PZC De woede van de wind Dromen met de pen 2 De beste gedichten van 2002 donderdag 24 juli 2003 Schaduw Rudy Kousbroek Dan rest verachting als verweer oede en verachting. Dat zijnde wapenen waarmee de tachtigjarige schrijver Hellema (zonder voornaam of initialen) zich in zijn boek De woede van de wind te weer stelt tegen de wereld om hem heen. Hellema, voormalig zaken man in textiel die op late leeftijd met schrijven en publi ceren begon, overleefde het Duitse concentratiekamp Bu- chenwald. In zijn werk - ro mans, verhalenbundels, essays - varieert hij op dezelfde thema's: de Tweede Wereldoorlog, het joodse vraagstuk (hij staat pal achter Israël), het zakenleven (de afkeer van het kapitalisme), de klassieke tegenstelling man vrouw, goed-kwaad, de moraal, Duitsland, schrijven en litera tuur (die 'blootgelegde waar heid' moet zijn), de troost van de kunst. Zijn laatste fictieboek publi ceerde Hellema alweer enkele jaren geleden. Dat was de novel le 'Klem', een beklemmend ver haal, waarin we ruim zeventig bladzijden lang dwalen door het duistere universum van een ver warde, oude schrijver. Dat zwarte wereldbeeld van een ontgoocheld mens vinden we ook terug in De woede van de wind. Het boek is een bonte ver gaarbak van aantekeningen - de schrijver spreekt zelf van reflec ties - die Hellema de afgelopen jaren maakte: mooie, droefgees tige, sombere, cynische, aan grijpende, montere, vrolijke notities in de vorm van bespie gelingen, bonte sketches, para bels, essays in een notendop en aforismen: 'Europa heeft de speelsheid verloren die Ameri ka nooit gekend heeft.Een beetje in de trant van Nobel prijswinnaar Elias Canetti die op hoge leeftijd ook aforismen, typeringen, korte verhaalfrag- menten in boekvorm publiceer- 'de. Hellema is een moralist die om zijn verontwaardiging, verach ting en woede te uiten, zijn Weerbarstig geformuleerde zin nen verpakt in stijlmiddelen als de paradox en overdrijving. An ders zouden zijn woorden on verteerbaar zijn. Een boek lang overpeinzingen in deze trant zou te veel van het goede zijn: !#Ék §|i!l •"OP»!. 'De volslagen onnoodzakelijk- heid en tegelijkertijd volstrekte onafwendbaarheid van wat ons in de wereld overkomt. Wij, die denken in de geschiedenis te wonen, daarin onze plaats te hebben en misschien zelfs een rol van aanzien te spelen, zijn niet meer dan opgeschrikte, fladderende kippen, vogels die niet kunnen vliegen. Onze machteloosheid drukken wij uit in inhoudsloze woorden als lot, voorbestemming, karma, waar mee wij betekenis proberen te geven aan wat wij niet vatten kunnen.' De woede van de wind is een somber, hard en onbarmhartig maar ook weemoedig en vrolijk, soms zelfs opbeurend boek. Er zijn mooie, hilarische taferelen, zoals die over de hoer Nolly die eigenlijk heel zedig Emma heet. Ze is een prostituée van de oude stempel die zakelijk over haar vak praat: 'Niets tragisch of ro mantisch; geld was de drijvende factor.' Ze schudt haar hoofd over de nieuwe lichting hoeren die 'geen taboes' meerheeft, en over twee oude vriendinnen die hoewel slap in het vel maar niet van ophouden willen weten: 'Hele dagen dat ze niks vangen', zegt Nolly. Een grote rol in het boek speelt de Tweede Wereldoorlog, die als een schaduw boven al het werk van Hellema hangt. Aangrij pend is wat Hellema schrijft over zijn kampervaringen, zoals die in Westerbork. De mannen uit de strafbarak hebben juist te horen gekregen dat ze de dag er op op transport worden gezet: 'Er is wat