Daar gaat de orgelman
Johan Antes,
een schepper
van professie
23
zaterdag 21 juni 2003
Biologie
Verademing
Zwanger
Woonorgel
PZC
p®:ii'Mi
Onder zijn handen veranderde
een kaal stuk grond en een
onbewoonbaar verklaard huis
aan het Langeweegje bij Kwaden-
damme tot een prachtige sier- en
vlindertuin: Berkenhof. De lust
hof is uitgegroeid tot een van de
voornaamste attracties in de Zak
van Zuid-Beveland. Eigenaar Jo-
han Antes peinst er echter niet
over om op zijn lauweren te gaan
rusten. „Ik heb zoveel plannen dat
ik wel 120 jaar moet worden."
De bezoeker is nauwelijks binnen
of hij wordt meegetroond naar de
vlinderkas. ,,Ik heb nou iets, dat móet
je zien. Dat is écht bijzonder." De vlin
derfanaat toont trots een grootse vlin
der. Als de pootjes niet bewogen, zou
je zweren dat het een schilderij was.
Geel en rood gepenseeld, met twee
vlekken op de vleugels die je als ogen
lijken te doorgronden. „Eenmada-
gascarmot, de argemma mittrei. Dat
is toch machtig mooi?"
Naast de bestaande kas is de afgelo
pen maanden een nieuwe gebouwd,
die vele malen groter is. Aan de inrich
ting ervan wordt gewerkt, maar de
maquette laat al zien hoe mooi het
moet worden. Biotopen uit Costa Rica
en Belize, het Mekka van de vlin-
derspotter, worden er precies nage
bootst, inclusief een Belizaanse hut.
Hij bewondert de levensstijl van de
mensen daar, eenvoudig maar in har
monie met de natuur, diep respect
voor wat er leeft en groeit. „En als je
ziet hoe tevreden ze zijn, dan denk ik:
wat zijn wij toch een stelletje sukkels.
Wij denken dat we leven, maar zij le
ven pas echt."
Een ongebreidelde inzet en passie,
vlinders, eerbied voor flora en fauna -
het zijn de sleutelwoorden in het
Evangelie volgens Johan Antes,
schepper van professie, natuurmin
naar met een missie. En gewezen
slager, niet te vergeten. Eind jaren
zeventig streek hij neer in Kwaden-
damme, maar de tongval in zijn aan
houdende woordenstroom verraden
onmiskenbaar Brabantse wortels.
„Kruisland, gemeente Steenbergen",
duidt hij zijn bakermat aan. „Ik ben
van '46. We waren met zijn tienen
thuis en mijn vader was boerenarbei
der. Ik heb altijd interesse gehad voor
de natuur, voor wat er rondvloog. Als
ik de kans had gehad, was ik mis
schien biologie gaan studeren, maar
dat zat er gewoon niet in. Als je je han
den eenmaal kon gebruiken, moest je
gaan werken, dus ik heb maar vijf jaar
lagere school gehad en dat alleen
maar omdat de juffrouw me zo lief
vond."
„Uiteindelijk ben ik het slagersvak in
gerold. Ik ging al regelmatig met een
huisslachter mee. Die had je toen nog,
want iedereen had varkens op kot
staan. Dat vond ik interessant: aan de
staan. Je lokt ze dan wel, maar hebt ze
niets te bieden. Laat die brandnetel
dus staan! Dat werkt perfect. Dat is
mijnvertrekpunt: de mensen vertellen
hoe de natuur werkt en laten zien dat
als je er verstandig mee omgaat, je er
heel veel voor terug kunt doen. Dat
ben je ook verplicht."
„Mijn vader moest alles doen om zijn
gezin draaiende te houden, maar ik
prijs me gelukkig dat hij toch de tijd
nam om met ons de natuur in te gaan
en alles aan te wijzen. Dat zijn dingen
die je bij blijven." In de siertuin ont
breken bewust aanduidingen van pl
antennamen. „We zitten niet in de
stad, dus bij mij geen bordjes", zegt
Antes. „Als mensen een naam willen
weten, dan komen ze wel naar me toe
en krijgen ze informatie in overvloed.
De rest mogen ze zelf ontdekken."
Met lede ogen ziet hij hoe mensen
steeds verder van de natuur verwij
derd raken, zich met de auto van hot
naar her spoeden, zonder oog te heb
ben voor hun omgeving. „Neem de
fiets, ga te voet. Bekijk zo'n bloemetje
op je knieën eens van dichtbij. We zit
ten hier in de Zak van Zuid-Beveland.
