PZC Alle beesten dierba Ingrid Hoogervorst Het raadsel van de eeuwigheid Rudy Kousbroek donderdag 17 april 2003 Rudy Kousbroek Miljoenen en miljoenen eeuwen Zijn voorbijgegaan zonder hem. Toen was er even een kort schijnsel, Even maar: de jaren met de kat Vincent. Daarna begon weer een nieuwe periode Van miljoenen en miljoenen eeuwen zonder hem; Die duren nog voort; een eindeloze nacht Waarin heel even zijn lichtje heeft gebrand. Rudy Kousbroek Hoeveel wij van dieren hou den, hoeveel wij dieren aandoen. Ze halen warme gene genheid én onverschillige wreedheid in ons boven. Het is voor mij een tijd van uitzoeken en opruimen, en daar kwamen ze ineens tevoorschijn. De ver loren gewaande foto's van een al lang gestorven poes die we Kon- tijntje hadden genoemd. Een zwarte poes met een witte bef, een spinner als geen andere. Een paar uur nadat ik met zoveel liefde aan het dier terugdacht, at ik met smaak langoustine staarten en ganzenlever. Zo stellen dieren ons dagelijks voor dilemma's. Wanneer je Dierentalen en an dere gedichten van Rudy Kous broek leestga j e onvermij delij k eigen dierenherinneringen op halen. Voor weinig schrijvers betekenen dieren zoveel als voor hem: 'Er valt op de wereld/ Niet veel te versieren,/ De enige troost/ Is 't bestaan van de die ren.' Hij hoort tot Nederlands beste essayisten, juist omdat z'n artikelen vol van een heel per soonlijke poëzie zijn. Maakt hem dat ook vanzelf tot een goe de dichter? Ik vrees dat de tus sen 1990 en 2003 geschreven verzen die hij nu bundelde bij de poëziepausen van vandaag niet in de smaak zullen vallen. Ge loof ze niet, geloof ze nóóit. De kracht van Kousbroeks kunst is eigenlijk een menselijke zwak heid. De zwakheid die senti mentaliteit heet. Poëzie gaat over voelen, schrijft hij ergens. Het is nog eerder een kwestie van overgevoeligheid. Waar hem als dichter te plaat sen? De gedichten in dit boek doen een beetje aan die van Wil lem Wilmink denken, aan die van C.Buddingh' en aan die van Jan Hanlo, maar toch vooral aan Kousbroeks eigen essays. De toon wordt, zoals elders in zijn oeuvre, gezet door overwel digende liefde en verterend heimwee. Hij zoekt naar een soort logica waar geen logica te bekennen is. Hij probeert sys teem te brengen in het onsyste matische terrein van de emoties. Vooral wil hij terug, terug, te rug. Terug naar de jeugdjaren, terug naar de tijd van de bei ring, terug naar de onschul de onbevangenheid. In poëzie tracht hij meerdai als een kind te denken. Ei kind, zo meent hij, staatop trouwde voet met het dier! ken ze niet dezelfde taal!! ze niet in dezelfde wereld1 alles in de juiste balansis! Sommige van de verzen omvangrijke bundel zijn schien in een al te partici observatie blijven steken, staan heel wat ontroer diepzinnige en grappigege ten tegenover. Kousbroek mand die even naïef aandi als essentiële vragen dn stellen. Vragen als: 'Papa ik nog niet was deden jullie dan op mij: jaardag?' Het meest opd hij ongetwijfeld als diere: ter. Hij is een groot k vriend, zie het hierbij afg te gedicht. Maar alle k zijn hem dierbaar, kever nijn, ezel en hond. Hij wil ze beschermen minnen. Dat is heel mooi ziet Rudy Kousbroek dier te mooi? Dieren zijn beter sen, mensen zonder boosa heid, mensen zonder bij lingen. Als je hem gelovi tenminste. Ondanks a overtuigingskracht he moeite hem te geloven. B: beeld door het tafereel da juist in mijn tuin zap vrouwtjesmerel die wai een ekster achterna zatd zo trouw bebroede eien geroofd. Het dierenlever leen een idylle in een