De hondsdraf bloeit volop Op kleine proefvelden is de draagspuit ideaal Georganiseerde wildernis vol verrassingen Boonman hoort elk raar rammeltje 23 V dinsdag 27 mei 2003 Op stikstofrijke plaatsen groeien brandnetels en distels. Boeren en buitenlui hoeven we daar niets van te vertellen. Over het algemeen hebben ze niet veel op met deze planten, alhoewel er vanuit natuurbescher mingsoptiek heel wat voor te zeggen is ze in ere te houden. De prachtigste vlinders als de atalanta, de kleine vos, het landkaartje, de gehakkelde au relia: ze groeien op op brandne tels. Voor distels geldt hetzelfde. Kijk maar eens op bloeiende distels. Tal van kleurige insec ten dolen daar rond. En dan is er nog hondsdraf, dat vaak een plekje vindt tussen z'n ruige broeders. Brandnetel, distel en hondsdraf behoren tot de veertig meest verbreide planten in Nederland. Ze nemen binnen de natuurre servaten een belangrijke plaats in. De Eendenkooi van Anna Ja- cobapolder bijvoorbeeld is een plek waar van nature veel van dergelijke ruige planten voor komen. Het is dan ook niet voor niets, dat uitgerekend deze plek NATUURLIJK ZEELAND De PZC sponsort Het Zeeuwse Landschap. In 'Natuurlijk Zeeland' doen medewerkers van deze stichting verslag van wat er speelt in de Zeeuwse natuurgebieden: onver wachte vondsten en bij zondere gedragingen, kortom, het wel en wee van dieren, planten en paddestoelen passeren wekelijks de revue. En na tuurlijk ook de successen en mislukkingen in het be heer. voor de insectenfauna uitzon derlijk rijk is. Hondsdraf, met de donkerblauwe lipbloemen, donkergroene blaadjes en ster ke typische geur, bloeit nu vol op. Haar uiterlijk geeft het ach tergestelde imago van deze vegetatie nog enigszins eerher stel. Voor de oorspronkelijke bewoners van de lage landen, de Germanen, was hondsdraf be langrijk. In het blauw van de bloem zagen zij het licht van de bliksem terugkomen. Voorts hebben zij de plant leren gebrui ken als onder meer smaakmaker voor bier. Een echt bierkruid dus. Tot in de Middeleeuwen en nog ver daarna veranderde dat niet. Hondsdraf bleef als bier- kruid onderdeel uitmaken van 'de gruyt', de verzamelnaam voor het hele boeket dat voor meer doeleinden dan alleen bier in gebruik was. Draf en gruyt werden in die tijd in dezelfde betekenis gebruikt. De kennis van de samenstelling van de bierkruiden is in de loop van de geschiedenis grotendeels verloren gegaan. De oorzaak er van is het in gebruik nemen van hop als smaakmaker voor bier. Vast staat dat hondsdraf met enkele andere inheemse lip bloemen en ook gagel tót de komst van de Romeinen de in landse smaakmakers waren. Was hondsdraf bij de Germanen nog een heilig kruid, de Romei nen keken er op neer. Zij waren heel wat beter gewend: majo- raan, kruizemunt, bonenkruid, melisse, basielkruid, lavendel en wijnruit. Karei de Grote heeft de meer aromatische krui den van rondom het Middel landse Zee gebied mee naar hier genomen. Hij liet de kruiden ook in zijn paleistuinen telen; een gebruik dat tot op heden voortduurt in onze eigen tuinen. Vaak ook zijn de kruiden ver wilderd. De zuidelijke planten maakten steeds meer deel uit van de gruyt. Voor de gewone man was dat echter niet weggelegd; die hield het bij hondsdraf. Geheel in overeenstemming met de groeiplaats - tussen mest en af val - bleef hondsdraf het kruid voor de gewone mensen. In Frankrijk was dat net zo. Daar kauwden de arme kinderen op een ongewoon snoepgoed, na melijk op de harige harde ballen van de gallen die groeiden op de blaadjes van hondsdraf. De gal len waren producten van de vele galwespen die op hondsdraf le ven. De Nederlandse beroemde plantkundige Rembert Do- doens schreef in de vijftiende eeuw: ,,'t Water of wijn daer on- derhave in ghesoden is gheneest alle ghebreken des mondts en van de schamelycke vrouwelyc- ke leden, oock de Schorftheydt ende wijdigheydts des huyts." De relatie met armoede komt hierin tot uitdrukking. Heden ten dage gebruikt men nog foto Hannie Joziasse steeds hondsdraf als verzach tend middel op de brandplek- ken van brandnetel, door de sappen van de plant op de geïr riteerde huid te wrijven. Ron Brouwer Komende maanden worden weer veel Zeeuwse tuinen open gesteld voor publiek. In Buiten gebied komt een aantal daarvan aan bod in een korte serie. Van daag de ecologische