PZC
Siegfried
Woldhek
Schildpad sneller
dan de bliksem
Jacques Gans
op Vlieland
26
Voor een afgesneden bloem
Eugenio
Montale
fotosynthese
V.
Rudy Kousbroek
donderdag 26 juni 2003
Hulde voor de Prom. Deze
uitgeverij heeft alle Vlie
land-stukjes gebundeld die Jac
ques Gans van 1966 tot 1971 in
De Telegraaf publiceerde. Het
zijn fraaie miniaturen over het
Waddeneiland en zijn eigenzin
nige bevolking. Die karakter
trek van de eilanders trok Gans,
wiens eigen levenswandel ook
door een hoge mate van eigen
zinnigheid werd gekenmerkt.
De in Hilversum geboren Am
sterdammer Jacques Gans
(1907-1972) speelde de bohé
mien in Parijs, werd communist
in Berlijn, ontpopte zich in de
oorlog tot democratisch bevlo
gen Engelandvaarder en plaats
te zich vanaf midden jaren vijf
tig buiten de spraakmakende
gemeente door zijn rabiaat con
servatieve stukken in De Tele
graaf. Zijn aan Vlieland gewijde
columns zijn echter van geheel
andere aard. Dichter Adriaan
Roland Holst heeft eens bekend
dat hij De Telegraaf las „omdat
ik zo nu en dan Jaques Gans wil
lezen."
Tussen 29 april 1966 en 14 okto
ber 1971 maakte Gans zijn le
zers 62 keer deelgenoot van zijn
belevenissen op het Waddenei
land. „Hij schreef er genoeg
stukjes over om een bundel mee
te vullen", oordeelde Willem
Maas vorig jaar in zijn eveneens
door de Prom uitgegeven Gans
biografie. Het nu voorliggende
boekje is een genoegen om te le
zen. Gans bezingt onder meer de
rust van Vlieland waarop we
volgens hem heel zuinig moeten
zijn. Want dromen acht hij 'een
recht dat wij moeten blijven
verdedigen, al worden de plek
ken waar wij het nog kunnen
uitoefenen voortdurend schaar
ser'. Desnoods, schrijft hij, wil
hij wel staatssecretaris voor de
Wadden worden.
Zozeer waardeert Gans het ei
landleven, dat hij overweegt
zich op Vlieland te vestigen. In
een houten keet in een duinpan,
vieux en Grolsch beugelflessen
binnen handbereik, bedenkt hij
echter dat hij toch te zeer een
stedeling is. Die altijd bezwij
ken zal voor cafés en de stukjes
in de krant. „Omdat ik het gedoe
niet helemaal laten kan. Zoals
Baudelaire opmerkte: 'Als ik de
natuur opzoek, dan is het om de
stad in gedachten opnieuw te
construeren'. Het zal bij heen en
weer reizen blijven op de boot
tussen Vlieland en Harlingen."
Wel schopte hij het tot erelid van
Vlielands postduivenvereni
ging. En aannemer Van der Zee
won tijdens het Sint-Nicolaas-
carnaval van 1966 de ereprijs
voor het beste master: hij had
zich als Jacques Gans vermomd.
Gans' uitvalsbasis op het eiland
was Hotel Bruin in Oost-Vlie
land. Een gemakkelijke gast
was hij voor de gebroeders
Bruin niet. Zijn alcoholcon
sumptie stuwde weliswaar de
omzet lekker op, maar als hij na
het diner zijn peuken doodleuk
uitdrukte op het tafelkleed
werd aan die omzet bijna even
snel weer afbreuk gedaan.
Ronald Frisart
Jacques GansBladstil op Vlieland.
Impressies van een Waddeneiland -
Uitgeverij de Prom, 14,50
Schrijvers ontmaskerd
arry Mulisch zit
als een god te
dobbelen.
Gerard Reve wordt gewiegd
door de Heilige Maagd
terwijl de mededogenloze
jongen naakt en vroom voor
beiden neerknielt. De
borsten van Manon Uphoff
worden door de smoezelige
handen van een macho als
sappige vruchten uitgeperst.
En Jan Wolkers poseert met
woeste grijze haardos
piemelnaakt en met een
viriele uitdrukking op het
grimmige gezicht als een
oudtestamentische
aartsvader.
Het is een kleine greep uit de
Knetterende letteren van
Siegfried Woldhek (1951), die
eind 2002 de driejaarlijkse
G.H.'s Gravesandeprijs ontving
voor zijn 'bijzondere literaire
verdiensten'. Het boek bevat
een royale keuze uit de grote
hoeveelheid - zo'n zeshonderd -
schrijversportretten die de sati
risch tekenaar in ruim een
kwart eeuw heeft gemaakt. In
die periode heeft Woldhek de
Nederlandse literatuur op zijn
eigen onovertroffen en onver
wisselbare wijze verbeeld met
krachtige karikaturen die sterk
tot de verbeelding spreken. Het
zijn veelal groteske uitvergro
tingen die toch een verbluffende
gelijkenis met de geportretteer-
den vertonen.