m boek. Mario Mol Rudy Kousbroek: Dieren andere gedichten - Uitgeci gustus, 208 pag., €16,50. De woede kolkt in elke regel tijd ongemakkelijk gevoeld bij die poldermodelcultuur van ons. Die cultuur van alles uit praten en beheersing tonen. Ik kon juist heel goed woedend zijn. Mensen houden niet van woede, maar ik neem het op voor woede. Als je woedend bent, laat je je idealen niet varen namelij k. Ik vind het een slechte zaak dat er een taboe ligt op woede. Ik heb liever dat mensen op tafel slaan, desnoods uit machteloosheid omdat ze iets zo graag hadden gewild, dan dat ze berusten." Ze schrijft al aan een tweede ro man. „In een andere stijl. Het moet in een andere stijl. Ik ben erg geporteerd van boeken met een grote directheid en grote vertellerskracht." Ze noemt Elsschot, Emans, Marai, Ginz- burg, Bassani, Pavese. „Ik ben niet van het brede schrijven." Theo Hakkert Ingrid Hoogervorst: Woede. Roman - Uitgeverij De Bezige Bij, 230 pag., €19,50 (gebonden). ngrid Hoogervorst was al twee hoofdstukken en een intermezzo op weg voor ze besefte dat ze met een boek bezig was. In haar romandebuut Woede schrijft ze over Amsterdam-West in de verzuilde samenleving van na de oorlog. foto Billy Glaser/GPD De schrijfster draait er niet omheen. „Ontzettend ver velend dat het gros van de re censies van mijn boek gaat over het feit dat ik literatuurcritica ben van De Telegraaf. Ik had daar niet bij stilgestaan, ik had het ook niet gedacht. En wat zegt dat nou? Bijna alle schrij vers zijn begonnen als criticus." Dit klinkt mogelijk alsof Ingrid Hoogervorst met een geplande carrière bezig is, van critica tot schrijfster. Maar zo is het niet, zegt ze. „Ik heb nooit het idee gehad dat ik ooit een roman moest schrijven. Zoiets van: dat moet ik ooit doen, het grote pro ject. Dat heb ik nooit gehad. Ik heb het boek aanvankelijk dan ook een beetje stiekem geschre ven. Voor mezelf. Het begon heel gek. Ik was in gedachten wel be zig met Amsterdam-West, de buurt waar ik vandaan kwam. Wat vaak door mijn hoofd speel de, waren de boxen tussen de woonblokken, van die boxen waar allerlei mensen hun nering hadden. Dat wonderlijke ka rakter van die buurt hield me bezig." „Vlak na de oorlog, tijdens de wederopbouw, was de buurt in gericht geheel conform de ver zuilde samenleving. Je had een blok van de katholieke woning bouwvereniging, een blok van de gereformeerde woningbouw vereniging, een blok van de ge meente." In haar herinnering leeft dat deel van Amsterdam-West voort als 'een woedende buurt'. „De Indische mensen die er za ten, hadden veel leed en ver driet, wat mij aansprak omdat mijn moeder uit Indië komt. En je had van die gereformeerde kinderen. Wij waren een eiland je in de buurt. We waren niet ge reformeerd, gingen niet naar de kerk. Soms probeerden ze je zieltje te winnen en nam de buurvrouw me mee." Echtgenoot/schrijver Atte Jongstra gaf haar een brochure uit 1910,getiteld 'Toorn,haaten zelfbeheersingZe las het boek- je in Frankrijk en opeens was er de openingszin: „Er is bij ons iets misgegaan in het zenuw stelsel." „De brochure heeft mijn fanta sie geprikkeld. Ik moest aan mijn broer denken, die altijd vocht. En die toon was er me teen, en daar zit ik meteen aan Ingrid Hoogervorst: „Ik heb een meedogenloos geheugen." vast, ik kon er niet aan ontsnap pen." Ze schreef haar roman in een strakke, kale, 'woedende' stijl, die de lezer amechtig in de stoel achterlaat. De roman kent geen rustpunten; het boek is ook letterlijk 'verontrustend'. „Woede bleek