Elke keer besef ik: wat is het toch een
mooi gebied. Laten we daar alsjeblieft
zuinig op zijn. We hebben hier echt
geen pretparken nodig. De natuur is
tien keer zomooi."
„Neem die twee rotondes bij Middel
burg, aan weerszijden van het viaduct
over de A58. Die staan nu helemaal
vol met koolzaad, kamille en klapro
zen. Zo mooi! Echt een plaatje. Zo
zouden alle bermen moeten zijn. Daar
kan geen border tegenop. Je kunt er zo
een boeket uit plukken en in een vaas
zetten. Je krijgt het gewoon voor
niets."
Johan Antes: „Als je wilt, kun je elke dag genieten."
foto Dirk-Jan Gjeltema
Ik zou de hele wereld
willen verbouwen
poten trekken, het bloed opvangen.
Toen er een nieuwe zaak op het dorp
kwam, ben ik er om werk gaan vra
gen."
Zijn eerste broodheer in Kruisland
diende hij een jaar of vijf, totdat hij
een aanbod kreeg van een slager in
Bergen op Zoom.,Ik schrok zo van het
salaris, dat ik gelijk ja zei."
Eind jaren zeventig hoorde hij dat er
een zaak te koop was in Goes, aan de
Kamperfoeliestraat. „Op een donder
dag om elf uur 's avonds - ik weet het
nog precies - ben ik gaan kijken. Ik
kon alleen door een klein gaatje naar
binnen gluren, maar zei meteen: 't is
voor mekaar. Het was keihard wer
ken, maar ik heb van niks ik een top-
tent gemaakt. Uiteindelijk heb ik de
zaak, Maros, overgedaan aan mijn
eerste man."
De slagerij in Goes betekende een ver
huizing, volgens zijn familie eerder
'emigratie', naar Zeeland. Hij vond
een stek aan het Langeweegje bij
Kwadendamme: een bouwval met een
braakliggend terrein. „Mijn vrouw
ging toen in het zand zitten en zei:
'Hier ga ik nooit meer weg'Dus ik
wist wat me te doen stond." Antes zag
toen al Berkenhof voor zich. „Ik ben er
gaan staan en dan is het net of ik er
doorheen kan kijken en zie hoe het
moet worden. Dat is de fantasie, het
belangrijkste in je leven, anders kom
je nergens. Ik heb zo veel fantasie, ik
zou de hele wereld willen verbouwen.
Maar wel gewoon aan de slag gaan en
niet zeuren dat het een slechte tijd is of
wat dan ook. Van lieverlee ontstaat er,
al scheppend, iets onder je handen."
Het resultaat is een siertuin van tien
duizend vierkante meter, met allerlei
vijvers, een moerasgedeelte, een grote
fuchsiaverzameling en uiteraard de
vlindertuin. Her en der staan oude
voorwerpen die Antes 'overal van
daan heeft geleurd'. Zo is een dorps
molensteen uit China te zien en een
doopvont, evenals arduinen wasbak
ken uit de Goese gevangenis.
Het opbouwen van Berkenhof deed
hij jarenlang naast zijn werk als sla
ger. „Het is een kwestie van aanpak
ken en niet zitten. Ik heb een buurman
gehad en die kwam 's avonds thuis,
kleedde zich om en ging op zijn bankje
zitten om tv te kijken. Zo ben ik niet
grootgebracht. Ik wil altijd vooruit. Ik
heb zoveel plannen dat ik wel 120 jaar
moet worden."
„Het is zielig als mensen zeggen: 'Nog
een jaar, dan mag ik in de vut en dan
kan ik eindelijk gaan genieten. Dat is
toch verlangen naar je einde? Het is zo
dom dat mensen geen plezier beleven
aan hun werk op zich. Als je wilt, kun
je elke dag genieten. Je moet zelf zor
gen dat je er een zinvolle invulling aan
geeft. Hij beschouwt het als zijn roe
ping: van niets iets maken. Antes mag
graag de tekst citeren die een Thoolse
bezoekster in het gastenboek van de
Berkenhof noteerde. U hebt de schep
ping begrepen door van deze aarde
weer een paradijs te maken. „Dan voel
ik me echt gevleid.
Intuïtie en eigen inzicht vormden de
leidraad bij de aanleg van de tuin.
