PZC Wandelen langs de Oosterschelde 18 18 19 20 Vlinders op de struik laten zich goed observeren vveei'vvoora De tuin van Juust Wa'kWou Proónke mee de veren van een aander Molen lijkt gemoedelijke dikzak Natuurplan voor polder en schor jk; k y*' V dinsdag 29 juli 2003 Plezierig nS: JANS n ZIE RIK Ef V Een juli met zon vult kelder en ton 7: t y HET TUINTJE VAN .jyertentie-exploitatie: lord-en Midden-Zeeland: 0113-315520; 7pUVVS-Vlaanderen: 0114-372770; Nationaal: 020-4562500. Redactie: 0113-315680 kww.P zc.nl E-mail: redactie@pzc.nl Postbus 314460 AA Goes. if Het heeft geruime tijd ge duurd, maar het resul taat mag er zijn. Zeelands eerste streekpad voor wan delaars en het vijftiende in Nederland. Een route van bijna tweehonderd kilome ter rondom de Oosterschel- de, opgedeeld in 36 etappes. Een Tour de l'Escaut te voet. Teun van Elsacker van het Bureau voor Toerisme Zee land, die nauw betrokken was bij de voorbereidingen voor het Oosterscheldepad, is erg blij met de nieuwe wandelvoorziening. Hij kijkt alweer verder: ook rondom de Westerschelde zi j n er prima kansen voor het uitzetten van een streekpad. Een wandelroute uitstippe len doe je niet zomaar even. Daar is Teun van Elsacker van het Bureau voor Toerisme Zee land (BTZ) inmiddels wel ach ter. Om een erkende route te kunnen zijn, die ook (inter)na- tionaal meetelt, moet voldaan worden aan allerlei regeltjes. „Een nationaal streekpad moet tussen 150 en 200 kilometer lang zijn, een rondgaande route zijn, afwisselend en landschap pelijk aantrekkelijk zijn. En dat in een gebied waar de wandel padenstructuur nog niet zo dicht is. Het moet iets toevoe gen", vertelt Van Elsacker. Hij legt uit dat er een landelijke commissie is die zich bemoeit met het nationale netwerk aan wandelpaden. Grofweg zijn er drie 'soorten' te onderscheiden. De lange-afstandspaden zijn rood-wit gemarkeerd en steeds een lijnwandeling van A naar B. In Zeeland is er het Deltapad vanaf Hoek van Holland over de koppen van de eilanden naar Sluis. De lokale paden zijn kor ter, wit-geel gemarkeerd. Voor beelden zijn het Oudelandpad in de Zak van Zuid-Beveland en de Reede Van Middelburg tus sen Vlissingen en de Veerse Gat- dam. En dan de rood-geel gemarkeerde streekpaden, waaraan nu het Oosterschelde pad wordt toegevoegd. Van Elsacker constateert dat de zaken op wandelgebied in Zee land 'plezierig in ontwikkeling' zijn. „Er komen steeds dingen bij en dat vind ik erg fijn. Er was gewoon niet zoveel beschikbaar als het ging om wandelen over niet-verharde wegen." Hij prijst in dit verband de Stichting Voetpaden Walcheren, die naast de Reede van Middelburg ook een traject van Veere naar Mid delburg opzette en bezig is met de route Domburg-Middelburg. „Dat zijn aantrekkelijke wan delingen. Als je die doet in com binatie met het Deltapad, dan heb je een rondje Walcheren compleet." Het nieuwe Oosterscheldepad is 196,2 kilometer lang. Van Els acker zegt dat ongeveer eender de deel over onverharde paden gaat. „Ik had wel meer willen hebben, maar dat is niet zo een voudig. Als je wilt wandelen De nieuwe wandelroute voert ook langs de oude zeedijk bij Goes. foto Willem Mieras Rondje Zeeland in 36 etappes over landbouwgrond heb je toe stemming nodig van de eigenaar of pachter. Die wilden betaald worden en daarvoor hadden we geen geld. Er zitten wel veel ki lometers buitenbermen van dij ken in. Die zijn verhard, maar wat beleving betreft heel anders dan een provinciale weg of een gewoon fietspad. En de route loopt voor meer dan de helft langs het water. De route wordt uitvoerig be schreven in een dikke gids (160 waar je bent - kun je acht zones met de taxi reizen. Dat