PZC
stand-by
Huub van der Lubbe,
hangmatpoëet
RUDEN RIEMENS
zaterdag 19 april 2003
o
R
Egoïst
Vorm geven
O
Een geluksvogel word je niet zomaar
Als hij weer eens een interviewtje
heeft, een 'televisietje', radio
praatje of affichetje, knikken zijn
vrienden. Ja ja, Mooie Meneer. Huub
van der Lubbe (50), voorman van De
Dijk, slaat met zijn gedichten mijlpaal
tjes voor zichzelf. Deze maand ver
scheen zijn nieuwe bundel Geregeld
Leven.Ik wilde altij d wel heel graag in
de belangstelling staan. Iets doen
waarvan andere mensen zouden zeg
gen: kijk die Huubje toch eens.'"
Twee woorden had Remco Campert voor
hem op het schutblad geschreven, als
opdracht voor zijn vijftigste verjaardag:
'Goudgebarsten stem'. Twee woorden, een
gedicht. Huub van der Lubbe heft zijn han
den, gebaart in gelukzaligheid: „Nou, daar
ging ik weer de lucht in." Zoals ook de ont
moeting met Gerrit Komrij, zijn held Gerrit
Komrijzweven was. Hij had de dichter des
vaderlands wat eigen poëzie voorgelegd.
„Op voorhand benauwd. Maar ik dacht: ik
moet een grote jongen worden. En Komrij,
een aardige man, de bescheidenheid zelve,
neemt daar dan liefdevol kennis van. Met
dat brilletje op zijn neus."
Zijn eerste gedicht schreef hij toen hij een
jaar of negen, tien was. Een naamdicht, voor
zijn moeder die na een moeilijke bevalling
uit het ziekenhuis terug kwam, op de begin
letters van de doopnamen van het nieuwe
zusje. „Een lang gedicht. Lang was goed."
En in de vierde klas herhaalde hij de truc
voor Willy Alberti, of misschien nog wel
meer voor juffrouw Bern die met het zwarte
haar in een paardenstaart en de boezem
waar je je wel tegenaan wilde drukken voor
hem een zigeunerin was. Zij kende de arties
ten die optraden in Carré en zou een bandje
opsturen van een jongen uit zijn klas die Al
berti kon nazingen. Prompt maakte hij een
gedicht op 'Willy Alberti is een hele goede
zanger'. „Ik kende die hele Willy Alberti
niet. Maar het was natuurlijk een spring
plank van de eerste orde."
Eén regel weet hij nog: 'Naast mij zit mijn
vriendje Wim en mijn moeder doet de was
met Vim.Wim was niet eens zijn vriendje,
maar het rijmde wel. Zijn moeder moest
vreselijk lachen. „Waardoor ik dacht dat ze
het heel goed vond. Het was iets dat ik in
mijn hoofd had. Ik wilde altijd wel heel
graag in de belangstelling staan. Iets doen
waarvan andere mensen zouden zeggen:
kijk die Huubje toch eens. In het circus.
Brandweerman, dat leek me ook wel. Vrou
wen en kinderen redden, van zo'n ladder af.
Een held zijn." Van zijn ouders hoorde hij
'Als ik straks een dichter ben....' Nog altijd
houdt hij23 jaar voor het voetlicht als zan
ger en tekstschrijver van De Dijk, een slag
om de arm. Al is zijn tweede bundel gedich
ten en liedteksten uit. Al wordt één van zijn
gedichten opgenomen in Komrij's grote
poëzie-bloemlezing. Maar als hij zich spie
gelt aan de Grote Dichters, weet hij nog een
lange weg voor zich.Ik ben voorzichtig.
Als ik zoals iedere dichter dunne bundeltjes
zou publiceren die meteen bij De Slegte be
landen, zou niemand er over vallen. Maar zo
vergaat het mij niet. En dat is niet uitslui
tend aan mijn poëzie te danken, maar ook
aan mijn gebeeldhouwde kop op de voor
kant."
het nooit, van zijn familie niet. Dat hij zo
leuk kon voetballen, of een goede grap had
verteld. Een katholiek gezin, vier jongens,
twee meisjes, hij het tweede kind. Doe maar
gewoon, dan doe je al gek genoeg. „Maar ik
wilde niet gewoon doen, dat leek me saai."
Dan maar de clown uithangen, of heel
hartstochtelijk de dingen doen die hij óók
niet kon. Kijk die Huubje toch eens. „Ik kan
het bij mijn ouders niet meer checken, want
ze zijn er niet meer. Maar ik kan me eigenlijk
niet voorstellen dat ze het niet hebben ge
dacht. Hij had natuurlijk ook ziekenver
zorger kunnen worden om stervende men-
Huub van der Lubbe: „Ik wilde altijd in de belangstelling staan." foto Phil Nijhuis/GPD
sen op te lappen. „Maar het werd al gauw de
veel makkelijker variant van het helden
dom. In het theater, op de planken. Een
kunstje doen. Want ik moest het wel ook zelf
een beetje naar mijn zin hebben. Dat had
toch altijd de overhand, mijn eigen missie.
