PZC Van wollen pakjes tot rijdende reclamezuilen nne: De dopinggevallen De maaltijden TOURBOEK 27 Mart Smeets 100 JAAR woensdag 2 juli 2003 10 x TOP 10 De Tour bestaat 100 jaar, maar wat over 100 jaar? Is de Tour dan nog de Tour of zijn renners dan geen renners meer en bestaan finishplaatsen slechts op beeldschermen? Lees het verhaal over de verre toekomst. Over hoe het zou kunnen zijn. Over de Tour in 2103. Science fiction of realiteit? 10 x TOP 10 In den beginne reed de wielrenner in een wollen broek en trui, met alle ongemakken van dien. Dankzij moderne technieken en opkomst van de commercie veranderden coureurs in hypermoderne hogesnelheids- reclamezuilen. Door Joos Philippens 12 juli 2103. Het zijn merkwaardige schepselen. Bijna geen bovenlijf, piepklein hoofd, maar enorme be nen. Het lijkt wel of alle spieren daarin geconcentreerd zijn. Tien staan er aan de start van de 190e Tour de France. XP3447, ge kloond in de fabriek Mahé 312 uit de Seychellen, is getooid met een geel shirt. Naast de titelverdediger, een beeldscherm verderop, zit #PP0@, de al even uitdrukkingsloos ogende uitdager uit Chili. Na het startsein beginnen de schep selen verwoed op de hometrainers te trappen. Volstrekt mechanisch. In het controlecentrum, vanwege de veiligheid op een geheime plek er- »Zo zou het in 2103 kunnen zijn. Gekloonde renners met enorme benen trappen op hometrainers de kilometers weg. ARTIST IMPRESSION SIMONE G0L0B GPD En de winnaar is...XP3447 gens op aarde, kijken de Tourcon trollers peinzend naar de renners. Tien beeldschermen, voor elke deel nemer eentje. XP3447 fietst op de Seychellen, #PP0@ zit in Santiago, er fietsen deelnemers in gecontroleer de centra in Irak, Togo, Tsjechopolië en natuurlijk Egypte, Sudan, Palesti na, Frankrijk en het erg sterk gewor den Baltistan. Sinds het christelijke terrorisme het vliegverkeer zowat lamgelegd heeft, blijven de renners in hun eigen land. Al twaalf jaar bedwingen ze de Al pencols nog slechts virtueel: vóór hen oude beelden van de beklimmin gen, de hometrainers zijn precies op de erbij passende zwaarte afgesteld. De Tourhazen hebben een probleem. De 109e editie is al vijf dagen aan de gang, maar er had net zo goed niet gereden kunnen worden. De tien deelnemers geven elkaar geen duim breed toe, nog geen honderdste se conde. „Ze zijn te perfect", bromt controller Djipza. „Ik denk dat we de grenzen bereikt hebben." Tot de grote ontdekking in 2088 ver liep het dna-onderzoek verrassend moeizaam, maar nu blijken de diver se kloonfabrieken de perfecte wiel renner ontdekt te hebben. Collega controller Kaaalbé mort. „De afgelo pen jaren werd het verschil wel klei ner, maar de voorsprong van Mahé 312 leek me voorlopig niet in te ha len. Mooi niet dus." Hij onderdrukt een geeuw. De tien schepselen zitten allemaal in precies dezelfde virtuele haarspeldbocht van de Galibier, op exact hetzelfde punt, in een akelig synchrone cadans. De aangeleverde data duiden erop dat straks hooguit enkele nanoseconden verschil zal zijn tussen de etappewin naar en de nummer laatst. De gevolgen zijn desastreus: het is saai, doodsaai. De laatste vijf jaar nam de interesse voor de Tour we reldwijd al fors af (de verschillen wa ren met het blote oog nauwelijks nog te zien), nu zijn ook zelfs de meest verstokte Franse kijkers afge haakt. Dan pakt Djipza iets uit zijn la. Het ding valt bijna uit elkaar. L'Equipe, staat erop. Hij weet dat vroeger de renners over echte wegen reden en dat er heel veel volk op af kwam. Te genwoordig onvoorstelbaar, maar het schijnt erg