is genoeg om bij een centraal knooppunt van openbaar vervoer te ko men." Het spreekt voor zich dat de route zoveel mogelijk langs, of in elk geval dichtbijde Ooster- schelde voert. Van Elsacker: „Op Sint Philipsland en Tholen treden we wat buiten onze oe vers. Die zijn alleen 's zomers onderdeel van het Oosterschel depad, omdat dan de pontjes ff NEELÏjE i pagina's). Het begin ligt bij het station Kruiningen/Yerseke, maar in feite kan een wandelaar overal van start gaan. Het sta tion is gekozen omdat steeds aansluiting wordt gezocht bij het openbaar vervoer. Van Els acker geeft aan dat het hele Oos- terscheldegebied onder het collectief vraagafhankelijk ver voer (CW) valt. „Als je met je mobieltje belt - maakt niet uit varen. Als je daar een lijnroute maakt, dan is dat buiten de zo mer niet zo leuk. Daarom is er een dagrondje op Sint Philips land en een weekeinde-rondje op Tholen. Op deze manier wor den de twee eilanden toch altijd ontsloten voor wandelaars." De BTZ-medewerker noemt niet voor niets de pontjes die 's zomers in de provincie varen. In het Oosterscheldegebied va ren er zes. Ze zijn alle in de wan delroute opgenomen. Dat maakt het Zeeuwse streekpad extra aantrekkelijk, meent Van Elsacker. „De andere streekpa den zijn allemaal over land. Een route rond en over zo'n grote waterplas is bijzonder. Het lijkt een beetje op het Zuiderzeepad, maar dat is wel een route zonder Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC, postbus 31, 4460 AA, Goes, fax 0113-315669, e-mdil redactie@pzc.nl. een pontjes-netwerk." In de gids wordt ingegaan op de ge schiedenis van het gebied. Ui teraard is er een kaartoverzicht en een goede uitleg van elke etappe (er zijn er 36, elk van on geveer vijf kilometer), met een kaart en een routebeschrijving in twee richtingen. Zo passeren zeven eilanden (Neeltje Jans, Schouwen en Duiveland zijn aparte eilanden) de revu. De hoofdstukken zijn ook per ei land opgedeeld. Naast informa tie over openbaar vervoer, staan er ook bijna honderd overnach tingsadressen in. In een apart hoofdstuk is er aandacht voor typisch Zeeuwse streekproduc ten van land en zee. „Het is een flink karwei ge weest", blikt Van Elsacker te rug. „We kregen veel steun van een groep van vijftien wandel liefhebbers. Zij hebben meege dacht en gezorgd voor het mar keren van de route. En we ontvingen subsidie van de pro vincie en het Nationaal Park Oosterschelde." Hij is ervan overtuigd dat het pad in een be hoefte voorziet. „Het aantal mensen dat dit soort wandelin gen doet, neemt toe." Rinus Antonisse Buitengebied, is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur, visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie Buitengebied van de PZC, postbus 31, 4460 AA, Goes, fax 0113-315669, e-mail redactie@pzc.nl i|, Links: klein geaderd witje, midden: glasvleugelpijlstaart, rechtsboven: citroenvlinder. illustratie Adri Karman Achterin de tuin staat, pre cies op de grens met de bu ren, een elzeboom. Zo vanaf 11 uur 's ochtends tot een uur of twee 's middags valt zijn scha duw over het zitje dat we ge maakt hebben. Juist op het heetst van de dag is het daar, mede omdat het grenst aan het open weilandje achter de tuin en de wind dus nog wat verkoeling brengt, nog heerlijk zitten. Naar zulke plekjes moeten we deze hete zomer maar al te vaak zoe ken. Onder een boom groeit niet veel, dat is algemeen bekend. En in derdaad, in de directe omgeving Adri Karman heeft achter zijn huis een kleine tuin, waar toch van alles ge beurt. In 'Het tuintje van' schrijft en tekent hij elke week over de belevenissen in de natuur rondom het huis. van de els - daar waar de scha duw