (in zijn laatste
boek) als volgt: ,,Dit is de krui-
lier, daar zet je de molen mee op
de wind en dit is de vang. Als je
daaraan trekt gaan de wieken
draaien en je kunt er de molen
mee stil zetten. Natuurlijk moet
je wel eerst de wieken los ma
ken. Hier binnen hangen de zei
len, die kun je aan de wieken
hangen. Zo, nu ga ik naar huis.
ik kan er niet meer tegen. Ik heb
hier zo veel ellende meege
maakt.
Ook al is Frans bijna zelf een
molen geworden, de bij de ge
meente Terneuzen werkende
milieuambtenaar doet in zijn
vrije tijd toch ook nog wel eens
wat anders. Zo is het op vrijdag
avond kaarten geblazen en geeft
Weemaes ook nog EHBO-les-
sen. Op zaterdagen is hij even
wel meestal aan te treffen op de
uit 1856/7 stammende Windlust
in Hoek.
In de buurt van het Hoekse
windgemaal stonden sinds 1614
drie voorgangers, alle houten
exemplaren van het type stan
derdmolen. Winjdlust lijkt op
hete eerste gezicht een stelling
molen van dertien in een dozijn
te wezen. Pas bij binnenkomst
blijkt hoe verrassend interes
sant dit monument is. De molen
bevat diverse onderdelen van de
laatste standerdmolen welke uit
het eerste kwart van de 18e
eeuw dateerde. Tot aan de af
braak in 1921 stond naast
Windlust nog een aan de buiten
zijde vrijwel identieke stelling
molen (uit 1845). Oude foto's
laten dan ook een prachtig mo
lenlandschap zien.
Nog altijd vertoont Windlust
zich redelijk vrij in het land
schap ten westen van Hoek. De
toekomst van de molenbiotoop
is echter donker vanwege om
vangrijke nieuwbouwplannen
er bijna tegenaan. Gaan die
door dan zou het wel eens kun
nen dat Frans Weemaes, die hier
25 jaar zijn beste beentje voor
zette, zijn heil elders zoekt.
Want, de naam zegt het al, ook
de molen van Hoek lust wind.
Willem Staat
groene groeipuntjes wordt ge
spoten. Wij doen dan rassen- en
bewaarproeven waarbij we van
tijd tot tijd controleren of er
binnenin iets begint te groeien.
Om de zoveel tijd haal je twintig
uien uit een bewaareenheid,
snijdt ze door en noteert de
stand van zaken. De resultaten
presenteren we op de Uiendag."
Mocht het voor vrijdag ideaal
weer zijn om alle uien te rooien,
dan kan dat op de Rusthoeve
niet doorgaan. Er moeten vol
doende bollen in de grond blij
ven zitten om vier combinaties
de hele dag te laten rooien. De
boeren willen in de praktijk
kunnen zien hoe de machines
werken en wat de voor- en nade
len zijn.
Mieke van der Jagt
Frans Weemaes foto Peter Nicolai
Land van Saeftinge met opkomend water. foto Chiel Jacobusse
Piet Maaskant: „Het is niet erg als er een keer een kreeft of zeebaars
doorheen glipt." foto Willem Mieras
De PZC sponsort Het Zeeuwse
Landschap. In 'Natuurlijk Zee
land' doen medewerkers van de
ze stichting verslag van wat er
speelt in de Zeeuwse natuurge
bieden: onverwachte vondsten
NATUURLIJK en bijzondere gedragingen pas-
7 pr pr I A fsj D seren wekelijks de revue. En na
tuurlijk ook de successen en
mislukkingen in het beheer.
W/
e