PZC Denkers en dromers taboe in peloton TOURBOEK 25 De verliezers De winnaars 100 JAAR woensdag 2 juli 2003 Het ideale wielerlichaam, excellerend in de sprint, ongenaakbaar in de bergen en uitmuntend in de tijdrit, is te fabriceren. Alleen schiet een coureur met zo'n lijf er weinig mee op. Je hoeft geen vrienden te zijn om met elkaar de Tour de France te rijden, maar collegialiteit is natuurlijk wel een must als je ruim drie weken op eikaars lip zit. Sommigen willen echter geen kuddedier zijn, ze weigeren in de pas te lopen en redden het vaak daarom juist niet in het métier van wielrennen. TOPIO TOP 10 LICHAAMSEIGEN STOFFEN Endorfine: stof, aangemaakt in de hersenen, die vrijkomt bij grote inspanning en die pijn draaglijker maakt. 'Neefje' van morfine Melkzuur: de betere tijdrijders en klimmers kunnen dit het beste verwerken Zweet: overtollig vocht dat wordt afgevoerd. SPIERVEZELS LANG en KORT Lange spiervezels ('type 1j zijn belangrijk voor duurkracht. Korte spiervezels ('type 2') zijn belangrijk voor explosiviteit. Een spiergroep, bijv. de hamstrings (achterkant bovenbeen) en quadriceps (dijbeen), is opgebouwd uit verschillende bundels. De bundels zijn weer opgebouwd uit spiervezels. spiergroep spierbundel De spiervezel bestaat uit samentrekbare elementen LONGINHOUDen ZUURSTOFOVERDRACHT Zuurstof is belangrijk voor prestatie. De longinhoud van een klimmer is niet wezenlijk anders dan die van een niet-klimmer. Belangrijker is een goede overdracht van de zuurstof van longen naar bloedsomloop. In de longblaasjes wordt de zuurstof uit de ingeademde lucht overgegeven aan de haarvaten van de bloedsomloop. luchtpijp longblaasjes VETPERCENTAGE Profcoureurs hebben een vetpercentage van onder de 10. Voor een normaal mens van in de twintig is het gezond om rond de 15 procent te zitten. Vet is relatief lichter dan spieren. Vet is een nuttige brandstof, maar ook een trage brandstof. Graphic BD, Willem Buijs Jalabert genetisch goed gelukt Door Maarten van Helvoirt De lapjestrui die Steven Rooks in 1988, het jaar dat hij tweede werd, in Parijs mocht aantrekken was het bewijs dat hij in alle disci plines gemiddeld het beste had ge presteerd. Ge-mid-deld, want Rooks stond bijvoorbeeld niet bepaald te boek als een uitmuntend sprinter. Als één man uit het moderne wielren nen zijn leven lang in een lapjestrui had mogen rondrijden, was het wel Laurent Jalabert. Want wat te zeggen van achttien etappezeges in de Vuelta d'Espana (grotendeels massasprints), drie in de Giro d'Italia (waaronder een tijdrit) en vijf in de Tour de France. En van de eindzege in de Vuelta van 1995, twee jaar later de wereldtitel tijdrijden en in de Tour van 2001 en 2002 de bolletjestrui. Een completere renner bestaat haast niet. '„Jalabert is genetisch gewoon goed gelukt", schat sportarts Robert van Oosterom, van het Jeroen Bosch Zie kenhuis in Den Bosch en het Sint An na Ziekenhuis in Geldrop. „Maar", zegt hij erbij, „alleskunners hebben hun aanleg niet per definitie van moeder natuur meegekregen. De juis te proporties efficiëntie, inzicht en lef geven veel meer de doorslag dan een ideaal wielerlichaam." In theorie zouden de medici zo'n li chaam kunnen fabriceren. „Maar dan heb je nog altijd maar zeventig pro cent die de prestatie bepaalt. En bij de deelnemers aan de Tour de France zal het verschil in lichaamssamenstelling marginaal zijn. In