„Mensen gaan er wel eens van uit dat
je ervoor gestudeerd hebben, maar
niets is minder waar. Een beetje nuch
ter denken en goed rondkijken in de
natuur - daar gaat het om. Waar ik wel
goed op gelet heb, is dat ik zowel
naald- als loofbomen had en zorgde
voor dichte vegetatie met daartussen
open plekken, zodat je allerlei soorten
vogels trekt. De tuin is ook meer aan
gelegd als open volière dan om bloe
men en planten in te zetten."
„Wat ik doe is in feite stukken natuur
creëren. Neem het moerasgedeelte.
Als je wilt weten wat er in je tuin leeft,
ga je 's morgens bij het moeras op een
bankje zitten en dan komen ze zich al
lemaal wassen. Ik heb zelfs een paar
keer een ijsvogel op visite gehad in het
najaar. Die heb ik zeker vier keer ge
zien. Dan weet je dat je omgeving goed
is. De natuur regelt zichzelf."
Zo slaagt hij er ook in honderden tro
pische vlinders in tientallen soorten te
laten rondfladderen in de kas. „Dat
wil het zeggen dat het er goed toeven
is. Een vlinder moet zich thuisvoelen
en dus heb je de juiste materialen no
dig. Als ik er een uit Australië heb,
zorg ik dat ik ook een plant uit Austra
lië heb. Er staan hier daarom planten
uit de hele wereld."
„Veel mensen hebben een vlin
derstruik in hun tuin, maar als er geen
brandnetel onder staat waar ze hun
eitjes op kwijt kunnen, is er ook geen
mogelijkheid dat ze blijven voortbe
Sinds 1990 stelt Antes zijn siertuin
voor publiek open; in 1998 kwam daar
de vlinderkas bijDe toeloop van be
langstellenden zorgde ervoor dat de
Berkenhof voor Antes niet meer was
te combineren met de slagerij. „Het
was moeilijk om met de zaak op te
houden. Dat heeft best wel zeer ge
daan, maar het was ook een verade
ming. Er kwamen steeds meer regels,
steeds weer nieuwe methodes die je
als slager moest leren. Toen ik de
knoop had doorgehakt, was ik eigen
lijk blij dat ik ervan af was. En de
mensen die hier kwamen, waren laai
end enthousiast."
In het najaar wordt de nieuwe vlin
derkas in gebruik genomen. Die zal de
komende tijd veel aandacht vragen.
„Daar ga ik me helemaal op toeleg
gen, maar als het eenmaal allemaal
groeit is het vooral een kwestie van in
de gaten houden."
De uitbreiding betekent wel een forse
investering. „Nu kan ik pas op m'n 68e
met pensioen.Het is geen opmerking
om serieus te nemen, want van ophou
den wil hij niet weten. „We hebben
vaak kinderen in de kas. Die krijgen
wat honing op hun vingers, zodat de
vlinders op hun hand komen. Als je
dan die bekkies ziet en hoe ze genie
ten, dat is onbetaalbaar. Dan hoefje
niet met pensioen."
Zijn energie lijkt nog altijd onuitput
telijk, al merkt Antes - hij geeft het
met moeite toe - dat de grenzen daar
van eerder in zicht komen dan voor
heen. Daarom is hij blij met de hulp
die hij krijgt van familie en anderen.
„Ik heb ook twee schatten van klein-
kinders, Jannick en Lindsay, zes en
zeven jaar. De een zegt: 'Ik ga bij jou
werken, opa' en is nu al in staat men
sen mee te nemen in de vlinderkas en
alles te laten zien. Ik zou uiteindelijk
wel meer aan anderen overlaten, in dit
geval mijn kinders, maar zal nooit
echt stoppen. Dat doe ik pas als ik de
binnenkant van mijn ogen ga lezen."
Rolf Bosboom
Zijn lijf laat het niet meer toe, maar het
hart hunkert onveranderd. Voor Henk
Roos is het geluid van zijn draaiorgel, en het
schudden van het centenbakkie in de maat
van de muziek, het geluk in zijn leven. Maar
ziekte houdt hem van de straat, een straat
waarop hij zich sowieso niet meer zo wel
kom voelt. De romantiek van het draaiorgel
lijkt verdwenen. Mensen geven niet meer.
Door de euro en de concurrentie van straat
muzikanten uit Oost-Europa. Het orgel
sterft uit. En het lijf van de orgelman lijkt er
ook direct de brui aan te geven
Zaterdagochtend half acht. Terwijl Rotter
dam nog in diepe rust is, heerst in de loodsen
van de familie Roos al volop bedrijvigheid.