achteraf een lite rair vormelement waarin ik al mijn verhalen en associaties kwijt kon", zegt ze. Als er rust is, zit die in de inter mezzo's die het verhaal onder breken. Intermezzo's waarin het perspectief verschuift van het kleine meisje in het 'hoofdver haal' naar een oudere vrouw. „Het vertelperspectief van het kind begon me te beperken. Ik had nog een andere stem nodig. Die vond ze in haar geheugen. „Ik heb een meedogenloos ge heugen." Het zit vol met preg nante beelden, niet in de laatste plaats beelden uit films. De ou dere vrouw komt zo eigenlijk rechtstreeks uit Cria Cuervos, de film van regisseur Carlos Saura uit 1976. De vrouw is ge kluisterd aan een rolstoel, die haar kleinkind elke dag naar een muur vol foto's uit oma's verleden rolt. „Een prachtig beeld van iemand die geheel in het verleden leeft. Ik moest wat met die vrouw. Ik wilde haar een stem geven. Toen kreeg ik dus twee stemmen. Een wel erg literaire ingreep. Moest ik dat wel doen? Maar de vrouw liet zich ook niet wegdenken. Uiteindelijk kon ik in de inter mezzo's veel kwijt over hoe dit boek is ontstaan." Hoogervorst werkt vanuit dat 'meedogenloze' geheugen. „Je hebt veel gelezen, veel films ge zien. En dat is allemaal onder deel van je autobiografie. Ik ben een vat vol verhalen. Het werkt met associaties." Zo herinnerde ze zich een scène uit een boek over een meisje dat één paar ny lons had. „Toen dacht ik meteen ook weer aan de nylons van mijn moeder, die bracht ik altij d naar een schoenmaker in zo'n box in de buurt." „Je hebt in je bewustzijn een plek waar je allerlei beelden op slaat. Je hebt een vermoeden van een verband, maar je weet niet welk verband. Bij het schrijven gaat er een onderbe wust systeem aan de gang die al die losse stukken met elkaar in verband brengt. Je moet dat vooral laten gaan. Dat is het leu ke aan schrijven: het onttrekt zich aan bewuste logica. Het heeft allemaal met elkaar te ma ken, maar jij kent het bindende element niet. Iets in jou gaat al die draadjes aan elkaar kno pen." In de roman komt een aangrij pende scène voor over een graansilo. „Dat verhaal komt uit een Vrij Nederland uit de ja ren zeventig. Het heeft zich bij mij vastgezet. Het ontroert me nu zo weer nu ik eraan terug denk." Ontroering ook bij de muziek die veelvuldig in het boek ter sprake komt. „Muziek is heel belangrijk geweest bij het schrijven", zegt ze. „Het is mu ziek die me zeer ontroerde, en nog. Ik krijg nog steeds een brok in mijn keel bij die muziek. Brenda Lee, Everly Brothers. Wat me ontroert, is dat het pop muziek is voordat het cynisme er bij kwam. Dit is een naïeve soort muziek. Kitscherig nog. Met een sentimentaliteit die toen nog kon. Je kon toen nog hardop dromen van een ideale wereld. De 16-jarigen konden toen nog iets uitspreken wat tien jaar later en nu nog on denkbaar is. Deze muziek was nog niet met een laag maat schappelijk cynisme gepant serd. Om in de sfeer van het boek te komen, draaide ik die mu ziek." Feitelijk contrasteert die kitsch met de heftige stijl waarin Woe de is geschreven. „Die stijl past ontzettend bij mij. Ik heb me al Ü3 5! verlangen Vleugellam. Onvervulbaar verlangen. Wanhopige liefde. Op weg naar nergens. Het oerwoud overwint alles. Het einde der tijden. Het verspilde elan. De onvolbrachte taak. Voortijdig uitgestorven. Het roepen blijft onbeantwoord. Mijn horloge loopt nog. Nooit komen we hier meer vandaan. We worden achtervolgd door het noodlot. Elke hoop dat er nu nog hulp komt is verkeken. Een tweede kans krijg je