valt - is de groei en bloei van de planten wat minder. Aan de zonkant direct aan de voet van de elzeboom hebben de bu ren enkele jaren geleden een vlinderstruik geplant. Wonder lijk genoeg lijkt deze geen last te hebben van voedselopname door de boom. Een els is wat dat betreft wel een bijzondere boom. De meeste bomen trekken alle voedsel in de buurt naar zich toe. De els heeft hier een com pensatiesysteem voor in de vorm van knolletjes aan de wor tels die bepaalde bacteriën aan trekken. Deze bacteriën bevor deren de vruchtbaarheid van de grond in de omgeving van de els. Wel is de bloei aan de schaduw zijde wat minder omdat het zon licht daar gedempt wordt. Aan de zonkant echter heeft de vlin derstruik een schitterende plaats. En dat is te zien ook. Met tientallen grote bloemtrossen staat ze uitbundig te bloeien. Een rijke nectartafel is gedekt voor allerlei insecten. Tiental len vlinders bezoeken de bloe men waaronder de dagpauwoog en verschillende soorten witjes. Natuurlijk ook koolwitjes, de bij ons meest voorkomende dag vlinders. Bij nader inzien vertonen de witte vlinders nogal wat ver schillen. Dat er knollewitjes en koolwitjes zijn, is niet zo opval lend. Zij lijken wel heel sterk op elkaar. De achtervleugels zijn bij beide soorten iets gelig ge tint. Dat geel is dikwijls bij het knollewitje iets donkerder. Bij een ander klein witje zijn deze nog donkerder geel en doorte- kend met een donkere tint rond de vleugeladering. Dit is het klein geaderd witje. De citroen vlinder is, zoals de naam al zegt, over zowel voor en achtervleu gels geheel licht citroengeel ge kleurd. Het is één van de groot ste onder de groep van de witjes. Overigens zien we de citroen vlinder in Zeeland maar zelden. Het is meer een bewoner van wat bosrijkere omgeving. Vroeg in het voorjaar is het het eerste witje dat we tegenkomen en dan vooral op bakkruudjes; prima la's of sleutelbloemen dus. De citroenvlinder is onder de vlin ders een bi jzonderheid vanwege zijn lange levensduur. Het zijn echte zwervers die we tot in ok tober waar kunnen nemen. Ove rigens vermoedt men dat de kleur van deze vlinder de Engel se benaming voor dagvlinder 'butterfly' heeft opgeleverd, wat in feite boterkleurige vlieg betekent. Minder algemeen, maar toch steeds meer voorkomend - ge zien de meldingen van de laatste weken - is de kolibrievlinder. Als een kolibrie drinkt hij nec tar met zijn lange roltong. Zijn zeer snelle en rusteloze vlucht heeft hem ook de benaming 'on rust' opgeleverd. Vroeger werd hij ook meekrapvlinder ge noemd, vanwege zijn voorko men op dit in Zeeland veel ge teelde gewas. Wie zo gelukkig is de vlinder in rusthouding tegen te komen, zal zien dat de voor vleugels bruin met donkere dwarsstreeptekening zijn en de achtervleugels geel-oranje. Dit kan wel eens verwarring ge ven met de glasvleugelpijl staart: Dit is een dagactieve nachtvlinder die bijna exact hetzelfde gedrag vertoont als de kolibrievlinder. Soms wat min der beweeglijk en soms krijgen we de vleugels te zien die behal ve aan de randen doorzichtig zijn. Beide vlinders verliezen de vleugelschubben al bij de eerste vlucht. Aan het uiterlijk zou je de glasvleugelpijlstaart eerder uit zuidelijker streken afkom stig denken dan de kolibrie, maar het tegengestelde is waar. De kolibrievlinder is uitheems en kan hier niet overwinteren. De glasvleugelpijlstaart kan zich hier wel handhaven. Dergelijke waarnemingen zijn bijzonder, maar het langst ge nieten we toch van de grote aan tallen 'gewone' vlinders die zich op een kleurige vlinderstruik vrij gemakkelijk laten observe ren. Adri Karman

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 17