leuk geweest te zijn. Aanvankelijk, twee eeuwen geleden, waren het een paar waaghalzen die over onverharde wegen trokken. De cennia later vonden miljoenen men sen het leuk om naar dat schouwspel te komen kijken. Er eindigden ren ners met vele seconden achterstand! „Dat was nog eens spektakel", peinst hij. Kaaalbé schiet ineens een opvallend bericht te binnen uit Alpiland. Daar ijveren sinds een paar jaar wat fana ten voor de herinvoering van de éch te Tour de France. Met niet-gelcloon- de renners, die weer echt over wegen gaan fietsen. Klinkt vreemd, maar Kaaalbé en Djipza vinden het idee in eens sympathiek. Een merkwaardig verhaal? Totale on zin? Een waanbeeld? Dat wil filosoof Hub Zwart, sport-ethicus aan de katholieke universiteit van Nijme gen niet beweren. „Ik acht dit niet reëel, maar het is wél een interessant denkexperiment. Bijna hersenloze sporters die in een soort concentratiekampen worden gekloond en getraind, dat is ex treem. „Maar het sociaal isolement van topsporters groeit nu al", consta teert Zwart anno 2003. „Eten, slapen, trainen, alles wordt wetenschappe lijk getimed. De sporter wordt steeds meer als een machine gezien." En die machine kun je ook voorzien van kunstmatige elementen. „Men sen krijgen al nieuwe kruisbanden ingezet, de implantatietechnieken ontwikkelen zich snel." Hup een sprinter met luipaarddijen, een klimmer met vergrote kikkers pieren? „je kunt genetische factoren beïnvloeden door te gaan snijden in het dna-patroon. Maar niet zonder ri sico. Stel je vergroot de reactiesnel heid door een dna-remmer weg te halen. De sprinter 'explodeert' op de baan, maar wat als hij ook buiten de sport zijn remmingen kwijt is en een volkomen onhandelbaar wezen wordt?" Niet handig. Maar waar gaat het de komende eeuw dan wel naartoe? Zwart voorziet een persoonlijk dna- paspoort als oplossing voor het do pingprobleem. „Genetische aanleg is ook bepalend voor de werkzaamheid van medicijnen. Onderzoekers heb ben aangetoond dat bij de ene per soon een kleine hoeveelheid werkt, in de andere moet je complete pot ten met pillen stoppen voor hetzelf de resultaat." Voor de Tour de France van 2103 le vert elke deelnemer zijn genetisch paspoort in. Dat is als het ware de blauwdruk van zijn lichaam. „Je ziet dan meteen de natuurlijke bloeddik- te van een sporter. Dat is zijn per soonlijke norm. Daarboven spreek je van doping." Eindelijk weer eerlijke sport. Los van de ethische vragen, schuift Zwart het 'bouwen' van supermen sen ook als een weinig realistische toekomstvisie terzijde. „Een super- sporter is afhankelijk van honderd persoonlijke eigenschappen en dui zenden genetische factoren. Extreem gecompliceerd." Zwart is er vrij zeker van: over hon derd jaar doen #PP0@ en XP3447 niet mee aan de Tour. 2 3. 1De Tour van 1998 is nog niet begonnen als in de wagen van Festina-verzorger Willy Voet dermate veel verboden stof fen worden gevonden dat de hele ronde op zijn kop wordt gezet. Rel op rel volgt, ook TVM komt niet ongeschonden uit de strijd. Tom Simpson overlijdt in 1967 op de flanken van de Mont Ventoux aan een combinatie van alcohol, amfetamines en vermoeidheid. Michel Pollentier wordt in 1978 uit de Tour gezet nadat hij met schone urine uit een condoom geprobeerd heeft fraude te plegen bij de dopingcontrole na de rit naar Alpe d'Huez. 4. Joop Zoetemelk, al in 1977 eens positief bevonden, loopt ook in 1979 tegen de lamp. Met Joachim Agostinho is hij de enige die tweemaal in de Tour positief bleek. 