niet. Heeft iemand een plan? Alles gaat voorbij, alles gaat kapot, alles ver veelt. Duizend jaar eenzaamheid, dit is nog maar het begin. it zijn enkele van de motto's die bij mij opkomen bij het bekijken van deze foto. Een zinnebeeld: wat drukt het uit? Verlangen. Vergeefsheid. Het eind van een queeste: jarenlang gezocht naar de geheimzin nige tijdcapsule die bij het uitbreken van de Pacific-oorlog ijlings in veiligheid zou worden gebracht, met een vliegtuig dat toen spoorloos is verdwenen. Daar is dat toestel dus, nog vrij goed intact, in de jungle van Ballalae, een van de Salomons-eilanden. Er bestaan geen beroemde vliegtuigwrakken zoals de Titanic. Een Zeppelin, dat zou nog kunnen; er moet inderdaad in het poolgebied, bedolven onder de sneeuw der voorbije jaren, nog ergens het wrak liggen van de Italia, het luchtschip van kapitein Nobile. Maar vliegtui gen zijn te klein, te efemeer. Wel is er de Ameri kaanse bommenwerper die verdwaalde in de Libische woestijn, ergens in 1943, en pas te ruggevonden in de jaren '70, met alles nog in tact, geconserveerd door de droge woestijn- lucht. Vliegtuigwrakken zijn er nog wel, op eilanden in de Pacific; deze bommenwerper, met die neus die eens het luchtruim doorkliefd heeft en nog steeds machteloos omhoog wijst, is een Ja- panseMitsubishiG4Ml,doorde Amerikanen aangeduid met de codenaam 'Betty'. De in strumenten en de beide motoren ontbraken. Wie zouden haar het laatst gevlogen hebben en daar aan de grond hebben gezet? Kapitein Shippai en luitenant Fushubi. Of Morhange en De St Avit. Maar in de bewoonde wereld worden vlieg tuigwrakken opgeruimd. Er bestaat een foto van Federico Patellani uit 1945 van een vlieg tuigwrak dat sinds lang moet zijn verdwenen maar er ondanks zijn wrakstatus uitziet of het net geland is, of zelfs bezig op te stijgen, onge hinderd door het ontbreken van een motor en het feit dat van de romp alleen nog het geraam te over is. Maar de vleugels zijn nog min of meer heel en dat is voldoende om de gedachte aan zweven op te roepen, aan een sprong naar de sterren, met een sterk gevoel van hoop en troost, misschien veroorzaakt doordat die ge spreide vleugels associaties met armen oproe pen, met omhelsd en gekoesterd worden. Er valt mij nu het beeld in van een kloek met een menigte kuikentjes onder haar vleugels, een beeld uit mijn kinderjaren in Indië; hier zie je zoiets nooit: kippen in Nederland leven in bat terijen, in eeuwige schemer, en kuikentjes ko men uit broedmachines. Gespreide vliegtuigvleugels, vooral van een wrak, hebben ook wel iets wanhopigs. De val kan niet worden weerstaan, de crash niet voor komen. Ook een sensatie van vliegen, maar van het leven naar de dood. Op die foto van Patella ni ligt een vrouw op de voorgrond, dat zou moeten passen in het fantasme maar dat doet het niet, ik ervaar het als storend, het maakt er een kunstfoto van. Nee, dan toch maar liever deze Mitsubishi G4M1die leent zich ook beter tot de noodlan dingsfantasieën die ik al sinds mijn kinderja ren koester. Ik ben dan de enige overlevende, svmxmt *ji samen met een bepaald meisje, ik zie haar dui delijk. Bij de noodlanding zijn bijna al haar kleren verscheurd, de arme schat, maar geluk kig is het niet koud daar op de Salomons. Aan Foto Toen en nu, 1979. boord is een intacte ijskast vol bevroren sushi, en achterin een keurig opgemaakt bed. Daaris ook de verloren tijdscapsule: die zorgt ervoor dat het geluk zal duren tot in eeuwigheid.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 24