cottagetuin van Thea van Maldegem in Oostkapelle. Zestien jaar geleden streken Thea en Dirk van Maldegem neer aan de Noordweg even bui ten Oostkapelle. Vlak achter de duinen en de beboomde Wal- cherse Manteling. Ze troffen er een huis, aparte schuur en een flinke lap grond aan. De tuin was een allegaartje, erfenis van vroegere bewoners. De oprit fungeerde als windtunnel, een groot grasveld deed dienst als parkeerplaats en snelgroeiende populieren beperkten groei van iepen en essen. Stap voor stap werkte Thea, met hulp van haar echtgenoot voor de zware klus sen, aan een metamorfose. Nu ligt er een ecologische cotta getuin Een weelderige, georga niseerde wildernis. Met veel in heemse planten en daardoor een waar dorado voor vele dieren. Een kleine vijver en grotere drinkput voor kikkers, padden en salamanders, houtwallen voor fretten en wezels, waard- planten voor vlinders en andere insecten, een aparte rustige Thea van Maldegem in haar ecologische cottagetuin foto Mechteld Jansen hoek voor vogels als karekiet, grauwe vliegenvanger en witte kwikstaart. Geen tuin voor mensen die van keurig aange harkt en onkruidvrij houden, wel een paradijsje voor mensen die verrassingen op prijs stellen Een plek waar chemische be strijdingsmiddelen taboe zijn. Het kost moeite naast gezin en werk voldoende tijd over te hou den voor de tuin. Niet alleen on derhoud, maar ook rondleidin gen en workshops (bloemschik ken met natuurlijke materialen waarvoor de schuur tot ont vangstruimte is ingericht. Thea van Maldegem vindt het heer lijk in de tuin bezig te zijn en soms ook zomaar ergens te zit ten - genieten van de op de vruchtbare grond (lichte zavel) goed gedijende planten en de dieren die er te zien en te horen zijn. Alleen het constant over de Noordweg langsrijdende auto verkeer verstoort de serene rust Thea koos bewust voor een eco logische aanpak. ,,Je moet goed weten wat heemplanten zijn, hoe ze eruit zien, wat je wel en niet laat staan en welke keuzes je maakt. Ik houd zoveel moge lijk rekening met planten en dieren. Er moet een bepaald evenwicht tussen die twee zijn; het een kan niet zonder het an der. Je gaat uit van planten en grassen die hier nadrukkelijk thuis horen." De bomen, strui ken en planten krijgen veel vrij heid erop los te groeien. Alleen de paden worden steeds ge maaid. „Het moet er wel een beetje uitzien", zegt Thea haast verontschuldigend. Het is in feite een royale (3000 vierkante meter) boerderij tuin, echter met netjes in perkjes in gedeeld, maar speelser. Er zijn verschillende onderdelen. In de cottagetuin zijn veel planten en struiken te vinden waar bijen en vlinders op af komen, hagen zorgen voor luwte en in een klei ne vijver zijn padden en kikkers te vinden. De omgeving ervan is vochtig, ook weer goed voor be paalde planten en dieren. Een oud muurtje biedt ruimte aan diverse dieren. Een andere deel is bosachtig. Daar komen voor het eerst ook varens tevoor schijn. Er heerst een prima kli maat voor vogels en bodemin secten. Brandnetels mogen hier en daar blijven staan. Dat zijn De rubriek Windstreken besteedt aandacht aan de Zeeuwse molens, aan de mensen erachter en aan de positie van de windgemalen in het landschap. Vandaag: molen De Koornbloem in Goes. Ook al werkt Bert Boonman (64) al tientallen jaren op De Koornbloem, het boeit hem nog altijd. Dat komt voort uit zijn interesse voor oude tech niek. De laatste molen van Goes staat op de vestingwal aan de Paar den weg. In 1970 vroeg het ge meentebestuur Boonman of hij vrijwillig molenaar wilde wor den op De Koornbloem. De uit 1801 stammende grote stelling molen onderging toen namelijk een grote restauratie. Boonman hapte onmiddellijk toe en is nu dus al weer meer dan dertig jaar actief op het windgemaal. Zijn jarenlange ervaring helpt Boonman bij het onderhoud van het monument. „Je merkt op den duur onmiddellijk ieder vreemd rammeltje en raar tikje op. Meestal gaat het maar om kleine dingen. Direct ingrijpen voorkomt dan dat die storinkjes later tot grote brokken leiden." Eens bracht dat doe-het-zelven Boonman in een netelig parket. Hij zat boven in een wiek om de ze ('toen dat nog mocht') te te ren. De molenaar kreeg te laat in te gaten dat het touw waaraan hij zijn vijfliterpot meedroeg steeds gladder was geworden. Zo glibberig zelfs dat hij het