5. Het is 1966 en de eerste dopingcontrole in de Tour is een feit. Dat wekt een hoop ergernis bij de renners, die prompt staken. Vijf renners blijken bij de eerste controle po sitief. 6. Klassementsleider Pedro Delgado wordt betrapt op ge bruik van het maskeermiddel probenecide. Het middel staat wel op IOC-lijst, maar niet op die van de wereldwielerbond UCI. Delgado gaat vrijuit en wint de Tour van 1988. 7. Geen doping, maar wel een hoop heisa. De PDM- ploeg moet in 1991 doodziek de Tour verlaten nadat de he ren renners aan het infuus hebben gelegen. De intralipid was buiten de ijskast bewaard en bedorven. 8. Bij Gert-Jan Theunisse wordt in juli 1988 een te hoge testosteronwaarde vastgesteld. 9. Sergei Ivanov (Farm Frites) wordt in 2000 als eerste uit de Tour gezet vanwege een te hoge hematocrietwaarde. 10. Niet betrapt, maar toch een beetje. De vrouw van Rai- mundas Rumsas, nummer drie van het klassement, wordt luttele uren na de Tour van 2002 aangehouden met een au to vol 'medicamenten'. 10. Spaghetti. Spaghetti en nog eens spaghetti. Het is de voornaamste taak van renners: koolhydraten stapelen. Croissants. Geen bruin brood zoals thuis en een kapot ge hemelte van het stokbrood? Dan ben je veroordeeld tot de croissant. Steak frites. Volgers, zoals journalisten, werken tot laat in de avond. Maar altijd is er nog wel ergens een steak met fri tes te bestellen. Taartjes. De musette, het etenszakje dat renners bij de ra vitaillering krijgen, zit er vol mee. Zoet is goed. Vocht. Veel vocht. Op een warme dag met grote inspan ning moet een renner wel acht liter drinken. Water, veel water, maar natuurlijk ook bidons vol vloeibaar voedsel, dorstlessers en isotone dranken. Specialités regionales. Het kan niet op in het Village Dé- part, De buffetten worden jaarlijks groter en meer exquise. Renners wagen zich er - uit angst voor balansverstoring van hun darmen - niet aan,'volgers stprten zich als wilden op de lekkernijen. Bananen. De ideale, gezonde hap-slik-weg-ko'olhydraten- bron. Biefstuk. Niet voor op het bord (althans zeker niet te vaak), maar voor in de broek. Schijnt te helpen bij ongemak aan het zitvlak. Duif. Er schijnen nog altijd renners te zijn die er in geloven. In duivenvlees zit strychnine. Een gif, maar ook 'stiekeme' doping. Vul zelf maar in. Wat is er nodig om een Tour de France tot een goed einde te brengen? Rolf Finders Mart Smeets -100 mannen. Uitgeverij L.J. Veen, 10 euro Mart Smeets, wie kent hem niet. Anchorman Studio Sport, vragenstel ler en -beantwoorder, dj I van de 'betere' muziek op de late avond, colum nist en schrijver van vele boekjes die vrolijk over de toonbank gaan. En dat zal met '100 man nen' niet anders zijn. '100 mannen' is een luchtig geschreven werkje, waarin Smeets zijn 100 man nen kiest. Van de ge vaarlijke tijdbom Abdoesjaparov tot de Franse musketier Jalabert en van de mystieke Bugno tot sprintkanon JP van Poppel. Ze staan er allemaal in, alleen allemaal ultrakort; anderhalf, twee kleine bladzijden, meer niet. Daardoor moet Smeets zich te zeer beperken, en dat is lastig voor een geboren causeur. Het laatste hoofdstuk is juist daarom het aardigste. Smeets krijgt de ruimte en laat zijn pe loton verspreid over 26 pagina's drie fictieve etappes rijden. Dan pas demarreert ook Smeets pas echt. De einduitslag? Man nummer 7 wint, man nummer 57 eindigt op 1 seconde en man nummer 33 laat Frankrijk toch nog een beetje juichen. het ding er heel anders uit. Het was al lemaal niet zo bestendig", vertelt Theuns. Cees Stam, productmanager bij het Nederlandse fietskledingmerk Agu (en sponsor van de Rabobanlcploeg): „Pas