de loop der jaren zijn zij toch al uitgeselecteerd op hun bouw." Toch kan een veelheid aan bepaalde lichaamseigenschappen wel degelijk net die paar tellen of die paar meters verschil maken op de finishlijn. „Bij de leek, maar ook bij de wetenschap pers, leeft de gedachte dat een hogere dosis korte spieren je een betere sprinter maakt. En het lijkt er inder daad op dat de explosieve mannetjes meer spiervezels van het type 2 heb ben, de korte spieren, en duuratleten Laurent Jalabert is een alleskunner. meer van het type 1, de lange spieren. De opbouw van die vezels is voor 70 tot 75 procent aangeboren, maar in beperkte mate kun je lange spieren omzetten in korte. Explosiviteit is dus trainbaar, maar ik blijf erbij dat toch vooral factoren als lef, stuurmans kunst en omgaan met pijn in de spie ren bepalen wie de betere sprinters zijn." Sommige mensen zijn geze gend met een betere anaërobe ener giehuishouding in hun lichaam. Dat zorgt ervoor dat de spieren een korte explosieve inspanning kunnen leve ren zonder dat ze daar zuurstof voor nodig hebben. Met de zogeheten anaërobe alactische energietoevoer houdt een renner een sprint van tien tot vijftien seconden vol, voordat de spieren verzuren. „Hoe efficiënter je dus van dat systeem gebruik kunt ma ken, hoe langer het moment uitge steld wordt waarop het lichaam meer melkzuur produceert dan het verwer ken kan", stelt Van Oosterom. Dat een rassprinter - neem Zabel, neem vooral Jalabert - naarmate hij ouder wordt het hooggebergte beter verteert en minder spurts wint, komt volgens de sportarts uit Breda eerst en vooral doordat hij op de cols door er varing beter leert zijn krachten te ver delen. „Maar met het ouder worden, neemt ook de zuurstofopnamecapaci teit in de spieren af. De vraag is hoe de wielrenner daarmee omgaat. Maar het is niet zo substantieel dat je niet meer kunt sprinten." Spieren zitten onderhuids, maar er zijn ook mensen die menen sprinters en klimmers te kunnen onderschei den op grond van hun buitenkant. Het trucje dat een klimgeit met duim en wijsvinger zijn eigen enkels kan omringen, is echter een toevalligheid, een fabel zelfs, meent Van Oosterom. „Door de bank genomen zijn klim mers wel kleinere mensen, maar dat kun je toch niet echt zeggen van In- durain en Merckx. Het blijkt dat wie het beste tegen de verzuring kan vechten het gemakkelijkste in een strak tempo omhoog rijdt. Dat geldt eveneens voor een goede tijdrijder. Die kan het lang volhouden om tegen het maximum te rijden. Dat is aanleg. En voor een stukje trainbaar." „Een renner met relatief het laagste gewicht en relatief de grootste spier massa, die bovendien een hoge inten siteit het langst kan volhouden, is de beste klimmer", durft Van Oosterom, zelf overigens tot begin dit jaar cricketinternational, te zeggen. De longinhoud van een klimmer ver schilt niet wezenlijk van die van een niet-klimmer. Van Oosterom: „Je kunt er beperkt, hooguit tien procent op trainen. Een optimaal werkend en- FOTO JAVIER ECHEZARRETA/EPA zymsysteem is belangrijker. Daar ge beurt de zuurstofopname en de over dracht aan het bloed. Mensen met een astmatische aandoening kunnen juist die schakel dankzij een longpuf- je drastisch verbeteren. Dat heeft een stimulerende werking op de spieren. Het astmamedicijn Ventolin in dat longpuffje verwijdt de luchtwegen." Een renner moet echter aantonen dat hij niet