tumult geweest, zoals altijd, maar niemand heeft ge vraagd waar ze naar toe gaan. Transporten van hieruit hebben maar één bestemming, de eind bestemming.' In de 'vale, kleur loze nanacht' ziet de verteller buiten een roerloze gestalte staan die verwonderd voor zich uitstaart: 'De dood. Hij staat voor het rechthoekige raam dat ik vanaf mijn bovenste stapel bed goed kan waarnemen en ik zie hoe hij onafgebroken naar binnen kijkt. De mannen liggen in diepe slaap. Misschien is het dat waarover hij zo verwonderd is.' Soms bekruipt je het gevoel van opgewarmde prak, van bespie gelingen die niet zo veel toevoe gen aan wat we elders al zo vaak hebben kunnen lezen, zoals in de uitweidingen over het chris tendom. Maar zodra Hellema schrijft over de oorlog, prostitu- ées, kunst en literatuur, (jeugd (herinneringen of zijn woede uit over e^n Verzetsherdenkings- kruis waarvoor hij zelf indertijd Hellema: „Wij zijn niet meer dan opgeschrikte, fladderende kippen, vogels die niet kunnen vliegen." foto Chris van Houts een aanvraag moest indienen, dan krijgt dit proza vleugeltjes. Hellema, bij wie jé je op grond van zijn proza een korzelige, af standelijke en tegelijk ruimhar tige figuur voorstelt, kan het niet laten nu en dan een verma nend vingertje te heffen. Als hij in een boekhandel naar de ro man 'De idioot' van Dostojevski vraagt, antwoordt de jonge ver koper: 'De idioot? Nee, daar hebben we niks over.Weer zo'n lummel die niets weet, stelt Hel lema geërgerd vast. Hellema's opwinding is begrijpelijk, maar de vraag is of hij het de 'lummel' kwalijk kan nemen. Is het niet eerder het Nederlandse onder wijs waarop hij zijn gram moet richten, of de samenleving die kennis die vroeger noodzakelijk werd geacht om voor beschaafd of ontwikkeld door te gaan nu niet zelden als irrelevant be schouwt? Zelfkritiek is Hellema gelukkig niet vreemd. Zijn 'grote vrees' is ook dat hij in herhalingen valt, 'dat je een karikatuur wordt van jezelf, dat je alleen nog maar een praatzieke oude man bent'. Somberte overheerst aan het slot van dit kleinood, waarin de schrijver afscheid neemt van de lezer en zich bekommert over het lot van zijn 'vergeten gene ratie': 'Wij hadden niets te kie zen, niet of wij leefden, niet of wij sneuvelden'. Er was alleen de keus tussen 'meeloper of slachtoffer'. Hij besluit met wat je een overlevingsstrategie kunt noemen: 'Wat rest? Trots als eigendom, eenzaamheid als vrijheid, verachting als ver weer. Nico de Boer Hellema: De woede van de wind. Re flecties - Uitqeverii Querido, 123 blz,€ 13,95. Een hapje Rabarbertaart, gateau St. Honoré, Schwarzwalder Kirsch, Key lime pie, amandino cointreaupunt, gemberbolus, hazelino, biscuitgebak, tompouce, roze glacé. Frambozenschuimtaart, vlaai, mokka-baiser, brioche, knusperli, Berliner bol, prelatenkrans, éclair, profiterole, rum baba, clafoutis, appelcarré. Extractie, jacketkroon, apexfixatie, retentiestift met tweevlaksrestauratie, wortelkanaal van de derde molaar. Fixatiekap, marsupialisatie, Composiet inlay, vitaalamputatie. Volledige prothese. Hapt u maar. Patty Scholten Gedichten schrijven, gedich ten lezen, zijn het slechts bezigheden voor tobbende le- lijkmanskinderen? Wie dat denkt, moet zeker de zojuist verschenen bundel De 100 beste gedichten van 2002 lezen. Ook wie beter weet, kun je dit boek trouwens aanbevelen. De dich ters van vandaag hebben een verrassend zelfbewuste uitstra ling. Voor de échte literatuur moet je bij de dichtkunst zijn, verkondigt