Molenaar vindt zijn draai in Haamstede Grote strozakken nodigen uit tot een tuk dinsdag 29 juli 2003 19 NATUURLIJK en bijzondere gedragingen pas- ZEELAND seren wekelijks de revue. En na tuurlijk ook de successen en mislukkingen in het beheer. -ar/ De PZC sponsort Het Zeeuwse Landschap. In 'Natuurlijk Zee land'doen medewerkers van de ze stichting verslag van wat er speelt in de Zeeuwse natuurge- bieden: onverwachte vondsten De rubriek Windstreken besteedt aandacht aan de Zeeuwse molens, aan de mensen erachter en aan de positie van de windgema- len in het landschap. Deze week: molen De Graan halm in Haamstede. Piet Jan Landegent (53) be hoort tot de gelukkige men sen die van hun hobby hun beroep konden maken. Hij ver dient al sinds tientallen jaren zijn brood op en rond De Graan halm, de molen van Haamstede, die eruit ziet als een gemoedelij ke dikzak. Het liefst was Piet Jan Lande gent beroepsmolenaar gewor den toen hij in 1976 samen met zijn vrouw Matthie Steur in De Graanhalm kwam wonen. Dat was toen niet haalbaar. Daarom gooide Landegent het over een andere boeg en begon pannnen- koeken te bakken, vanzelf met meel van eigen molen. Het idee sloeg aan. Landegent bakte zijn lekkernijen in de open keuken, omdat transpa rantie bij hem voorop staat. De gasten kunnen al smikkelend kijken naar de miniatuur-mo lentjes in het restaurant. Deze worden via kunst- en vliegwiel- werk door de grote molen aan gedreven. Ook de draaimolen voor de kleintjes draait buiten op windkracht, evenals het bui ten aan de muur hangende mini atuurmodel van De Graanhalm, gemaakt door buurman-smid Roel Saman. De keus voor pannenkoeken was weloverwogen. Tot in de 19de eeuw vormden ze het hoofdvoedsel van de Nederlan ders. Toen werden ze gebakken van boekweitmeel, maar dat werd wél gemalen in molens. Het restaurant breidde uit en de tegen de molen gebouwde slaapkamers werden ingericht tot winkel voor de verkoop van meel, andere Zeeuwse produc ten en souvenirs. In de tuin be vindt zich 'de kleinste boerderij van Zeeland'. Die bestaat slechts uit bescheiden aanplant van suikerbieten, vlas, kool zaad, tarwe, juun, meekrap en andere nationale en/of Zeeuwse landbouwgewassen. Volgens Landegent niettemin opvoe dend voor de stedeling die zel den of nooit met veldgewas wordt geconfronteerd. Voor zijn inzet werd Landegent beloond met de prijs voor mar kant ondernemerschap van Ho reca Nederland. Het restaurant is tegenwoordig verhuurd aan Arian Hoefkens. Piet Jan Lan degent kan zich nu volledig wij den aan zijn molen. De transparantie die zijn hore- cawerk kenmerkte, trekt Lan degent door in de molen. Bene den draait een videofilm over het maalproces. Op de zolders zijn delen van het gaande (be wegende) werk witgeschilderd en/of opengewerkt. Zo kunnen geïnteresseerden de werking er van met eigen ogen waarnemen, terwijl de molenaar uitleg geeft. Bezoekers mogen uit veilig heidsoverwegingen niet naar de lui- en de kapzolder. De vloeren daarvan zijn echter voor de helft doorzichtig gemaakt en vanaf de steenzolder biedt dat een spectaculair zicht. Het muurwerk van De Graan halm is opvallend droog. Dat komt volgens Piet Jan Lande gent mede doordat er vrijwel dagelijks mee wordt gemalen. De deuren staan open zodat het lekker kan drogen na nat weer. Nog belangrijker is volgens hem dat de molen is gewit. De Graanhalm was voordat de Landegents er hun intrek na men, eigendom van W.D. Dijk man, telg uit een wijdvertakte muldersfamilie. De Dijkman nen schilderden hun molens wit. De pannenkoekenmolen van Haamstede, foto's Dirk-Jan Gjeltema Piet Jan Landegent, eigenaar van De Graanhalm. Die traditie is elders in Zeeland en ook op Goeree-Overflakkee nagevolgd. Landegent, en met hem andere Zeeuwse mole naars, waaronder bijvoorbeeld Sjaak Herman van de molens in Cadzand en IJzendijke, zijn er van overtuigd dat het regelma tig aanbrengen van een witte kalklaag hét medicijn is tegen het ellendige vocht. Hierover wordt gekissebist met monu mentenzorg waar men gepor teerd is van schoon metselwerk. Landgent is er de man niet naar om zijn licht onder de koren maat te zetten. Dat brengt hem wel eens in conflict met monu mentenzorg. Het gaat de Haamstedenaar ten diepste om de speelruimte voor de particuliere moleneigenaar. „De molen is sinds de bouw in 1847 