Alsof je een net pak aantrekt In een flits is het kerstavond Poëzie van het seizoen Willem G. van Maanen donderdag 1 mei 2003 Het is gruwelijk. Alles begint opnieuw alsof er niets gebeurd was. In stekelige takken kabaal van vogels. Piepend en krassend zet het voorjaar in. De wind plukt aan ontstemde snaren van hoop en begoocheling. Er is niets gebeurd. Alles begint opnieuw. Het is gruwelijk. Hanny Michaelis Dat ze bestaanLieden die op deze luisterrijke planeet rondlopen zonder de weelde van de seizoenen te ervaren. Zelf raak ik ieder jaar weer ontroerd als ik het eerste speenkruid zie, de gele bode die lente belooft. Ik voel elk voorjaar de opwinding: wanneer krijg ik de eerste zwa luw te zien, wanneer hoor ik de eerste koekoek. Mensen die dit verhaal niet zelf kunnen aan vullen, met vergelijkbare op merkingen over bostortel en herfsttijloos, doen er goed aan de rest van dit stukje ongelezen te laten. Want ik ga het hebben over seizoenspoëzie, vanwege het verschijnen van een aller aardigste bloemlezing De geur van ieder seizoen. Ik heb geen idee wie de keuze heeft gemaakt, er wordt slechts vermeld: Samenstelling Uitge verij 521. Maar de selectie is ge slaagd. Achterberg, Herman de Coninck, Jan Kal, Kopland en merkwaardigerwijs Dirk Kroon zijn het meest prominent aan wezig. Je krijgt vanaf Aafjes tot en met Zuiderent een heel aardi ge doorsnee van de moderne Ne derlandse poëzie. Uiteraard vooral van de seizoenspoëzie vanaf Herman Gorters 'De lente komt van ver, ik hoor hem ko men' tot en met Anneke Bras- singa's verwoording van maart. Lezen in dit boek is een haast duizelingwekkende ervaring. Het is of het jaar zich als een sterk versnelde film voltrekt. Na tien minuten is het van juni ineens augustus. Een half uur later zijn 'de nederige dagen van november' aangebroken. In een flits is het vervolgens kerst avond. Je hoort wel eens zeggen - door op het eerste gezicht toch vrij verstandige mensen - dat de ka lender, de maanden, de jaarge tijden een oubollig thema vor men. Niets van waar! Het is juist voor dichters van de meest uit eenlopende signatuur een van de vruchtbaarste onderwerpen. Ongeveer het enige wat Vasalis en Lucebert, Kouwenaar en Ida Gerhardt gemeen hebben, is de interesse voor de wisseling van de seizoenen. Lees deze bloem lezing en je wordt overtuigd. Ja, het gaat over bloeiende mei doom en vallend blad. Inder daad, er is aandacht voor maartse buien en zomerhitte. Maar er blijken veel meer moge lijkheden te zijn, eindeloos vee! mogelijkheden misschien. We lezen over het wielerseizoen en skiërsleed. We gaan met de dichters naar het strand en we beleven pret in het winterbed met De Coninck: 'Ik hou van ochtendlijk vrijen,/ vóór alles weer moet/ nog even mógen.' Het lijkt wel of elke dichter z'n favoriete seizoen heeft. De toon is echter niet altijd opgewekt. Kal beklaagt zich: 'Ik wil geen wintermeer, ik wilgeen kou./Ik wil me nu uitsluitend lekker voelen.' Veel dieper zit de ge kweldheid van Hanny Michae lis, getuige het hierbij afge drukte gedicht. De idylle van de lente wordt door haar op huive ringwekkende wijze onttakeld. Oók een visie, maar het is niet mijn visie. Het vreemde van de seizoenswisselingen, die men geling van nieuw én oud, van ongekende prilheid én eeuwige herhaling waarvan zij walgt, heeft op mij juist een troostende werking. De troost dat ook wij net als de rest van de natuur eindeloos terugkeren. Stof wordt andere stof. Gruwelijk? Mario Molegraaf De geur van ieder seizoen. De mooi ste gedichten over de jaargetijden Uitgeverij 521 Amsterdam, 256 j pag., €14,50. klapperdop Rudy Kousbroek illem G. van Maanen (Kampen, 1920) is ondanks zijn door critici immer geprezen oeuvre altijd verontachtzaamd gebleven. Het grote publiek heeft hem nooit in de armen gesloten. Nu, bij zijn vijftigjarig schrijverschap, wordt hij in het zonnetje gezet. Met de mooie uitgave Alle verhalen en een huldiging. De schrijver zelf voelt zich wat opgedrongen aan het volk. Tot zijn grote verbazing wordt hij in Kampen gehul digd. Juist in zijn geboortestad, die zijn