De manier waarop Woldhek een
auteur afbeeldt, is daarbij on
losmakelijk verbonden met zijn
visie op diens werk. Woldhek
ontdoet de schrijver van zijn
vermomming en zet de gepor
tretteerde daarbij 'lelijk te kijk',
zoals collega-tekenaar Peter
van Straaten het in zijn voor
woord treffend uitdrukt. Neem
het portret van de moralistische
Kader Abdolah die streng zijn
vingertje heft naar Adriaan van
Dis. Of dat van het olijke colum
nistenduo CaMu - de zondags
kinderen Remco Campert en
Jan Mulder - in een hangmat.
Vervreemdend is de prent van
globetrotter Cees Nooteboom
met een kop als een landkaart.
Weergaloos is die van Maarten 't
Hart met babykrullen die in de
klas omringd door geërgerde
klasgerfoten voortdurend zijn
vinger opsteekt. Onbarmhartig
is de akelig grijnzende Martin
Bril.
Maar telkens frappeert het
ogenschijnlijke gemak waar
mee Woldhek een auteur en
diens werk in enkele krachtige
pennen- of verfstreken weet te
vangen. En dat geldt niet alleen
Jan Wolkers
voor de oude meesters Erasmus,
Multatuli, Elsschot, Bordewijk,
Vestdijk, Boon, Carmiggelt, Lu-
cebert en Hermans, maar ook
voor hedendaagse schrijvers als
Mulisch, Wolkers, Hugo Claus,
Hella Haasse, Gerrit Komrij,
J.J. Voskuil, Jeroen Brouwers,
Doeschka Meijsing en Joost
Zwagerman, van wie sommigen
meermalen door Woldhek zijn
geportretteerd. Het boek geeft
daarmee een mooie dwarsdoor
snede van de moderne Neder
landse literatuur. Wie nooit
door Woldhek is 'vereeuwigd'
doet eigenlijk niet mee. Waarbij
opvalt dat de vrouwelijke
schrijvers er, althans in dit
boek, enigszins bekaaid vanaf
komen. De tekeningen van
schrijfsters zijn ook niet altijd
even geslaagd, al zijn er uitzon*
deringen, zoals de fraaie por
tretten van Margriet de Moor en
Connie Palmen, en natuurlijk
die van Uphoff.
Woldhek, die ook politieke
prenten maakt en dieren en
sporters tekent, heeft door de
jaren heen niet alleen Neder-
lands(talig)e schrijvers gepor
tretteerd, ook grote meesters uit
het buitenland. Zo baadt Vladi-
illustratie Siegfried Woldhek
mir Nabokov bij Woldhek in een
zwerm vlinders (in elk boek van
de Russisch-Amerikaanse
schrijver, bekend van 'Lolita',
fladdert wel een vlinder rond),
staan op het verwrongen gezicht
van de Franse aartskankeraar
Louis-Ferdinand Céline de gru
welen van de reis naar het einde
van de nacht, en zweven voor
het gelaat van Marcel Proust de
madeleine-koekjes die hem in
zijn romancyclus 'Op zoek naar
de verloren tijd' naar het rijk
van zijn herinneringen voeren.
Nico de Boer
Siegfried Woldhek: Knetterende let
teren. Ruim 200 schrijversportret
ten. Met een voorwoord van Wim de
Bie en Peter van Straaten - Uitgeve
rij Thomas Rap, 210 blz., 34,90
Jij, in de knop gebroken,
is het zo dat de wereld veranderd is door je bestaan?
Ik ben er zeker van, maar zoiets valt
niet uit te leggen. Geen van ons weet zeker
of hij bestaat, al hebben we ogen en handen
waarmee we onszelf kunnen zien en aan kunnen raken.
Is een kloof dieper als je er niet in kunt kijken?
vroeg ik je eens en jijwat maakt mij dat uit.
Ik ben die met de zwarte kop, die fluit
en nog eens fluit maar niemand weet of ik
het ben. Zelfs jij,
die oren hebt, kunt het me niet vertellen.
Eugenio Montale (vertaald door Eva Gerlach)
Van een veelgeprezen dichter
verwacht je zulke woorden
niet, maar Eugenio Montale
(1896-1991) heeft ze wel dege
lijk geschreven: 'Onvermijde
lijk zullen ze zeggen dat hier se
niel wordt gebazeld'. Door dat
oordeel liet hij, een bejaarde
man inmiddels, zich niet weer
houden. Liever eerlijk bazelen
dan kunstzinnig liegen, lijkt het
devies te zijn geweest van de
dichter die in 1975 met de No
belprijs voor Literatuur werd
onderscheiden.
