PZC Prins William zoekt de verzoening De gruwelen in het Cambodja van de Rode Khmer 25 zaterdag 21 juni 2003 John le Carré foto GPD In het boek De poort vertelt de Fransman Frangois Bizot voor het eerst over de gruwelen die hij dertig jaar geleden meemaakte in Cambod ja. Vanaf 1965, toen hij 25 jaar was, deed Bizot in Cambodja onderzoek naar de tradities van het Khmer-volk en de boeddhistische cultuur. In 1971 werd hij gevangen genomen door guerrillastrijders van de Rode Khmer, die hem van spionage voor de CIA beschuldigden. Zijn ondervrager was de nog jonge Douch, een wiskun deleraar, met wie Bizot ondanks alles een bijzondere relatie ontwikkelde. In Bizot heeft recht van spreken Voor mij was hij altijd Bizot. Pas tien j aar geleden kwam ik zijn voornaam te weten, toen hij met een beeldschone Frangaise trouwde die hem tot mijn stomme verbazing Frangois noemde. Maar voor de rest van ons blijft hij ge woon Bizot, een toonbeeld van ge leerdheid en eruditie, maar ook een held tegen wil en dank, een dichter met de allure van een strij der, hartstochtelijk verliefd op het leven en gedreven door een faustische drang om de diepste geheimen ervan te ontsluieren. Ik heb hem voor het eerst ontmoet te Chiang Mai in Noord-Thailand, in gezelschap van een gemeenschappe lijke vriendin; het was bij zonsonder gang en het houten huis waar hij woonde - een schitterende constructie die hij zelf had ontworpen - lag tussen reusachtige bomen waarin gibbons huisden. Een daarvan, een ontzag wekkende knaap van een aap, had zich boven in de kruin van de aller hoogste boom genesteld en terwijl wij beneden in de schemering aan de whisky waren, zat hij daarboven, met zijn rug naar de ondergaande zon ge keerd, zijn silhouet scherp tegen de hemel afgetekend, zich peinzend af te trekken. De oorlog in Cambodja was nog lang niet ten einde, maar de Ame rikanen hadden zich al teruggetrok ken, het verschrikkelijke leger van Pol Pot was heer en meester over Phn om Penh en Bizots beproevingen la gen achter hem. Af en toe maakte hij, ondanks zijn gereserveerdheid over het onderwerp, er toch een paar zijde lingse opmerkingen over, daartoe aangemoedigd door Yvette Pierpaoli, onze gemeenschappelijke vriendin, die sindsdien overleden is en die, an ders dan ik, Bizot nog kende uit de tijd van Phnom Penh. Toen ik twee jaar daarvoor Phnom Penh had bezocht, bevond Bizot zich in zijn dorp in Ang kor, waar zijn verhaal begint. In Phn om Penh bestond hij alleen nog als een legende, die door Yvette met zorg le vend werd gehouden. Daarom kan ik de sombere en grillige Bizot die ik meemaakte, niet vergelijken met de zorgeloze Bizot die blijkbaar in de tijd vóór de door hem beschreven ervarin gen moet hebben bestaan. Ik kan er dus alleen maar naar gissen in hoever re de kraaienpootjes rond zijn ogen en mond, de rimpels in zijn wangen en voorhoofd, en de soms plotseling doorbrekende wanhoop in een blik of gebaar het gevolg zijn van de geeste lijke en lichamelijke martelingen één van hun gesprekken deed Douch al de omineuze voorspelling dat de Rode Khmer zich zou ontdoen van 'de besmette restanten van de decadente tijd'. Douch: 'Kameraad, beter een dun bevolkt Cambodja dan een land vol incompetente knoeiers.' Douch zou later het hoofd worden van het martelcentrum Tuol Sleng en verant woordelijk zijn voor de folterdood van tienduizenden gevangenen. Hij moet zich thans voor een VN-tribunaal ver antwoorden. Door de tussenkomst van de meest on waarschijnlijke figuren, zo blijkt aan het eind van Bizots boek, werd hij na drie maanden uit het kamp vrijgela ten. In 1975, toen de Rode Khmers de hoofdstad Phnom Penh binnentrok ken, speelde Bizot vanwege zijn grote kennis van de Cambodjaanse taal en cultuur een belangrijke rol in de con tacten tussen de Rode Khmer-leiding en de Franse ambassade, waar zich op een gegeven moment meer dan twee duizend vluchtelingen bevonden. Hij zorgde voor proviand en bemiddelde voor het vertrek van de vluchtelingen op het ambassadeterrein, die uitein delijk in twee konvooien vrachtwa gens naar de Thaise grens zouden worden gebracht. Bij al zijn activitei ten kwam hij