roman 'De onrustzaaier' kort na de verschijning in 1954 uit de handel haalde. De biblio theek verwijderde het uit de rekken en in de boekhandel werd het onder de toonbank verkocht. Willem G van Maan en waardeert het wel dat ze hem nu toch eren: „Fideel van ze." Het was niet eens de godsdien stige strijd tussen de nieuwe schoolmeester en het christelij ke front in het rivierstadje, die Van Maanen in 'De onrustzaai er' beschreef en die Kampen in het verkeerde keelgat was ge schoten. De Kampenaren na men het hem vooral kwalijk dat Van Maanen juffrouw Heiden- daal ten tonele voerde, waarin ze duidelijk juffrouw Hendriks herkenden. En die godvruchtige vrouw, die haar christelijke overtuiging opdrong aan haar plaatsgenoten, had hij nog drankzuchtig gemaakt ook. Van Maanen kan er wel om la chen: „Ik had het echt niet over dreven. Ze stond altijd op de hoek van de straat of bij de openbare school, met een fiets tas vol boekjes en traktaatjes. In mijn jeugd vond ik dat prachtig. Dan zei ze: 'Kinderen, hebben jullie al een nieuw hartje gekre gen7' Als ik het mijn moeder ver telde, begon die altijd te schel den, maar ik vond het leuk. Dat mens sprak een taal die ik niet begreep. Ze klampte zich aan ie dereen vast en kwam bij je bin nen als er een auto voor je deur stond. Want een auto, dat was een door de duivel bereden voertuig. In heel Kampen reden er maar vier of vijf rondMaar ik had groot respect voor haar." Het zijn goede herinneringen aan Kampen, zoals hij er meer heeft. Bijvoorbeeld het spelen bij de IJssel en de sigarenmakers die hij zag op weg naar school. „Ze zaten achter het raam siga ren te rollen. En ook zag je vrou wen kousen breien. Dat kostte vijf cent, maar dan moest je wel de wol zelf geven." Hij is er allang weg: in 1930 ver huisde het gezin Van Maanen Willem G. van Maanen: „Je weet waar je heen wilt en alles wat je onderweg tegenkomt is een verrijking." foto Ron Nagtzaam naar Rotterdam, waar zijn va der als leraar werk vond. Kam pen miste hij toen vreselijk. Maar nu komt hij er zelden nog. Wel voor het eerbetoon en de ex positie die ermee gepaard gaat. Alles vanwege zijn halve eeuw schrijverschap, wat hem zelf ei genlijk weinig doet: „Het gaat vanzelf", zegt hij nuchter, zit tend in zijn achtertuin in Leus den. „En Mulisch en Brakman, die ook vijftig jaar hebben geschreven, hebben veel meer boeken gepubliceerd. Ik maar vijftien romans en twee verha lenbundels. Je moet ook niet te veel schrijven. Anders wordt het routine. Ik wil fris blijven." Schrijven deed hij altijd 's a- vonds en in de weekenden, want zijn geld verdiende hij als jour nalist bij onder meer de Amers- foortse Courant en de Wereld omroep. Aan dat werk heeft hij voor zijn verhalen en romans veel gehad: „Er is eigenlijk niet veel verschil tussen. De bondig heid van het formuleren heeft me wel geholpen. Op de radio moet je je heel kort en bondig uitdrukken. En in mijn eigen werk kijk ik ook altijd wat ik kan doen om het nog compacter te maken." Zijn stijl kenmerkt zich inder daad door compactheid, even als door eenvoud en soberheid. „Ik gebruik zo min mogelijk ad jectieven. Ik wil zo schrijven dat wie leest, niet het gevoel krijgt dat hij leest. Het moet glad ver lopen, zonder woorden die aflei den. Maar je moet opletten dat het niet saai wordt. Ik reik de le zer genoeg materiaal aan, maar zeker niet te veel. De lezer moet zelf aan de gang gaan en daarbij geef ik hem de ruimte. Als ik het over een man heb, zal ik dus nooit schrijven 'dikke, ronde man'. Daar zitten beelden aan vast. Ik kan nog oude of jonge man schrijven, maar verder zal ik niet gaan. Ik kruip ook niet in de huid van mijn personages. Ze zijn wel in mijn kop gemaakt, maar ik heb er nauwelijks een relatie mee. Het zijn geen perso nen van vlees en bloed. Ik wil niet in een realisme terechtko men. De roman wil ik niet verge lijken met de werkelijkheid van de mensen. Ik put uit de realiteit en maak er een andere werke lijkheid van, met heel eigen wet ten. Maar als ik schrijf, is het wel een werkelijkheid." „Mogelijk nemen de mensen me