In dat jaar verwachtte heel
Vlaanderen dat Louis Paul
Boon bekroond zou worden. De
schrijver was het zelf ook gaan
geloven. 'Is dat een wielren
ner?' schijnt z'n eerste reactie te
zijn geweest toen bekend werd
dat men in Zweden een Italiaan
had uitverkoren. De anekdote
zegt iets over Boons teleurstel
ling, maar toont ook hoe weinig
bekend Montale in onze streken
is. In dichterskringen staat hij
trouwens wél in aanzien: Jac
ques Hamelink getuigde van z'n
bewondering, Hans Warren eer
de hem met een gedicht en nu
komt Eva Gerlach met de
prachtige bundel vertaalde ver
zen Eindig.
Een dichter voor andere dich
ters? Een kwalificatie die niet
helemaal bij deze aartsbazelaar
past. Vooral in het latere werk
kiest hij méér voor het leven dan
voor het vers, méér voor wat hij
zegt dan voor hoe hij het zegt.
Zijn bundels kregen titels als
Diario del '71 e del '72 en Diario
postumo. Diario: dat is dag
boek. En inderdaad hebben de
gedichten het onomlijnde, het
vormeloze van dagboekaante
keningen. Poëzie waarin aldus
de poëtische conventies worden
getart, een uitdaging aan het
adres van de critici met hun
strikte regels. Regels waaraan
kleine figuren, beducht vooreen
onvriendelij k stukj e in de krant,
zich braaf houden. Maar de gro
ten hebben er maling aan. Mon
tale werd pas laat in zijn loop
baan een dichter die zich niet
schaamde voor gebazel, een
dichter die angstvallig alles
schuwde wat naar opschik
zweemde. Het was de dood van
zijn echtgenote die deze omslag
bracht. Hij herdacht haar in de
reeks Xenia. Zijn poëzie is
slechts thuis bij haar: 'bij jouJ
waar je ook bent geen vorm
meer, enkel wezen'. Vandaar
wellicht dat ook de poëzie geen
opzichtige vorm behoeft en zich
tot het wezenlijke dient te be
perken.
Zijn gedachten waren even tas
tend als zijn gedichten. Dé
waarheid en dé werkelijkheid
bestaan voor hem niet. Werke
lijkheid is niet wat jeziet. Dedo-
den hebben net zo veel realiteit
als de levenden. Wat je droomt
heeft dezelfde status als wat je
meemaakt. De waarheid ligt be
sloten in het heel nietige, in het
bijna onhoorbare, in watvrijwel
niet te meten is. Wat 'toekomst
van het verleden scheidt' is vol
gens hem 'nauwelijks meer' dan
een miljoenste van een
slag'. Het hierbij afgedruktege-
dicht, uit het in 1977 verschenen
Quaderno di quatro ami
(Schrift over vier jaar) ken-
merkt zijn houding. Zoiets
benulligs als een afgesneden
bloem verandert de hele wereld,
Dat valt niet uit te leggen, toch
is ieder nieuw gedicht een nieu
we poging het uit te leggen. Heel
terloops tracht hij de essentie te
vangen. Bijna niemand weel
wat Montale wist: dat een
schildpad sneller kan zijn dan
de bliksem. Zo kan ook veder
lichte poëzie meer wegen dan
loodzwaar wereldnieuws. Deze
dichter schreef zulke poëzie. De
beste hazelaar aller tijden.
Mario Molegraaf
Eugenio Montale: Eindig. Lategt-
dichten - Uitgeverij De Arbeiders
pers, 148pag./ tweetaligeuitgaveli
22,50.
Volgende week meer over deze eer-
taling door Eva Gerlach en
les werk in het Nederlands
marjo
95/'
9. O
Soms zijn kleurenfoto's mooier
dan zwartwitdat is hier helaas
het geval. Die blonde akker,
dat groene riet, dat blauwe wa
ter. Maar zelfs in zwartwit biedt deze foto toch
nog een blik in de hemel, of in het paradijs, als
dat niet hetzelfde is. Het is een tafereel van lief
lijkheid en onschuld: als ik blijf kijken krijg ik
tranen in mijn ogen.
Wat is het precies? Wat maakt het zo idyllisch?
Het is geloof ik dit: het kwaad bestaat daar niet.