zonder kan, want anders is het doping. Het wielertijdschrift 2000 merkte vlak na de Tour van 1994 op dat het op zijn minst opvallend was dat er plotseling zoveel hooikoortspa tiënten in het profpeloton reden. Veelal coureurs in de top van het UCI- klassement. Tony Rominger, in de proloog van die Tour betrapt op Ven tolin, voerde de ranglijst aan. Miguel Indurain stond toen tweede en Alex Zülle twaalfde. Zij met de zwakste luchtwegen 'bleken' de besten. Door Edward Swier Fedor den Hertog was een vreem de. Hij kon heel hard fietsen, maar zweefde vooral. Filosofeer de, vermoeide collega's met de raarste spreuken. Zoals? „De menselijke geest is net een parachute; hij werkt pas als hij open is." Dat paste niet in het profmilieu, waar in louter over de koers gekletst werd. De gevoelige Den Hertog leek dat zelf misschien ook wel te beseffen, werd pas - na een imposante amateurcarriè re - op 28-jarige leeftijd (in 1974) prof. Met zijn manier van rijden wekte tiij al direct irritatie. Liefst demarreerde Den Hertog al bij de start, om in een zie dend tempo de groep tot een eindelo ze jacht te dwingen. „Ik bleef te veel amateur, wilde de erecode omver rij den." Wie zich niet wil aanpassen aan de mores in het peloton krijgt daar echter de rekening voor gepresen teerd. „Ik deed mezelf een strop om de nek", tekende Wielerexpress-maker Jan Zomer deze winter uit Den Her- togs mond op. Den Hertog, die overigens in 1977 nog wel een Touretappe won, geeft ande ren niet de schuld. „De sluwheid, de meedogenloosheid, het onderhande len, dit alles paste niet in mijn denk wereld. Ik kon niet langer koersen als een avonturier, op zoek naar het mira kel. En men nam mij niet serieus. Dat deed pijn." Hij was te zacht, te lief. „Beledigingen krop ik op, moeilijkhe den wil ik ten koste van alles voorko men." Datgene wat hij van het profmilieu dacht, zag hij bevestigd. „Een be roepsrenner wordt geleefd. Hij is een marionet in een spel, waar bij anderen aan de touw tjes trekken. Ik heb erva ren dat je als beroepsren ner veel moet lachen en snel moet vergeten. En dat kon ik net niet." Er zijn zat voorbeelden van coureurs die op het randje balan ceerden, die geen profcon tract kregen of het wél kre gen, maar snel weer af geserveerd werden. Ook nu nog. Karsten Kroon bijvoor beeld heeft het zwaar. Op Kroons wielerlichaam zit een hoofd vol ideeën en meningen. Kroon heeft zelfs een uitge sproken mening, is verbaal zeker niet altijd even aardig voor zijn ploegma ten en kopmannen. Hij is een boeken lezer bovendien, een denker. Vorig jaar, door winst in de Tourrit naar Plouay, bewees hij zichzelf een grote dienst. Want collega's zijn je praatjes snel zat, behalve als je zo nu en dan de kassa - ook hun kassa Fedor den Hertog: te lief. eens flink laat rinkelen. Peter Winnen, als coureur al zonderling genoemd en nu vanwege zijn openhartigheid over doping uitgekotst, zal het kunnen be vestigen. Jaap ten Kortenaar kwam zover nooit. De hardrijder pur sang, wetenschap pers stonden versteld van zijn fysieke eigenschappen, werd - ook al reed hij de stenen uit de straat - niet ge pruimd. Misschien wel omdat hij, als amateur, na de Spelen in Bar celona 1992 openlijk een lans brak voor het onder medisch toe zicht gebruiken van anabolen. Profs praten over veel zaken, auto's en vrouwen inderdaad, maar niet over doping. Dat had Ten Korten aar, die