dat kwalijk", peinst hij. Naar de reden waarom zijn werk weinig is gelezen (hoewel 'De onrust zaaier' vorig jaar nog de zeven de druk beleefde) blijft het gis sen. „De lezers willen iets beet pakken en dat kan niet bij mij. Het is een andere werkelijkheid. Ik blijf ondertussen op afstand. Mogelijk is het niet zo aardig van me dat ik me niet richt op de lezer en hem betrek in het werk. Hij moet zelf aan de slag." Want de emotie ligt niet in zijn woorden en zinnen, maar eron der. „Ik probeer met een heel fijn pennetje te schrijven. Net of je een net pak aantrekt. Geen on- effenheidje te bekennen. Maar in die verzorgde onberispelijke stijl probeer ik toch dingen te zeggen die voor veel mensen on aangenaam of schandalig zijn. Het gaat heel netjes. Ik ben ook een heel nette man..." Willem G. van Maanen schrijft ook netjes door. Zijn thema's zijn na rijf tig jaar ook weinig veranderd. „Mijn vrouw zegt wel eens: Zou je nou niet eens iets anders willen?" Maar nee. het gaat in zijn boeken veel over bedrog, verraad, schuld. „Daar kim je mensen goed in typeren", vindt hij. Ook handhaaft hij het, omdat zijn eigen mensbeeld niet zo positief is. „Ik ben wantrouwig", beaamt hij. „Ook ten opzichte van me zelf hoor. Ik vraag me altijd af wat mijn motieven zijn. Waar om doe je iets? Ga eerst maar eens bij jezelf te rade of je jezelf beduvelt. Of het nu uit onwe tendheid of uit slapheid is. In de oorlog was ik onthutst, toen Joop Westerweel, de leider van onze verzetsgroep, zei dat hij het niet voor de joden deed maar voor zichzelf. Ik dacht dat hij zich opofferde voor de mens heid. Maar hij zei: Als ik het niet doe, voel ik me veel rotter dan wanneer ik het wel doe. Dat zijn goede motieven, een gezond ei genbelang. Als je het maar er kent." Hij heeft geen hoge pet op van mensen. „Om met mezelf te be ginnen. Ik stel mezelf ook teleur Dat zijn geen drama's hoor, het is de menselijke conditie. Het is niet anders: zo zit de mens in el kaar. Een klein leugentje kan je helpen om te bereiken watje niet zonder leugen kon halen." Dezelfde thema's blijven dus te rugkeren in zijn werk. „Een mens verandert niet zoveel. Je maakt in je hele leven dezelfde domme fouten en doet dezelfde stomme dingen. Hoewel... in het begin schreef ik alles wat ik voornemens was te schrijven. Maar dat is wel veranderd: langzamerhand kan het me niet meer schelenJe weet waar je heen wilt en alles wat je onder weg tegenkomt is een verrij king. Zoals ik 'De onrustzaaier' schreef - dat zou ik nooit meer doen. Veel te rechtlijnig en de fi guren zijn niet verder uitge diept. Ik zou het nu sowieso niet meer schrijven. Je wordt toch genuanceerder in wat de waar heid is. Ook romans die te ge construeerd zijn, wil ik niet meer schrijven. Dat is te inge wikkeld en zo gaat het ook hele maal niet. Ik schrijf liever over dreven verhalen, clie volstrekt onmogelijk zijn. Dan ben je vrij. Mensen op het verkeerde been zetten en in de laatste regel toe slaan." Hij schrijft nog altijd met een pen, en gebruikt vervolgens de typemachine. „Aan de compu ter begin ik niet. Ik vind schrijf machines prettige dingen. Je kunt er lekker op rammen en ze maken een lekker geluid. On langs heb ik hem laten revise ren. Dan zit ik op mijn kamer en ben ik heer en meester. Tot mijn schrijfmachine op is. Dan ben ik ook op." Madeleine Rood Willem G. van Maanen Alle verha len- Uitgeverij De Prom, 367 pag., 24,90 it is de oudst bekende beschrij ving van onder water gaan in een onderzeeboot: De stilte die het duiken begeleidt, het geleidelijk verdwijnen van het zonlicht; de grote massa water, waarin alleen met moeite nog iets is te onderscheiden; de bleke kleur van de ge zichten in dit licht, het vertragen van de bewe ging, de vissen die langs de kijkglazen zwem men...' Dat had ik zelf kunnen schrijven, op mijn elfde. Als kind was ik gefascineerd door onderzeebo ten, ik droomde ervan er zelf een te maken en stelde mij in detail voor hoe het afdalen in de diepte gaan zou: hoe ik het water achter de kijk glazen zou zien stijgen tot het zich sloot over het luik boven