samensteller Gilles Dorleijn zelfs zonder aarzeling in zijn voorwoord. Wat heeft poëzie dat andere lite raire genres niet hebben? Onder meer het vermogen om een voorstelling te bieden van onze onvoorstelbare geest. Wat gaat het wonderlijk toe in onze her senen! Het ene moment bedrij ven we er wiskunde mee en het volgende moment roepen we er nachtmerries mee op. Ze bren gen ons tot razernij en zorgen voor beheersing. Het is de plaats waar de helderste logica en de troebelste associaties tieren. In de dichtkunst van vandaag zie je het allemaal terug, de strakste vormen en de wildste gedachte sprongen. Met alle bezwaren van dien, want je bijvoorbeeld moeten verdiepen in andermans dromen doet een beroep op on vermoede krochten van je eigen geest. Misschien is gedichten le zen daarom tegenwoordig bijna even veeleisend als gedichten schrijven. Het is niet zo dat in 2002 de ene na de andere briljante dicht bundel werdgepubliceerd. Inte gendeel, zelfs in deze strenge se lectie kom je saaie gedichten en vervelende dichters tegen. Maar al die stemmen samen laten een boeiend en vooral ook opwek kend koor klinken. Op een of andere manier lijkt het lichte vers in alle poriën van onze poë zie te zijn doorgedrongen. Bij bijna alle dichters, bij de toe gankelijke én bij de duistere, kan er een grapje af. Bij een en keling heeft de hilariteit zelfs de overhand. Neem het verbijsterende werk van Tonnus Oosterhoff, die met zijn bundel Wij zagen onsintt kleine groep mensen vemii ren de VSB Poëzieprijs wona dus in deze daaraan gekoppeld bloemlezing prominent aam? zig. Wat hij te beweren laat zich niet begrijpen, lan niet altijd samenvatten zelf Zijn werk lezen is als rondlope in een kamer zonder licht, met wat je al tastend vermoedt weet hij de lachspieren tebespe len. Deze uitbundigheid het) aanstekelijk gewerkt. Ast Lampe ('een issue per tissue op haar eigen wijze ook bedt ven in bizarre humor en anda is daar Anne Vegter ('als je kt het maar doet') nog in al hs onweerstaanbare grilligheid Huub Oosterhuis had de ot standigheden mee en schie met zijn statige vers over pr; Claus ('deze geboren koning ongetwijfeld het bekendsteg dicht van het jaar. Patty Scho tens hierbij afgedrukte soil I viel bij mijtaarteter en tar: artsvrezer, het meest in smaak. Maar sla al die andet gedichten niet over. In dit bod je staan ze naast elkaar: weerbare ouderen en de kwes bare jongeren, de dichterss de uitroeptekens en die van kleine letters, de ondoorgrond lijken en de toeschietelijke!.! wordt gegniffeld en gehuild.ge fluisterd en gebruld, maar»:: meer gezucht en gesmacht. AL' of de tobbende lelijkmansb deren van de aardbodem r verdwenen. Mario Molegml De 100 beste gedichten van 201 li kozen door Gilles Dorleijn - lij? verij De Arbeiderspers, 152 9,95. Het oudste gezicht van de wereld it is het oudste echte mensenge zicht dat ik ken. Het is van voor onze jaartelling, meer dan 22 eeuwen oudEr zij n wel vroege re bewaard gebleven mensenhoofden, maar die zien er meer uit als proppen verkreukeld papier, uitgedroogde vogelkoppen, mythische sculpturen afkomstig uit een fantasiewereld genaamd 'het verleden'. Dit daarentegen is het gezicht van een gewoon echt mens, zo echt dat je bijna voorspellingen zou kunnen doen over zijn manier van bewe gen en het timbre van zijn stem. Het is eigenlijk vreemd dat je dat van haast niemand uit de ge schiedenis kunt zeggen. Christus bijvoorbeeld, met wie toch veel mensen een persoonlijke re latie