overigens pas op zijn 24e ging fietsen, moeten beseffen. Ten Kortenaar wist donders goed dat hij „moeilijk func tioneerde." Net als Den Her tog was hij begaan met na tuur en milieu, de maat schappij. „Soms moet ik op passen dat ik niet gek word, omdat ik me te vaak bezig houd met sociale wantoestanden." Ten Kortenaar dacht na. Dacht zélf na. Daarvoor had hij geen ploegleider nodig. „Ik heb een eigen me ning. Denk na over de materie en ga een discus sie niet uit de weg. Ik ben lastig omdat ik een anti- FOTO COR VOS GPD groepsmens ben. Ik ben niet egoïstisch, maar walg van algemeen denken en een willoze on derwerping aan anderen." Gerben Karstens - nog zo'n niet-alle- daags type - hoorde er wel bij. Omdat hij het spel net even slimmer speelde dan de rest, feitelijk in hart en ziel ook een echte wielrenner was. Natuurlijk, altijd in voor een geintje en lastig voor ploegleiders en andere autoriteiten. Van Kees Pellenaars zei Karstens open lijk, en daarmee had hij waarschijnlijk gelijk, dat deze 'geen ene sodemieter verstand heeft van koersen'. „Ik kon hem verrot schelden. De anderen za ten in z'n hol, die gingen bij hem de tuin schoonmaken. Ik was een draak voor hem. Ik zei: 'Draken worden cou reurs'", vertelde Karstens aan Jeroen Wielaert in 'Bravo Les Hollandais'. Omdat hij niet alleen verbaal sterk was, maar ook zijn benen liet spreken en meer dan regelmatig won, kon no tariszoon Karstens zich - ook bij ande re ploegleiders - handhaven. Dat hij in totaal voor liefst zeven ploegen en een privé-sponsor reed, is evenwel niet ver wonderlijk. Collegarenners konden hem wel waar deren, zelfs al wilde Karstens zich niet conformeren aan alle regels in het pe loton. Teammaats aten graag mee uit de ruif. Karstens won liefst zes Tourrit- ten, ondanks zijn clowneske gedrag tussendoor. De foto's uit die tijd zijn legio. Karstens achterstevoren op een fiets, op de nek van Eddy Peelman - een stunt die de twee in de zesdaagsen altijd uithaalden -, staand op de weg het peloton nawuivend. „Ik was zeker topsporter. Ik was ook artiest, acteur. Met veel lachen heb ik veel bereikt. Ik deed wel zot, maar ik was het niet." 10 x 4. 5. 6. 7. 9. 10. Raymond Poulidor. Tussen 1962 en 1976 acht keer op het podium, maar nooit winnaar. Daardoor wel de meest populaire Franse renner aller tijden. Laurent Fignon. Verloor door een steenpuist in de slottijd- rit in 1989 het geel alsnog aan Greg Lemond. Acht luttele tellen bedroeg het verschil. Luis Ocana. Brak in afdaling Col de Mente zijn sleutelbeen en moest in het geel de Tour verlaten (1971). Michel Pollentier. Uit race gezet nadat hij, in 1978, op Alpe d'Huez probeerde de dopingcontroleurs om de tuin te leiden. Hennie Kuiper. Het was telkens net niet, in 1980 tweede achter Zoetemelk, in 1978 runner-up achter Bernard Theve- net, die later toegaf doping gebruikt te hebben. Roger Rivière. Valt in 1960, in de afdaling van de Perju- ret. Breekt rugwervel. Mislukte nadien in het zakenleven en stierf op 40-jarige leeftijd aan kanker. Sylvère Maes. Verlaat in 1937 de Tour als hij merkt hoe partijdig jury is. Wordt door publiek met stenen bekogeld en krijgt peper in ogen gestrooid. Maurice Garin. Weliswaar beste in de allereerste Tour, maar in de tweede editie als winnaar gedeklasseerd omdat hij de trein zou hebben genomen. Fiorenzo Magni. Verlaat in 1950, met alle andere Itali aanse renners, de Tour vanwege dreigende gedrag van het Franse Tourpubliek. Erik Breukink. Kansrijk voor hoge klassering, moest hij - met zijn teamgenoten van PDM - de ronde veriaten in 1991 nadat teamarts Sanders een bedorven voedingssupplement had toegediend. 