voortdurend voor de gruwelijkste, persoonlijke beslissin gen te staan. Bizot neemt in zijn boek onverbidde lijk stelling tegen de intellectuelen van destijds, die de zege van de Rode Khmers goed nieuws vonden: 'Wat me ook bezwaart, meer nog dan de wijd opengesperde ogen van de in de zandi ge rijstvelden liggende doden, is het gejuich dat in het Westen opging toen de Rode Khmers in 1975 de overwin ning op hun broeders behaalden, en dat des te oorverdovender was omdat het de langgerekte doodskreet van miljoenen vermoorde slachtoffers overstemde.' Bizot raakte na zijn Cambodjaanse tijd bevriend met de Britse thriller/spionageschrijver John le Carré, die een deel van Bizots bittere levensverhaal verwerkte in het boek The secret pilgrim (De laatste spion). Le Carré schreef ook het hierbij afge drukte voorwoord van De poort, dat op 28 juni in Nederlandse vertaling verschijnt. Aly Knol waaraan zijn ondervrager Douch hem destijds heeft onderworpen. Bizot heeft geleden en dat geeft hem recht van spreken. Dat wij er niets aan kunnen doen dat we niet evenveel hebben geleden als hijen dat hij er van zijn kant niets aan kan doen dat hij aan den lijve heeft meegemaakt wat wij ons alleen in onze ergste nachtmerries kunnen voorstellen, doet niets af aan zijn grootheid of zijn uitzonderlijke levenslot. Er is nu een maal het lijden dat van buitenaf wordt waargenomen en er is het lijden dat wordt ondergaan; dit zijn twee verschillende belevingswerelden, die door twee verschillende soorten we zens worden bevolkt. We hebben er zelf niets over te zeggen bij welk van de twee we willen horen. Als verslag- legger heb ik me wel eens verplicht ge voeld te delen in de ellende waarvan ik getuige was. Ik voelde me heel even minder schuldig wanneer ik bijvoor beeld in Cambodja of in het Midden- Oosten bepaalde risico's nam en dan na afloop bij mezelf kon zeggen: 'Tjonge, dat scheelde geen haar' of 'Ik was er bijna geweest.' Maar dat was van korte duur, want ik was en bleef een soort oorlogstoerist, een waarne mer en geen deelnemer, en nooit een slachtoffer. Ik had altijd een geldig paspoort en een retourticket in mijn rugzak, en een rolletje bankbiljetten in mijn reisriem. In de verschrikke lijkste oorden - die niets voorstellen bij wat Bizot beschrijft - was ik nooit meer dan een bezoeker; op de wereld- lijst van menselijke ellende kwam ik niet voor. In zo'n bevoorrechte positie voelt een mens zich al gauw schuldig: je hebt ten onrechte het idee dat je, omdat je zelf niet wordt gefolterd, aan de kant van de folteraar staat. Daar ben ik niet ongevoelig voor. Maar Bi zot is op zijn beurt niet ongevoelig voor een ander soort schuldbesef, na melijk dat van de overlevende: Waar om heb ik het gered? Wat voor soort verraad heb ik gepleegd dat ik het heb overleefd, terwijl al die anderen het leven hebben gelaten? Die avond, toen Bizot af en toe iets los liet over zijn belevenissen, voelde ik dan ook een onbedwingbare nieuws gierigheid in me opkomen. Ik moest en zou die ervaringen van hem van bin nenuit meebeleven en ze, in mijn kwa liteit van verhalenverteller, in de vorm gieten die ik toen ten onrechte als de meest geschikte zag om de lezer te raken. Zodoende heb ik me - met toestemming en hulp van Bizot - een aantal vrijheden veroorloofd waar voor ik me na het lezen van zijn boek enigszins schaam. Om te beginnen heb ik van Bizot een introverte Nederlander gemaakt, Hansen genaamd, terwijl niemand Schedels van slachtoffers van het Rode Khmer-regime in een museum in Phnom Penh. Het museum is ingericht in een voormalige gevangenis waar duizenden mensen werden gemarteld en vermoord. foto Philippe Lopez/EPA Franser is dan Bizot. Verder heb ik hem neergezet als een afvallige jezuïet die zich tot het boeddhisme had be keerd, wat op zich niet zo'n slecht idee was, want Bizot is een onvermoeibaar zoeker naar alles wat naar het godde lijke zweemt. Ik heb hem tot spion ge bombardeerd, terwijl Bizot door zijn vrijheidslievende geest en onkreuk bare eergevoel de meest onhandelbare spion van de wereld zou zijn geweest. Erger nog, het ging om een spion in dienst van de Amerikanen, die in Bizots boek herhaaldelijk worden op gevoerd als een stel olifanten in de Cambodjaanse porseleinkast. 