altijd in particuliere han den geweest. Bovendien is er vrijwel onafgebroken mee ge werkt." Willem Staat Natuurgebied Oranjezon bij Vrouwenpolder. foto Ruben Oreel Luis is steeds de dupe In de struiken vliegt een graaf wesp. Bij nauwkeu rige waarneming blijkt er tussen zijn poten een ander klein insect vervoerd te wor den. Een volstrekt gewone gebeurtenis in de insecten wereld. Zo ook in het bosrij ke natuurgebied Oranjezon bij Vrouwenpolder. Kleine en grote graafwespen, waaronder de ons wat meer bekende rupsendoder, houden zich uitsluitend bezig met het vangen en verlammen van an dere insecten. Soms gebeurt dat heel spectaculair. Vooral als we het hebben over de bijenwolf, een anderhalve centimeter gro te zwartgeel gekleurde graaf- wesp, die het heeft gemunt op de iets grotere honingbijen. Bij im kers zijn deze piraten daarom niet zo geliefd. Het is duidelijk dat bij het do den van rupsen en bijen heel wat komt kijken. Veel andere soor ten graafwespen doen het daar om gemakkelijker. Zij kiezen prooien uit met veel minder risi co zelf de dupe te worden van een dodelijke steek van een an gel of de kracht van een tegen stander. Luizen vormen daarbij een bijzonder aantrekkelijk al ternatief. Deze weerloze plan tensappen zuigende insecten zijn maar al te vaak de dupe van hongerige medeschepsels. En waarom niet? Mieren doen het nog heel bescheiden en beper ken zich tot de consumptie van de zoete afscheidingsproducten van luizen. Ze onderhouden lui zenfamilies op de wijze waarop wij koeien houden. Een tamelijk vredig cultuurtje met weder zijdse stimulerende effecten. Al anders is het bij vogels. Vele soorten hebben luizen op hun menukaart staan. De rietzanger bijvoorbeeld, weet in korte tijd zoveel luizen te verorberen en in vetreserves op te slaan, dat het vogeltje in staat is om zonder ophouden in drie dagen 4300 ki lometer te vliegen naar het over- winteringsgebied in tropisch West-Afrika. Het eiwitrijke dieet van luizen trekt, naast vele larven van zweefvliegen en de ons meer be kende lieveheersbeestjes, ook de aandacht van heel wat graaf wespen. Zij gebruiken zonder illustratie Adri Karman uit een wanordelijk, grof gerim peld en behaard huidoppervlak. Van een zomaar verzonnen naam is dan ook beslist geen sprake. Misschien is dat wel het geval bij het graafwespenge- slacht Diotontis. Eveneens een geslacht met prooidierkeuzes in verschillende luizen en cicaden- families. De taxanoom en be- schrij ver van de soort 'tristis' zal gezucht hebben bij de aanblik van de zwarte schuinsmar cheerder en niet veel verder ge komen zijn dan de 'trieste' zwarte aanblik van het beestje. In de insectenwereld bestaat geen medelijden. Weerloze schepseltjes worden zonder pardon verlamd in martelka mers gebracht en mensen spui ten eveneens zonder pardon hun akkerbouwproducten en de ro zen in de tuin tegen luis. Nog minder dan een arm schaap is de luis. Ron Brouwer Ron Brouwer is medewerker ex terne betrekkingen bij Het Zeeuwse Landschap en tevens deelnemer aan het 'project in sect'. uitzondering de luizenprooien voor de instandhouding van het nageslacht. De broedcellen, aangelegd in verlaten kever gangen, holle stengels en wat dies meer zijworden ermee be voorraad. Luizen zijn de arme schaapjes onder de insecten! Lief en aardig zijn van die plan- tensappenzuigers wordt nou eenmaal niet beloond. In tegen deel. Het leger belagers staat steeds klaar en zoals vaak ge beurt tooit ook hier de misdaad zich in het zwart. We zien dat ook onder de vogels bij kraaien, roeken en raven.Het bestaan van vele zwarte graafwespen- soorten heeft geleid tot bizarre namen. De minst opvallende daarbij is nog die van inornata bij het Pemphredongeslacht. Deze naam duidt aan, dat de wesp geen uiterlijke versierin gen heeft. Uit hetzelfde geslacht komen twee andere namen voor: Lethifer, vrij te vertalen in een vakterm die bij onze menselijke samenleving past, namelijk dooddrager. De andere gaat nog verder en is zonder omwegen 'lugubris'. Het uiterlijk bestaat De bijenwolf vangt honingbijen als voedsel voor de larven. Adrie Albregtse, Albert Ebbens en Laurens Kamp werken op proefboerderij De Rusthoeve in Colijns- plaat. Op 85 hectare pol- dergrond doen zij, in op dracht van onder meer Zeeuwse boeren, proeven met akkerbouw- en soms tuinbouwgewassen. 