Terwijl de koffie doorloopt, worden de mu
ziekboeken klaargelegd. Peter, Andrea,
Rien, Ton, Wim en Hen; ze heten Roos of zijn
er met een getrouwd. Allemaal delen ze een
geschiedenis met het draaiorgel. En al kun
nen ze niet met zoveel woorden vertellen
waarom ze een band met het orgel voelen,
net is duidelijk dat deze band sterk genoeg
's om hen elke zaterdag in alle vroegte sa
men te brengen. Drie bakken koffie en vier
peuken later gaan de deuren van de loodsen
npen en vertrekken de Cementmolen, de
Mercurius, de Jupiter en de Rosalia om mu
ziek te brengen in de straten van Rotterdam
en omstreken.
Henk Roos kan er niet bij zijn. Hij zit thuis
JP de bank, dicht tegen zijn vrouw Aal aan.
Met Rotterdamse tongval vertelt hij hoe hij
vijftig jaar geleden, zijn vrouw ontmoette,
nik stond voor haar deur met het orgel toen
zij naar buiten kwam met een appeltje. Ik
vroe8 °f het smaakte.Aaltje vult haar man
nan: „Een paar dagen later kwam hij me op
alen om te wandelen en sindsdien zijn we
mekaar." Twee jaar na hun ontmoeting
moesten ze trouwen. „Aal was zwanger,"
vertelt Henk. „Ik ben nog even ondergedo-
en, maar op een keer stond ik te bellen en
s ond d'r moeder ineens achter me. 'Weet je
at je met m'n dochter heb gedaan?' zei ze.
weet van niks', zei ik nog, maar ik moest
direct meekomen." Henk'slichtblauwe
ogen lachen ondeugend. Het orgel dat getui
ge was van de ontmoeting van Henk en Aal
is de Cementmolen. Het is ook het orgel dat
op deze zaterdagochtend de wijk Delfsha-
ven ruw uit z'n slaap haalt. Omdat Henk het
niet meer kan, heeft schoonzoon Rien zijn
werk overgenomen. Gouwe ouwen als Tul
pen uit Amsterdam en nieuwe hits van Jodi
Bernal schallen door de straat. Deuren gaan
open, kinderen komen naar het orgel toe ge
rend om een dansje te doen. Een meisje staat
in een luier op de vensterbank met de neus
tegen het raam gedrukt. Mannen zwaaien in
hun ochtendjas vanuit de deuropening. Bij
bovenwoningen vliegen de ramen open en
gooien mensen munten van vier hoog.
„In de ene straat haal ik zo'n vijftien euro
op. Wat ik daar bij één huis krijg, moet ik in
een andere buurt een hele straat voor
langs", vertelt Rien. „Veel winkeliers geven
sinds de komst van de euro maar één of twee
cent. En er zijn ook straten met veel buiten
landers waar ik helemaal niets krijg, behal
ve van de enkele Nederlander die er woont.
Vroeger was het orgel op straat een beziens
waardigheid. Hele straten liepen uit om er
naar te luisteren. Henk denkt er met wee
moed aan terug. „Mijn opa en oma waren
12 5 j aar geleden de eersten die Rotterdam in
gingen met het handorgel. De mensen von
den dat schitterend, hele drommen stonden
er omheen.Zesenveertig jaar lang hielden
opa en oma Roos het vol en bij hun afscheid
kwamen ze in de krant. Het vergeelde kran
tenbericht met een foto van het markante
paar hangt nog steeds aan de muur in de
loods. Ook Henks ouders gingen als orgel
paar de straat op, en het hele gezin hielp
mee. Aan helpende handen was geen gebrek
want Henk komt uit een gezin van dertien
kinderen. „We speelden toen altijd psalmen
en gezangen", lacht Henk. „Totdat de men
sen zeiden, 'zeg kun je niet oprotten met die
rotpsalmen?!Toen zijn we maar andere
muziekboeken gaan maken."