'Ik heb dit boek met een peilloze bitterheid geschreven,' merkt Bizot in zijn inlei ding op. 'Het is doortrokken van wan hoop. Ik geloof alleen nog in de din gen...' En voor deze wanhoop - geen lezer zal eraan kunnen twijfelen - stelt Bizot de Amerikanen verantwoorde lijk, die hem door hun brute schen ding van Cambodja's onschuld datge ne ontnamen wat hem het naast aan het hart lag: de complexe en harmoni sche boeddhistische Khmersamenle ving met de eeuwenoude tradities die hij zo hartstochtelijk bestudeerde; en zijn dochter Hélène, die aan het eind van het boek als een soort spookver schijning optreedt in de gestalte van een beeldschoon zestienjarig Eura- ziatisch meisje, dat hij tot zijn eeuwi ge spijt tevergeefs naar Thailand probeert te smokkelen. Maar Bizot is gelukkig geen haatdragend mens, want de Rode Khmers hebben hem nog veel meer afgenomen, namelijk de lieflijkheid en magie van het Cam bodja van vóór de revolutie, een glimp van een voorgoed verloren paradijs. Op bepaalde punten kom ik er geluk kig niet zo slecht af met mijn Hansen - verhaal. Dat geldt voor Hansens moed, voor zijn soms onrustbarende verstrooidheid, zijn onwaarschijnlij ke nederigheid, zijn hoge esthetische eisen, zijn wanhoop, en zijn onver schilligheid voor materieel gewin: dit alles is ook typerend voor Bizot zelf. En mijn Hansen had precies hetzelfde kunnen zeggen als Bizot in dit boek, namelijk dat het allerergste van in de boeien geklonken te zijn het menson waardige ervan is. Wat ik me herinner van Bizots ijsberende gestalte en zijn gespannen, nadrukkelijke manier van praten op die drukkend warme avond destijds in Chiang Mai, komt getrouw terug in de figuur van Hansen, al speelt bij hem de handeling zich af in de omgeving van Bangkok. Onder het luisteren naar Bizot had ik af en toe het gevoel dat hij tegen mij praatte alsof ik, en niet Douch, zijn ondervra ger was. Maar de Bizot die ik twintig jaar gele den heb meegemaakt is niet meer dan een schaduw van de man die ik heb le ren kennen uit het verhaal van De poort. Ik voelde - en wie niet? - dat hij, zoals hij zelf ook zegt, monsters in zich meedraagt, en dat die monsters 'springlevend zijn en voortdurend voor de meest gruwelijke herinnerin gen zorgen'. Nu heb ik zelf ook wel een paar monsters in me, maar ik weet ze ker dat die in het niet vallen bij de zij ne. Pas door dit boek heb ik beseft van wat voor kaliber dit getuigenis is, hoe levendig en raak - zowel artistiek als intellectueel gezien - hij alles heeft opgeroepen, de beelden, de geluiden, de gevoelens, de karakters van de mensen, en de intense hartstocht waarmee hij het allemaal heeft be leefd. Bepaalde passages in dit boek geven me onwillekeurig het wat versleten woord 'klassiek' in de mond. Bizots verslag van zijn aankomst in Phnom Penh (dankzij Douch) op het moment dat de Rode Khmers er binnentrek ken; hun verbijstering over het gebrek aan tegenstand; hoe ze, rammelend van de honger en uitgeput, een beetje beduusd in kleine groepjes nadere or ders staan af te wachten; zijn be schrijving van het junglekamp waar hij gevangen is gehouden, van de col lectieve zelfkritieksessies van jonge Rode-Khmerrekruten; zijn buitenge wone epiloog, waarin hij naar het kamp terugkeert en de man tegen komt die hem destijds gevangen heeft genomen; en boven alles het lange, nietsontziende verslag van de ge sprekken met zijn ondervrager Douch - die tragische 'zoeker naar de absolu te waarheid', zoals hij hem noemt -; de minutieuze wijze waarop hij zijn groeiende gevoel van genegenheid en respect voor zijn kwelgeest beschrijft; zijn weergave van de toestanden op het Franse ambassadeterrein in Phn om Penh gedurende de laatste weken voor de evacuatie; de onwezenlijke ontmoetingen die hij heeft - ieder een tragedie op zich - met figuren als prins Sisowath en madame Long Boret die, opdoemend als beschuldigende gees- tesverschijningen, de Franse ambas sade om asiel verzoeken, maar geweerd worden omdat zij geen pa pieren hebben: al deze scènes hebben voor mij een unieke