10 x 2. 3. 6. 10. Eddy Merckx. De Kannibaal boekte naast 5 Touroverwin ningen liefst 34 ritzeges. Jacques Anquetil. Monsieur Chrono boekte als eerste vijf overwinningen. Miguel Indurain. Dodelijk saai, maar uitermate effectief. Tussen 1991 en 1995 vijf keer op rij winnaar. Bernard Hinault. Dé patron van de jaren 70 en 80. Ook hij won er vijf. Lance Armstrong. Voegt zich dit jaar bij het rijtje vijfvou dige winnaars. Greg Lemond. In 1986 de eerste niet-Èuropese Tourwin naar, veranderde het wielrennen dankzij technische snufjes. Joop Zoetemelk. Had na zoveel pogingen dan toch succes in 1980. Daarvoor moest wel Bernard Hinault uitvallen. Henri Cornet. De jongste winnaar. In 1904, nog geen twintig jaar. Hij werd eigenlijk vijfde, maar de topvier werd gedeklasseerd omdat de renners stukken van het traject met de trein hadden gereisd. Roger Walkowiak. 'Kleine' renner die de Tour won in 1956. Ternauwernood opgenomen in regionale Franse ploeg. Pakte vroeg in de ronde twintig minuten voorsprong en werd niet meer ingehaald. Jan Janssen. In 1968 de eerste Nederlandse winnaar. Peter Ouwerkerk (1946) maakte er liefst 29 mee, 29x Tour de France en toen vond de sportjournalist het welletjes. Vanaf 1971 w.as hij er bij. Eerst voor Het Vrije Volk, later voor het Rotterdams Dagblad. Maar na 36 lange jaren van sportjournalistiek stapte hij over naar de kunstredactie, ofschoon hij dit jaar toch nog een keer de Tour gaat beleven. Want de Tour laat een mens immers nooit meer los, en zeker editie nummer 100 niet. In 'Parijs is nog ver. Zintuiglijke sensaties uit honderd jaar Tour de France' laat Ouwer kerk de lezer de Tour voelen, de Tour ruiken, de Tour mee beleven. Of alle verhalen op waarheid berusten, doet er niet toe De Tour vertelt zijn eigen verhaal, de Tour ro mantiseert en fantaseert, maar Parijs is nog ver leest als een tgv. Je zit als het ware in het wiel van de renner. Je hoort zijn hart slag, je ruikt zijn zweet- lucht, je voelt de pijn. Ui teraard draaft Joop Zoe temelk op, want hij was de grote inspiratiebron voor de titel van het boek. 'Joop Zoetemelk zal in totaal zestien keer van start gaan voor de Tour en zestien keer Parijs halen. Maar al tijd; 'Parijs is nog ver.' Zelfs als Joop in Parijs is.' Prachtig is ook het verhaal over en met Theo Middel kamp (1914), de eerste Nederlandse Tourrenner die een etappe won. Ouwerkerk gaat bij hem op bezoek en neemt Wim Weeda (1917), die nog met Middelkamp heeft gefietst, mee. Of Middel kamp wel eens een koers heeft verkocht, vraagt Weeda. En Mid delkamp antwoordt: 'Bij gooooodd, mieljaarden! Mijn vrouw zei altijd: van eer en roem kunde geen boodschappen doen!' Nou, laat Ouwerkerk maar boodschappen doen. Hij springt van heden naar verleden, en laat zijn gouden pennetje over het papier dan sen als een Colombiaanse klimgeit in de Alpen. Tja, Parijs mag dan nog ver zijn, Ouwerkerk haalt ook dit keer weer glorieus de finish. Rolf Finders Peter Ouwerkerk - Parijs is nog ver. Zintuigelijke sensaties uit honderd jaar Tour de France. Uitgeverij De Arbeiderspers. 17,95 euro.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 25