'De Rusthoeve' volgt weke lijks de belevenissen van de mannen van de proef boerderij. Het oogsten is begonnen op De Rusthoeve. Dat kun je wel zien als je in de schuur kijkt. De eerste producten liggen erin. In grote houten bakken van een kubieke meter staat het vlas zaad van verschillende Noord- Bevelandse boeren te drogen. Ze telen allemaal vlas voor Van der Bilt in Sluiskil, dus het gaat op termijn in één keer dezelfde kant op. De vlasstengels liggen nog op het land om het buitenste laagje van de vezel te laten rot ten. Dauwroten heet dat, en het is een eeuwenoude techniek om linnen te maken. Met veel mo dernere technieken is het zaad geplukt en gedorst, want in Co- lijnsplaat telen ze vlas voor het linnen en het zaad. Van der Bilt verkoopt het zaad over de hele wereld. Een eindje verder liggen bosjes vlas met zaad en al op een rij. Het zijn de garven van de proef velden, waar van verschillende rassen de opbrengst van het zaad en de linnenkwaliteit wor den onderzocht. Aanvankelijk stonden ze schilderachtig bui ten op de proefvelden, maar Al- bert zag er op een avond wel erg veel vogels in bezig. „Ik heb ze maar gauw binnen gelegd, want anders weten we nog niks over de zaadopbrengst. De vlassten gels van de proefvelden hoeven tóch niet te dauwroten omdat ze in het het laboratorium met warm water worden geroot. Dat gebeurt om verschillen in de in vloed van bewerking zo veel mogelijk te beperken." Op de grote strozakken die een heel stuk van de vloer bedekken, zou je zó een tuk gaan doen. Ze bevatten de oogst van een be- mestingsproef op graszaad. Ook het gras voor de proeven wordt met stro en al geoogst. Later zal het, zak voor zak, heel precies worden gedorst. Dan wordt ge keken welke mestsamenstelling en hoeveelheid de gunstigste ef fecten hebben op opbrengst en kwaliteit. De gewone graszaad- oogst is nog in volle gang. Met de combine rijden de werkers op De Rusthoeve er alles ineens af. Het spul wordt meteen gedorst en het hooi gaat op rollen. „Graszaad luistert nauw", zegt Albert, „want met dat droge weer verlies je makkelijk zaad. We maaien dus vaak 's nachts als het nog vochtig is. Zodra de zon komt, kunnen we beter ophou den. Dan ben je onder het oog sten ongewild ook met zaaien bezig." Laurens voegt eraan toe dat dat ook gebeurt als je de machines niet goed schoonmaakt. „De oogst van gerst en die van gras zaad zitten in dezelfde periode en we gebruiken er dezelfde combine voor. Die moet je tel kens ombouwen maar je moet ook zorgen dat alle graszaadjes of gerstenkorrels eraf zijn ge poetst. Doe je dat niet, dan wordt het product onzuiver, wat de afnemer helemaal niet fijn vindt. Ook moet je voorkomen dat verschillende soorten gras zaad door elkaar raken. Goed schoonmaken is dus belang rijk." Over droogte zitten ze bij De Rusthoeve nog niet zo in. In Duitsland begint het op sommi ge plaatsen bedreigend te wor den, maar op Noord-Beveland wordt nog niet geklaagd. „Je kunt niet zeggen dat het te droog is, want zolang de pro ducten in de grond zitten, blijft het afwachten. Boven de 25 gra den groeien bijvoorbeeld de aardappelen niet echt hard, maar uiteindelijk gaat het om de verhouding tussen opbrengst en prijs. Misschien blijven de knol len wel klein maar krijgen we er een hele goede prijs voor. Bij een boer gaat het toch om het inko men, als puntje bij paaltje komt. Normaal gesproken geldt voor consumptieaardappelen een minimale doorsnee van 40 milli meter. Maar bij schaarste kan dat worden bijgesteld tot 35 millimeter. Dan moet je gewoon wat meer schillen." Albert maakt zich er nog niet al te druk over. „Er kan nog zoveel regen vallen en die aardappels zitten voorlopig nog in de grond." Inmiddels ligt de gerstoogst in de schuur, ook die van de proef velden. Per proefveld is de oogst gewogen en in een plastic zakje gestopt. Stagiair Jan Willem moet het vochtgehalte meten: telkens een afgepast beetje in een bakje en dan opschrijven hoeveel vocht het apparaatje meet. Alleen zo kan worden vastgesteld welk ras de beste opbrengst heeft. „Wel duidelijk schrijven, hè", drukt Albert Jan Willem op het hart. Want met onleesbare handschriften heb ben ze op De Rusthoeve in het verleden al veel leergeld be taald. Mieke van der Jagt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 19