zeggingskracht en steken ver uit boven de beschrijvin gen van journalisten en historici van dezelfde gebeurtenissen. Want Bizot was geen waarnemer of analyticus of een of andere zijdenhemdendragende expert op een airconditioned kantoor. Hij speelde mee in het stuk. Hij was deel van de werkelijkheid. Hij sprak de taal en beleefde de cultuur van bin nenuit. Hij had een tweede ziel: een Khmerziel. Af en toe komt het voor dat je een boek na lezing weglegt en iedereen die het nog niet gelezen heeft benijdt, enkel en alleen omdat hij de leéservaring nog voor zich heeft. Dit is zo'n boek. De gevoelens die het verwoordt zijn dermate authentiek, de manier van vertellen is zo kristalhelder en over tuigend, het verhaal is zo beeldrijk en avontuurlijk en wordt bezield door een zo overweldigende en diep ge voelde passie, dat het naar mijn me ning zeker thuishoort in de zeldzame categorie der 'moderne klassieken'. Ik benijd u dus. En mogen er velen zijn zoals u, want Bizot verdient niet an ders. John le Carré Francois Bizot - De poort. Vertaling Frans van Woerden. Met een voor woord van John Le Carré. Uitgeverij Fagel. 349 pag. 24,95 euro. De Neder landse vertaling komt op 28 juni uit. Prtns William. A le drama's uit zijn jeugd ten spijt is Wil- i-liam van Wales opgegroeid tot een rus- 'ge, nette en evenwichtige student. Van- aag viert hij zijn 21ste verjaardag op Wdsor Castle. Over zijn toekomst heeft 1' ™°nopvolger of niet, nog niet serieus gedacht. Hij staat niet te springen om ko- te worden. William van Wales heeft lef. Dat blijkt oegastenlijst voor zijn verjaardagsfees- L be kans bestaat dat het festijn uitloopt 'Peendrama, want William heeft besloten fotoDavid Cheskin/EPA één feest te geven voor de hele familie. Oma koningin Elizabeth komt dan oog in oog te staan met de verfoeide minnares van haar zoon, Camilla Parker-Bowles. En prins Charles danst op dezelfde vloer als zijn gehate ex-zwager Charles Spencer. William wil verzoening. De immer cynische Britse pers voorspelt echter dat de wapen stilstand precies één avond zal duren. Dat William erin slaagt alle kampen te ver enigen tekent zijn karakter als bruggen bouwer en bemiddelaar. Toen zijn ouders publiekelijk hun geschillen uitvochten, ging hij wekelijks op de thee bij oma op kas teel Windsor. Hij was steun en toeverlaat van de labiele Diana, maar na haar tragi sche dood op 31 augustus 1997 groeide een hechte band met zijn vader. William heeft inmiddels ook een vriendschappelijke rela tie met Camilla, en anders dan zijn vader kan hij goed overweg met (opa) prins Philip. In de Britse media wordt de jonge William geprezen om zijn evenwichtigheid. De on dertoon is er een van verbazing, want de tweedejaars student en toekomstige troon opvolger heeft een allesbehalve normale en evenwichtige jeugd gehad. De reputatie van de Britse koninklijke familie is op het ge bied van de opvoeding van kinderen be paald slecht. Charles is daar zelf een goed voorbeeld van, met ouders die hem soms maanden niet zagen en hem traumatiseer den door hem aan zijn lot over te laten op een keiharde Schotse kostschool. Diana pakte het anders aan en Charles vond het goed. 'Wills', zoals de familie hem noemt, ging als een paar maanden oude ba by zelfs mee naar Australië, tot ontsteltenis van de oude hofkliek. Voor Diana ging Wil liam (en later ook de in 1984 geboren Harry) vóór alle andere verplichtingen. Buiten het door haar gehate strenge protocol om regel de Diana uitstapjes naar pretparken, de buurtbioscoop en McDonald's, maar ook bezoekjes aan daklozen en jonge drugsge bruikers. Ze wilde hen laten kennismaken met het 'gewone' leven. „Engeland moet geen vreemd land zijn voor mijn jongens", zei Diana. William werd dan ook de eerste Windsor die naar een crèche ging en pas toen de media te opdringerig werden, koos het paar als basisschool de Ludgrove-kost- school en later het exclusieve Eton. In die beschermde omgeving kon William zich het best ontplooien, al maakten zijn ou ders het hem niet makkelijk om 'gewoon' te zijn. Juist toen vochten zij hun echtelijke ruzies uit en woonden ze al gescheiden. Wat zeg je tegen klasgenoten