Dat zie je meteen. Er heerst daar de vrede van
'la basse cour', die gelukkige wereld van de
nietsvermoedende dieren van het boerenerf - het
tegengestelde van een legbatterij. Ik kijk naar
die foto en de bijbelteksten uit mijn jeugd zoe
men door mijn hoofd. Het water op de voorgrond
is vanzelfsprekend de rivier Pison, 'voortgaande
uit Eden, om dezen hof te bewateren', en het land
daarachter is Havila, 'waar het goud is. Daar is
ook bedólah en de steen sardonix.' Dat zijn de
woorden die ik leerde als kind en wat er met be
dólah en de steen sardonix bedoeld werd weet ik
eigenlij k nog steeds nietWel hoor ik weer duide
lijk de namen van de drie andere rivieren: de Gi-
hon, de Hiddékel en de Frath. Wat mij daarbij in
de herinnering komt is hoe de dieren hun namen
kregen, Genesis 2:19: 'Want als deHeere God uit
de aarde al de dieren des velds en al het gevogelte
des hemels gemaakt had, zo bragt Hij die tot
Adam om te zien hoe hij ze noemen zou: en zoo
als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat
zou haar naam zijn.'
Op deze foto is te zien hoe de dieren op weg zijn
ergens naartoe: 'Kom mee, daar gebeurt wat!'
'Wat dan?' 'Dat weet ik niet, maar maakt voort
anders komen we te laat.' Het is Adam die bezig
is namen te geven, links buiten het beeld. De
beurt is aan het gevogelte des hemels, onderorde
der kippen: zij gaan het vlondertje over om door
hem benoemd te worden. Eerst een paar bijde
handjes, dan komt het peloton en in de verte zijn
er nog een paar laatkomers. 'Vanaf heden zult gij
door het leven gaan onder de naam Marjo', zegt
Adam tegen de eerste kip. Maar zie, tegen de vol
gende kip zegt hij hetzelfde, die komt ook Marjo
te heten, dat is wel zo gemakkelijk en als je Mar
jo! roept komen ze allemaal aanrennen.
Ach, deze onvergetelijke situatie heb ik werke
lijk gekend, bij mijn goede vriend Frank, tevens
eigenaar van een zwart Aziatisch zwijn luiste
rend naar de naam Knorretje. Marjo was feite
lijk de kip van Knorretje. Dat schrijf ik niet om
er op de bekende manier iets aandoenlijks van te
maken, het was echt zo; Marjo en Knor waren al
tijd samen; Marjo sliep bij Knor in het hok, ze
stond vaak op Knorretjes rug en soms op haar
kop, uit alles bleek dat zij werkelijk gesteld wa
ren op eikaars gezelschap. Als Marjo een ei legde
at Knor het dankbaar opAls Marjo er niet was
weigerde Knorretje te gaan slapen en toen Marjo
stierf, een paar jaar geleden, was Knor dagen
lang in de war, zodat er ijlings voor een nieuwe
Marjo moest worden gezorgd.
Dat gebeurde en ditmaal waren het er drie, drie
Marjo's. Als je Marjo! riep kwamen ze alle drie.
Ik dacht toen dat zonder kip het leven niets
waard was en we verwierven een uit de kluiten
gewassen kuiken, dat de naam Tweety ontving.
Zo begon de gelukkige periode dat er bij ons een
jeugdig hoen door het huis liep. In tegenstelling
tot wat over kippen iedereen gelooft bleek Twie-
tie een dier van grote liefheid, nieuwsgierigheid
en intelligentie, heel geschikt als huisdier
mits er voldoende aandacht aan haar werd be
steed.
Dat is allemaal al weer lang geleden, maar het
maakte wel dat ik de schandelijke en krankzin
nige overheidsmaatregelen tegen de recente vo
gelpestepidemie met extra emotie heb gevolgd.
Vooral het zinloze ruimen van wat met een raar
woord 'hobbydieren' worden genoemd roept
grote woede en verontwaardiging op, en het in
zicht dat iedere politiek die geen gebruik maakt
(meestal op grond van het marktprincipe) van de
beste verworvenheden van de wetenschap ver
werpelijk is, zoals in dit geval het nalaten van
vaccineren.
Het viel mij op hoe de interpretatie van de bij
gaande foto verandert in het licht van deze reali
iüii Jj
K
.-j-- -
3'
-
foto Theo Timmer, 1998
teiten. Aan de horizon naderen de ruimingsploe- eenen sterken oostewind, dien ganschen nacht,
gen van de RVV, vergezeld van de politie. Ook en maakte de zee droog, en de wateren werden
hier bewijzen de bijbelteksten weer hun toepas- gekliefd. En de kinderen Israels zijn ingegaan in
selijkheid: 'Toen Mozes zijn hand uitstrekte over hetmidden van de zee, op het drooge (Exodus 14:
de zee, zoo deed de Heer de zee weggaan, door 21-22)'.