mijn hoofd. Het gaf mij een extatisch gevoel van eenzaamheid, donker en roerloos, alsof de buitenwereld had opgehouden te be staan. Maar deze tekst, geschreven door een Catalaan se arts genaamd Josep de Letamandi, is van 1859 en beschrijft een werkelijke duik-ervaring, een van de eerste in de geschiedenis. Er waren wel al eerder pogingen gedaan boten te construeren die onder water konden varen, zelfs al omstreeks 1600 door Cornelis Drebbel, en nog een paar na 1800, maar ooggetuige-verslagen daarvan, laat staan van binnenin het vaartuig, die zijn er niet. Letamandi vervolgt:deze dingen spreken sterk tot de verbeelding... er zijn momenten dat er niets meer zichtbaar is bij natuurlijk licht. Alle geluid en beweging houdt op. Het lijkt of de na tuur dood is, en de 'Ictineo' een graf...' Een symbolische dood, afscheid van de wereld, oefening in sterven. 'Ictineo' was de naam van de onderzeeboot, ontworpen door Narcis Montu- riol, een utopisch socialist en pacifist die leefde in Barcelona van 1819 tot 1885In de Ictineo was plaats voor vijf mensen, en dozijnen waaghalzen moeten door Monturiol zijn meegenomen op zijn duiktochten in de haven van Barcelona. Een graf is de Ictineo nooit geworden; daarin steekt zij gunstig af bij haar voorgangers, waar mee bijna altijd wel iets misging, vaak met fatale afloop. Ook daarna trouwens - de literatuur over onderzeeboten zit vol met de meest fantastische verhalen over noodlottige ongelukken, over hel denmoed maar ook stommiteit en onbekwaam heid - commandanten die bevel gaven om te duiken met openstaande luiken en soortgelijke nalatigheden. Niet aldus Narcis Monturiol, maar ook zijn ex periment eindigde zoals alle vorige: geen geld, geen gegadigden; boot gesloopt, uitvinder be roemd na zijn dood, Die roem is in Barcelona aanzienlijk: volgens het Barcelona Handbook van Mary Ann Gallagher (Footprint, 2002) telt de stad niet minder dan zes replica's van de Icti neo; helaas zegt zij niet waar. Drie ervan heb ik kunnen achterhalen. De hierbij afgebeelde, in een park bij de haven, is daarvan de meest in drukwekkende. Het is de Ictineo H, groter en niet voortbewogen door mankracht zoals de Ic tineo I, maar door stoom, voortgebracht door een chemische reactie (KC103, Zn en Mn02), waarbij als toegift ook nog zuurstof vrijkwam Ictineo II had net als zijn voorganger Ictineo I de vorm van een vis; dat roept op zichzelf al een écht gevoel van eenheid met de natuur op, zoals altijd wanneer machines de vorm hebben van een dier, maar nog toepasselijker is dat de eigenlijke ca bine bestond uit een stalen cylinder die zich in het inwendige van die vis bevond, waarbij de tussenruimte dienst deed als ballasttank, een in genieuze oplossing die pas veel later in de onder zeeboottechniek werd toegepast. Een boeiende beschrijving van Monturiol en zijn onderzeeërs is te vinden in het schitterende boek Barcelona van Robert Hughes (Random House 1992). Van opzij gezien heeft de Ictineo inderaad iets van een vis: vooral het achtereind is een duidelij ke copie van een rissestaart. De neus daarente gen, zoals te zien op deze foto, lijkt op iets heel anders: op een klapperdop - dat wil zeggen de harde schaal van een cocosnoot die onder de ve zelige bolster zit. Er is een frappante gelijkenis tussen de kijkglazen in de neus van de Ictineo en de kiemgaten die zichtbaar zijn op een klapper dop. En, zo werkt het pre-logische denken nu Replica van de Ictineo II bij de haven van Barcelona. eenmaal' 'dat kan geen toeval zijn', 'dat moet iets betekenen'. Maar wat? Ik moet dan denken aan een klapper drijvend in zeewater, voor 99 onder de oppervlakte: in feite is dat ook een soort onderzeeboot, met binnenin een levende kiem, die het plantaardig leven over zeeën en oceanen foto Rudy Kousbroek naar alle tropische stranden heeft verspreid; geen eilandje of er groeien wel een paar klapper bomen op, de lange stammen voorovergebogen over de witte stranden, gereed om op hun beurt hun onderzeeboten te laten vallen in de bran ding.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 24