die aankomen met de uitspraak van je vader dat hij in een vol gend leven het liefst terugkeert als de 'tam pon' van zijn vriendin? Bovendien probeerde Diana haar oudste zoon als pion te gebruiken in haar oorlog met de koninklijke familie. „Hij is dé man in mijn leven", zei zij over hem, maar William liet haar telefoontjes lange tijd onbeant woord toen hi j op de televisie hoorde dat ook zij een minnaar had gehad. William dacht dat met het uit elkaar gaan van zijn ouders de problemen zouden verdwijnen. „Ik hoop dat jullie allebei nu gelukkiger zullen zijn", vertrouwde hij Diana toe nadat ze hem het nieuws van de scheiding had verteld. Maar via de media ging de strijd door. William was amper vijftien toen zijn moe der in Parijs verongelukte. Charles vertelde William en Harry het droeve nieuws. Een week later liepen beide knapen achter de baar van Diana door de straten van Londen. In Westminster Abbey geselde oom Charles Spencer de gevoelloze 'royals' en maakte maanden later van de laatste rustplaats van de People's Princess een toeristische attrac tie. Het mag inderdaad opmerkelijk heten dat William kennelijk onbeschadigd uit zijn jeugd is gekomen, al wordt hij soms aange merkt als 'de rebelse prins'. Hij is zich be wust van zijn positie en van zijn toekomsti ge rol, maar op dit moment probeert hij dat zo veel mogelijk buiten te sluiten, indachtig zijn moeders vaak herhaalde advies 'Je moet alleen doen wat je hart je ingeeft'. Volgens zijn biograaf Nicholas Davies heeft William herhaaldelijk gezegd geen trek te hebben in het koningschap. „William wacht geduldig tot het koningschap wordt afgeschaft. Dat zal zijn leven een stuk een voudiger maken", merkte Diana al eens quasi-serieus op. Charles is bezorgd, maar rekent er op dat zijn zoon zich bedenkt. „Hij accepteert zijn lot", menen kennissen van William. Van de pers moet hij niets weten. „Als je je moeder in tranen thuis hebt zien komen om dat ze werd achtervolgd door die 'bloody' fotografen, dan begrijp je waarom ik ze zo haat." De adviseurs van Charles proberen die houding bij te stellen. William schijnt nu ook te beseffen dat er een verschil is tussen de paparazzi en de kwaliteitskranten. Diana's ongeluk leidde er in elk geval toe, dat de Britse media een convenant sloten met Charles over de berichtgeving over de prinsjes. Ze beloofden hen in de school- en studiejaren met rust te laten, in ruil voor een paar vraaggesprekken en gelegenheden om foto's te maken. William gaf eind vorige maand een inter view, waarbij hij zich liet fotograferen op het strand van het Schotse St. Andrews, waar hij studeert. Harry poseerde twee we ken geleden bij zijn afscheid van Eton. Wil liam noemde deze sessies 'het vreselijkste' uit zijn jeugd en ook nu werkte hij alleen mee om zijn vader een plezier te doen en de indringers op afstand te houden. De prins, die kunstgeschiedenis en geogra fie studeert, moet binnenkort beslissen in welke richting hij verder gaat. „Het hangt een beetje af van mijn cijfers. Ik kan moei lijk kiezen." Na een aarzelende start heeft hij het bijzonder naar zijn zin in Schotland. „De mensen hier zijn geweldig en ze laten me met rust.'" In zijn vrije tijd probeert de prins zichzelf Swahili te leren, al maakt hij nog niet veel vorderingen.Het is moeilijker dan ik dacht." In het brugjaar tussen Eton en de universiteit bracht William een paar maan den door in zuidelijk Afrika en Kenia en uit die tijd stamt zijn belangstelling voor de Afrikaanse taal en cultuur. Hoogtepunt van zijn Afrikaanse verblijf was de jacht op groot wild. Wills is al sinds zijn prilste jeugd gek van jagen, en op de ko ninklijke domeinen is tijdens het jachtsei zoen voor de zeer goede schutter geen fazant of hert veilig. „Verder pak ik af en toe een film, ga naar bars en restaurants en doe veel aan sport", vertelt William, die aanvoerder is van het waterpoloteam van de universi teit. En de toekomst? „Ik heb er nog niet veel over nagedacht. Ik houd me vooral bezig met de komende twee studiejaren en eerlijk gezegd weet ik niet wat ik daarna ga doen." Hans Jacobs

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 25