op een gegeven ogenblik wel moest loslaten. De teerpot stuukte naar beneden en kwam zes of zeven meter lager op de stelling terecht. Gelukkig dus zonder ie mand te raken. Door een speling van het lot landde het voorwerp recht op een stellingplank. Wonderlijk genoeg was er nog geen spatje over de rand gegaan. Een act waar een gemiddelde circusartiest toch maanden op zou moeten oefenen. Boonman is in zijn nopjes met de ligging van De Koornbloem. Aan oostelijke zijde is deze weliswaar omgeven door de stadsbebouwing, maar aan westelijke kant zijn er geen be lemmeringen. De molen loopt dan ook heerlijk licht. De schoonheid van deze locatie wordt versterkt door de bijpas sende boerentuin. Boonmans vriendin Chris Gielliet tekent voor het onderhoud ervan. In een tuin bij een molen horen geen coniferen; wél hortensia's en met zorg gesnoeide rozen. Wat dat betreft is de molenbio toop een voorbeeld. De ronde stenen stellingmolen De Koornbloem is in 1801 ge bouwd. Daarvoor stond er op dezelfde plek een standerdmo len, die in 1771 afbrandde. Dat was de tweede molen, want de eerste stond er al rond 1580/90, ook een standerd. Beide molens waren oliemolens. Daarmee werd lijnolie geslagen, vroeger een basisstof voor verf, of raapolie, welke geschikt was voor bakken en braden en als brandstof voor lampen. De naam Paardenweg, waaraan De Koornbloem is gelegen, voert vermoedelijk terug op de rosmolen die hier in de buurt stond. Rosmolens werden met paarden aangedreven, waar door de molenaar niet afhanke lijk was van windkracht. De molen is zowel in 1970 als in 1995 gerestaureerd. Boonman vindt dat De Koornbloem on danks deze ingrepen behoorlijk authentiek is gebleven. Boven dien is de wijze van (maalin richting sinds 1801 nooit veran derd. Technisch opvallend vindt Boonman de korte as binnen de grote kap van normale afmetin gen. Deze is gemaakt in 1844 bij NMBS Feijenoord. Een as ver bindt in een molen de wieken met het binnenwerk. Behalve wind- en paarden kracht is bij molens in Goes ook gebruik gemaakt van water kracht. Daaraan herinnert nog het 'soepuus' aan de Kleine Ka de. Dit gebouw was tot het begin van de negentiende eeuw inge richt als getijmolen. Via de ha ven werd het water bij vloed on der de molen doorgelaten, de achterhaven in. Bij eb werd het sluisje onder de molen geopend en dreef het weglopende water het rad aan, dat zich onderin de molen bevond. Na de afsluiting van de haven werd de getijmo len onbruikbaar. Het gebouw kwam toen in handen van de 'commissie tot Oecumenische Spysuitdeling', die ook wel soepkokerij werd genoemd Vandaar de huidige naam voor de voormalige getijmolen. Zowel de getijmolen als De Koornbloem zijn eigendom ge weest van mensen met de ach ternaam Remijn. Dat was dan ook een echte molenaarsfami lie Aan stichter Piet Remijn herinnert bij De Koornbloem een steen met de volgende tekst: Deze molen is gesticht door P. Remijn. Met toestemming van de Leden der Raad en Directeu ren dezer stad. Den eerste steen is gelegt door ld Remijn Pz op den 9 april 1801 en den laatste door Cs. Steyn. Dat gy niet wilt Dat u geschiet Doet het ook Aen een ander niet. Willem Staat per slot van rekening ook waardplanten. Achter de diepe (min vier meter) drinkput ligt een beschut gras landje, met veel vogelbosjes en wat knotwilgen. Daar mag be zoek niet komen. In de moestuin zijn biologische en oude groen terassen te vinden. Thea van Maldegem werkt samen met drie andere tuinliefhebsters in Oostkapelle, verenigd in Tuinen aan de Kust: de romantische ro zentuin van Hetty van Baaien (Duinweg 32), de bijzondere plantentuin van Tiny Adriaanse (Wijkhuisweg 5) en de landelij ke tuin van Lia Jobse (Noord weg 60A). Een kwartet van vier geheel verschillende tuinen Ze zijn in de weekeinden 30/31 mei en 6/7 juni tussen 10.00 en 17.00 uur geopend voor publiek. Rinus Antonisse Ecologische cottagetuin van Thea van Maldegem, Noordweg 51, Oostkapelle. Toegangsprijs 2,-. Kinderen gratis. Tijdens de open tuindagen (30/31 mei en 6/7 juni) expositie van tuinbeel den en schilderijen. Voor groe pen vanaf tien personen bezich tiging op afspraak. Zie ook www.tuinenaandekust.nl en het boekje Tuinen in Zeeland, een uitgave van het Bureau voor Toerisme Zeeland. Bert Boonman aan het kruirad van zijn molen, foto Willem Mieras Adrie Albregtse, Albert Ebbens en Laurens Kamp werken op proefboerderij De Rusthoeve in Colijns- plaat. Op 85 hectare pol- dergrond doen zij, in op dracht van onder meer Zeeuwse boeren, proeven met akkerbouw- en soms tuinbouwgewassen. 