Die stond wel iets hoger dan Albert
Schweitzer zijn, of Florence Nightingale of
Moeder Teresa."
Hij is, mocht iemand dat soms denken, hele
maal niet zo altruïstisch. „Ik ben de egoïst
zelve. Maar op een prettige manier, nie
mand heeft er last van."
Mooie Meneer, knikken zijn vrienden, als
hij weer een interviewtje heeft, een 'televi
sietje', een radiopraatje of affichetje. Als hij
vertelt van dit of dat en dat alles precies gaat
zoals hij het wil. Ja ja, Mooie Meneer.
Op zijn vijftiende had hij allerlei vakantie
baantjes, bij drukkerij Mercurius in Wor-
merveer, bij Cacao de Zaan, bij Verkade.
„Nou, dan was ik blij dat ik na een paar we
ken weer op kon stappen, dat ik de jongens
van mijn leeftijd die niet op de middelbare
school zaten het allerbeste kon wensen. Dat
ik niet hoefde. Dat ik kon leren."
Om er uiteindelijk, voegt hij toe, in strikte
zin niks mee te doen. Hij studeerde vier jaar
Nederlands, volgde drie jaar de regisseurs
opleiding aan de theaterschool. En hij werd
leraar Nederlands noch toneelregisseur. Uit
eigenwijsheid. En uit nieuwsgierigheid,
naar wat hij in zich heeft en wat er uit kan
komen.
„Daar zoek ik steeds weer andere vormen
voor. Bij de eerste plaat van De Dijk dacht
ik: Jezus, hoe is het mogelijk? Nu maak ik
boeken. Daar sta ik inmiddels al weer iets
minder van te kijken. Maar dat is ook een re
den om weer verder te gaan. Volgend jaar
een echte theatertournee, wat gaat er dan
komen? Het is een voorrecht, en het is je vak
dat uit te zoeken. Alles wat je weet en hebt
geleerd verder te exploreren. Hoe ver kun je
gaan?"
Het had, toen hij even niks hoefde voor De
Dijk, ook een olieverfcursus kunnen wor
den. Hij had verhalen kunnen gaan schrij
ven, dat had hij eigenlijk verwacht en dat
komt ook nog wel een keer. Maar het werden
gedichten. Honderd keer sneller op papier
dan zijn liedteksten, want vooreen tekst een
lied is, gaat er heel wat overheen. „De jon
gens van de band, die vragen: kan het niet
zus of zo? Al het schaven. Van een lied vind
ik dat wie het hoort, het meteen moet kun
nen volgen. Maar als je dicht, ben je heerser
over je eigen A4tje, verlicht dictator van pen
en papier. Die grotere vrijheid, dat vod
wel een prettige bijkomstigheid. Jed«
laten we wel wezen, niemand schaden»
het niks is."
Zoals anderen in hun dagboek schrijve
fotograferen, maakt hij een gedicht.,)
ders gaan dingen allemaal maar zo v«o
Goede dingen, slechte dingen, dag#
dingen. En voor je het weet ben je dood
kan het niet uitstaan. En ik denkdatü
daarom voortdurend van die mijlpaal!
voor mezelf opricht. Kleine monument
Met zelfspot immer op de loer. Mooie"
neer heeft hij als eretitel overgenomen
ning Hangmat is hij ook, die metzijnjX
in de zon ligt te braden 'alsof het Mi®
Oosten niet bestaat/ En nergens honge:
nood valt te bestrijden'. Elders de were
één baaierd van ellende. „Maarniffl®
daar wordt er beter van als ik niet inW
hangmat op het balkon ga liggen geniet
Kunstenaars moeten het leven vormt/
vindt hijhet kneden tot méér dan de®
die het is. Zoals de schilder die eenn»
schilderij maakt. Zoals de architect®
plaats van een betonnen woonkazö*'
prettige leefomgeving ontwerpt. Zo is-
hangmatpoëet die trapt tegen het Sys®
en tegen de 'ze' die moeten matten om*
oorlog simpeler is dan vrede, enondem
zijn dromen predikt. „Die baaierdga»-:
woon door en daarmee ben ik nieta»
Al verander je er geen fuck aan, m°ei-:
maar je mond houden?"
De grap van een gelukkig leven, ze?1-;
dat je het geluk wat je in je leven hebt w
vaart. Dat heeft hij moeten leren,da®
hij 50 voor moeten worden. „Eengei
gel word je niet zomaar. Juist pb®
kend vergeet je het gauw. Maar ik"1
me dat ik het nu in handen heb.
Mooie Meneer is ook even we
'Mevrouw Mooie Meneer' ernstig
Rauw verwoordt hij in de bundel/1)
macht en onvermogen toen bij zij"
Teuntje, met wie het nu weer goea„
- - - 1
de tweede maal kanker werd gec0'
W
en zij beide borsten moest missen' .g,
mooie, lekker grote/Kanker korntfl^
geschut/Vraag het mij, dan gaat k'
Zwaar klote, maar verder alles kut
je 0
Marjolij»
Huub van der Lubbe, Geregeld
Nijgh Van Ditmar, 144 pagina's, H