onderhouden, tot zelfs die van bruid en bruidegom - en niemand die hem op straat zou herkennen. Het gezicht op de foto behoort toe aan een man van omstreeks 35 jaar, gevonden in een veen- groeve in Denemarken in 1950 en sindsdien be schreven als 'de man vanTollund'. Twaalf jaar eerder, in 1938, was niet ver daarvandaan, ook in het veen, al het lichaam gevonden van een ongeveer dertigjarige vrouw, bekend als 'de vrouw van Elling'; beiden waren gedood door ophanging, misschien zelfs tegelijk, op een tijdstip in de 3e eeuw v. Chr. Beide lichamen bevinden zich nu in het Museum van Silke- borg. Het hoofd van Elling was oorspronke lijk in dezelfde perfecte staat, en daar zijn ook nog foto's van, maar door gebrek aan erva ring is het uitgedroogd en gemummificeerd. Waarom werden Tollund en Elling ter dood ge bracht? Volgens de traditionele verklaring om dat zij zich aan overspel hadden schuldig ge maakt. Daarbij werd verwezen naar Tacitus, die in De situ, moribus et populis Germaniae vertelt hoe daar in het barre Noorden overspe- ligen door wurging werden gestraft en vervol gens in de moerassen werden geworpen. Ik hoop dat die verklaring de juiste is. Het oud ste gezicht van de wereld is dan het gezicht van een overspelige. Dat is heel betekenisvol. In de huidige publicaties van het museum wordt helaas de overtuiging uitgesproken dat het niet een strafoefening betrof, maar een ri tueel offer aan een veengod of -goden. Het feit dat er alleen al in Denemarken een 600 veen- lijken zijn gevonden, en in heel Noordwest Eu ropa meer dan 1500, zou dat aannemelijk ma ken. Maar dat is nu juist wat ik zo bemoedigend vond: het suggereert dat overspel in onze Noordelijke streken een geliefde bezigheid moet zijn geweest. De straf was natuurlijk wreed en onmenselijk, maar alleen al het feit dat de mensen die willens en wetens riskeer den, dat zij bereid waren om te sterven voor de liefde, dat is iets dat de menselijke inborst een goddelijke dimensie geeft. Het herstelt het ver trouwen in de echtheid van onze natuur, die in mijn ogen juist verdwijnt wanneer er alleen maar sprake is van een of ander religieus ritu eel. Offers aan de veengoden - als ik dat lees over valt mij een grote moedeloosheid: altijd wan neer het verleden je voor raadselen zet krijg je dat gezever over religie, waarmee je alles kunt verklaren, van prehistorische grottekeningen tot de fuga's van Bach. Hoe jammer dat ze het lichaam van Mademoi selle Elling hebben laten uitdrogen. Ik zou ze het liefst in eikaars armen willen zien, intact. Eindelijk weer verenigd, na 2250 jaar. Mijn schat, mijn engel, mijn lieveling, waar ben je zo lang geweest? Ik heb op je gewacht. Ik stel ze mij voor tijdens hun leven, smoorver liefd en doodsbang. Zullen we het doen? Maar als we ontdekt worden? Jawel, roep ik ze toe, vooruit, doe het! Het zal jullie onsterfelijk maken en hoop geven aan mensen die leven over tweeëntwintig-en-een- halve eeuw. Maar ik heb makkelijk praten, ik riskeer niet te eindigen in het veen met een ge vlochten leren koord om mijn hals. Mademoi selle, nee niet Mademoiselle: Madame Elling sprak ook tot de verbeelding van de Ierse dich ter Seamus Heaney, die omstreeks 1970 in Sil- keborg was om de veenlijken te zien: Little adulteress, Before they punished you you were flaxen-haired, undernourished, and your tar-black face was beautiful. (Seamus Heaney, NorthFaber Faber 1975) foto Lars Bay

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 20