'De Rusthoeve' volgt weke lijks de belevenissen van de mannen van de proef boerderij. Op de tafel in het schaftlo kaal liggen de vakbladen. Eén ervan toont op de midden pagina's een moderne spuitin- stallatie. Het ding is zo breed dat banen van 54 meter in één keer kunnen worden gespoten. In de tank zit minstens 3.000 li ter sproeimiddel. Op De Rust hoeve zijn ze juist zo blij met de spuitmachine die deze week is afgeleverd. Met vier tankjes van 40 liter en een tamelijk smalle sproeibreedte, lijkt hij in niets op het geavanceerde spul waar normale boeren op kicken. „Voor ons is dit een ideaal ding", zegt Laurens, die hem heeft hel pen ontwikkelen. „Wij hebben vaak maar kleine beetjes nodig op vrij kleine opperv lakten. Deze machine kan voor een deel de draagspuit vervangen." Omdat op De Rusthoeve vaak spuitmiddelen voor bemesting of gewasbescherming in de praktijk met elkaar worden ver geleken, is het handig om vier verschillende producten te kun nen meenemen. Op de installa tie zit ook een grote tank voor water en het middel komt niet met de pomp in aanraking. Op die manier kunnen ze ter plekke overschakelen op een ander middel. „Voor het milieu is het een grote winst maar ook voor de portemonnee van De Rust hoeve. In die kleine tankjes kun je veel preciezer doseren. Je houdt minder kliekjes over en je hoeft niet telkens de hele instal latie door te spoelen. Dat spoel water mag je niet lozen, maar het gaat in een grote tank. Die komen ze echt niet voor niets le gen." Laurens heeft zich bij het bouwen van de machine be moeid met de functies en de er gonomie. Het bedrijf dat de ma chine heeft gebouwd, tekent voor de technische uitvoering. „Die is ook aan allerlei regels gebonden, want wezenlijke on derdelen moeten hetzelfde zijn als in de praktijk", voegt Albert toe. „Anders zouden die spuit- proeven meteen ook waardeloos worden." Toch kan de machine de draag spuit niet helemaal vervangen. „Voor hele kleine stukjes heeft het geen zin. In de bloemzaad teelt op Tholen. toch al niet de meest grootschalige teelt, blijft de draagspuit, zeker in de proef- veldjes, het aangewezen appa raat. Al stappend maakt je minder troep dan met die trek- kerwielen, zeker als het nat is." Adrie en Albert vinden met de hand spuiten eigenlijk ook wel leuk. „Je bent toch meer buiten bezig dan op zo'n trekker." Deze week staat een beetje in het teken van de kunstmest. Er gaat een derde gift op de tarwe en een tweede gift op de aardap pelen. Albert: „Gebleken is dat een bepaalde hoeveelheid mest beter niet in een keer kan wor den gestrooid. Je kunt dan zout- omzettingen krijgen, die een averechts effect hebben. De aardappelen krijgen een tweede gift als ze net beginnen met knolletjes te maken. Dan krijg je de beste opbrengst." In de biologische proefvelden wordt vanzelfsprekend geen kunstmest gestrooid. Dit jaar zit er koeienmest op maar De Rust hoeve heeft ook weieens de hand kunnen leggen op mest van bio logisch gefokte geiten. „Als het niet om hemestingsproeven gaat, kijken we welke mest op de biologische markt het goed koopst is", vertelt Albert. Veel werk zit er ook nog in het aardappeiopschot. Op plaatsen waar vorig jaar aardappelen stonden, zijn bij het rooien klei ne knolletjes en stukjes blijven zitten. „Een dikke schil gaat nog groeien", zegt Adrie. „Een op geschoten aardappel is tussen een ander gewas onkruid", legt Albert uit. „En nog gevaarlijk onkruid ook. Als je dat laat zit ten, kunnen parasieten en ande re bedreigende organismen, zich in die grond ontwikkelen. Niet weghalen heeft hetzelfde effect als twee jaar achterelkaar aardappels poten. Je kweekt meer plagen dan gewassen." Om die reden wisselen de pro ducten die De Rusthoeve teelt om van te leven, in een vierjarig plan. De biologische teelten kennen een vruchtwisseling over zes jaar: uien, grasklaver, aardappelen, tarwe, graszaad, en bruine bonen. „Plagen in de biologische landbouw moet je op een biologische manier be strijden. Vruchtwisseling is er één van", aldus Albert. Mieke van der Jagt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 23