Andrea, een nichtje van Henk, is de enige
vrouwelijke Roos die nog trouw met het or
gel op pad gaat. Deze zaterdagochtend is ze
in Gorinchem. Na een rit van een half uur
vanaf de loods loopt ze nu met het orgel door
het plaatselijke winkelcentrum. Samen met
haar man Peter. „Nee, daar ben ik niet op
uitgezocht," lacht Peter terwijl hij een
nieuw muziekboek in het orgel legt. „Ik viel
eerst voor het orgel en daarna voor haar. Ik
liep als kind al achter het orgel van de fami
lie Roos aan.Het orgel dat op Peter als klei
ne jongen een grote aantrekkingskracht
had, isMercurius gedoopt. Toen Peter begin
twintig was en de familie Roos de Mercurius
al jaren geleden had doorverkocht, hoorde
hij dat het orgel te koop was. „Voor 25.000
gulden. Dat was 25 jaar geleden veel geld,
maar ik wilde per se dat orgel." Peter glun
dert als hij het verhaal vertelt. Verder valt er
die ochtend weinig te lachen. „De mensen
zijn chagrijnig," zegt Andrea, terwijl het
winkelend publiek veelal met een boog om
het rammelende geldbakje heen loopt.
Het huis van Henk en Aal in de Rotterdamse
volksbuurt Crooswijk is het best te om
schrijven als een 'woonorgel'. Overal staan
kleine draaiorgeltjes. Het is een en al ro
mantiek en weelderigheid. Boven de bank
met bloemdessin en gekrulde poten hangt
een schilderij van de Cementmolen. Het or
gel heeft voor Henk en Aal veel emotionele
waarde. De Cementmolen is onlosmakelijk
verbonden met hun zoon Wim, die op zijn
negentiende omkwam bij een auto-onge
luk. Altijd liep Wim met zijn vader en de Ce
mentmolen mee. En uitgerekend op de dag
dat hij stierf lag de Cementmolen uit elkaar.
Voor een reparatie. „Het is de enige keer dat
we 't uit mekaar hebben laten halen." De
Cementmolen is sindsdien nooit meer uit el
kaar gehaald. Dan maar geen restauratie.
Dat is de duvel verzoeken. Het restaureren
van de orgels wordt ook door een Roos ge
daan. Gerard, een van de vele neven van
Henk, bouwt en restaureert eigenhandig or
gels in zijn loods in Vlaardingen. Voor Ge
rard zijn het drukke tijden want enige tijd
geleden is bij een inbraak in een van de lood
sen in Rotterdam een orgel helemaal uitge
brand. Het orgel heet de Geertruda en is van
Wim, een broer van Gerard. „Het zal wel
De familie Roos stopt met orgelen.
even duren voordat ik weer met m'n orgel op
pad kan", verzucht Wim. „Het moet hele
maal opnieuw gebouwd worden."
Als alle neven van Henk Roos die ochtend
bij elkaar staan in de loods blijkt dat alleen
Ton nog fulltime orgelman is, de rest doet
het erbij. De wallen onder Tons ogen verra
den zijn zorgen. „Er zit geen toekomst meer
in", vertelt hij. „De concurrentie van straat
muzikanten uit Oost-Europa is moordend.
Ze staan overal, met hun trekorgeltjes. Roe
menen, Bulgaren, en het lijken er almaar
meer te worden. Het is geen doen meer. Ik
heb twee dochters, en ik zou niet willen dat
ze met het orgel door het leven gaan. Het is
echt zonde, maar de schoonheid is er wel af.
Wij blijven het doen omdat we niet beter
weten, we zijn ermee grootgebracht. Ik had
ook liever gehad dat mijn vader bankdirec
teur was geweest."
Vier generaties orgelmannen bracht de fa
milie Roos voort, maar bij deze generatie
stopt de li jnHet is de vraag hoe lang het nog
zal duren voordat de orgels van de familie
Roos hun taak, na jaren trouwe dienst, zul
len neerleggen. „De jongstenzijn in de veer
tig en het hangt ervan af hoelang zij het vol
houden", zegt Rien. „We werden laatst op
straat zelfs uitgescholden door een groepje
jongelui. Nou, dan is het helemaal snel
foto Joep van der Pal/GPD
klaar. Het is jammer, maar het is niet an
ders." Henk is er soms niet rouwig om dat hij
de straat niet meer op kan. En dat heeft niet
alleen te maken met de concurrentie of het
weinig warme onthaal op straat. Het is ook
de invoering van de euro, daar heeft Henk
pas echt de pest over in. „De mensen geven
minder dan vroeger. Hoeveel centen gaan er
in een euro?" Henk kijkt zijn Aal vragend
aan. „Honderd van één eurocent, en 50 van
twee eurocent", vult zij aan. Henk: „Die
kleine muntjes, daar kun je toch niets mee.
En dat geld stinkt nog ook. Je krijg er koper
vergiftiging van."
Joanna van Wijnen