rond 1977 kwamen er andere stoffen, die het fietsen veel aangena mer maakten. Natuurproducten als wol en leer werden vervangen door kunststof, dat zorgde voor een grote ommekeer." Het fietsen werd een stuk comforta beler door gladde stoffen die beter pasten en ademden. De aërodynami sche effecten zorgden voor meer snel heid. De Zwitser Franz Krienbühl, een schaatser, was de bedenker van deze stoffen. „De wollen pakken van Itali aanse makelij waren voor recreanten te duur, dus ging men op zoek naar al ternatieven", zegt Stam. Fabrikant Descente was de eerste die met glad de stoffen op de markt kwam. „De po lyesters en lycra's van nu, zoals Cool- max en Summerit zitten echt als een tweede huid. Dat is belangrijk, want een broek, daar zit je op. En die mag niet opkruipen", zegt Stam. Dankzij de nieuwe stoffen en verbe terde technieken maakte geborduur de reclame - zoals op de rode Locomo tief-trui van Piet van der Lijke - plaats voor de eerste opgedrukte slogans en prints. Maar nog steeds was het alle maal braaf en rustig. „Wielerploegen werden gesponsord door Televi- zier/Batavus bijvoorbeeld en dat was het", zegt Theuns. Dat veranderde met de komst van de tv. Sponsors die steeds belangrijker werden, kregen inspraak op de 'look' van de kleding. De reclame moest goed zichtbaar zijn. Cees Stam: „De Rabobank-ploeg heeft op de shirts behalve de naam van de bank geen andere sponsors staan, vandaar dat het ontwerp rustig is en er ruimte is voor het ontwerp. Dat wordt moeilijk als er tien spon sors op moeten." Wordt er nu ook gelet op het modieu ze aspect? Cees Stam: „Er wordt wel op gelet, maar het mag niet té hip worden, dat past niet bij sportkle- ding. Bij topsport staat vooral de func tionaliteit voorop." Toch vindt Stam, zelf ex-profrenner, het Rabobank-pak mooi. De moderne verftechnieken maken ingewikkelde patronen moge lijk. „Er zit een idee achter, er is niet zomaar een logo op gekwakt. Het valt op, en er zijn mooie kleuren ge bruikt." En wat vinden de wielrenners zelf? „Sporters zijn wel ijdel hoor. De Itali anen bijvoorbeeld, zoeken het mooie wel op." Zelf geeft Stam er niet zoveel om. „Het gaat er toch om dat het lek ker zit, hè. Alhoewel, de nieuwe zee groene pakken van Ullrich en Bianchi zijn wel mooi, lekker rustig." Henk Theuns: „Voor mij gaat het toch meer om het verhaal. Toen ik voor de lol fietste was ik wel ijdel. Ik had zelfs handschoenen met mijn naam erop." Door Caroline Göttgens Het ruikt typisch in de kamer waar Henk Theuns zijn collec tie wielrenspullen bewaart. Hier hangen collectorsitems. Zoals een shirt uit 1923, van Marinus Valen- tijn. Theuns, zelf wielerfotograaf, kreeg als klein jochie het shirt van zijn held Rini Wagtmans. Nu heeft hij een verzameling die loopt van schoe nen, truien tot bierglazen en petjes. Lachend: „Ze zijn ongewassen hè, vandaar dat muffe luchtje. Dat is de nostalgie." Veel heeft hij van de renners zelf ge kregen. Van Mario Cipollini, Jan Ull rich, Joop Zoetemelk, Wim van Est, Oscar Freire, Theo Sijthoff en ook Jan Janssen heeft hij een exemplaar. Bij ieder stuk hoort een verhaal, over de coureur of bij welke gewonnen wed strijd de trui hoorde. In totaal heeft hij zo'n 1440 truien uit de hele we reld. De collectie geeft een mooi overzicht van wielermode door de jaren heen. De eerste truien en broeken waren van wol, in een of twee kleuren. „In die tijd was er nog niet zoveel. Je reed rond in kriebelbroeken en als je een trui waste of als-ie nat werd, dan zag

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 45