23
24
24
Telpost
Breskens
23
fluit al
is
het nog
donker
Ze eitd'r eige
laète rienge,
snikte Made
Plan voor
Walchers
platteland
Molen is de
trots van
Groenendijk
in Zeeland
Vleermuizen
dinsdag 15 april
2003
Mé Paosse
op straote,
mé Pienksteren
in 'uus
HET TUINTJE
VAN
Breskens is als telpost al ruim
twintig jaar in beeld. Aan
vankelijk op een plaats bij de
vuurtoren of gewoon vanaf de
dijk. Sinds 1991 staat er een
houten optrekje, dat enige be
schutting biedt tegen het weer.
Sander Lilipaly uit Middelburg
weet er alles van. „Op een kale
zeedijk kan het na een paar uur
heel erg koud zijn. Nu heb je
altijd wel een windstille hoek
en hou je het langer vol. Vanaf
zonsopgang tot ongeveer drie
uur erna vliegt het meren
deel van de vogels voorbij en
dan moet je er ook zijn. En in
maart vriest het 's morgens
vroeg nog."
De vogelaars hebben de kou er
graag voor over, want de Wes-
terscheldemonding is dé plek
om de voorjaarstrek te volgen.
De vogels komen vanaf eind ja
nuari voorbij en dat duurt tot in
juni. Het hoogtepunt, als de
meeste aantallen en soorten
zich aandienen, ligt in april en
mei. Lilipaly vertelt dat meer
dan 260 vogelsoorten waarge
nomen zijn, met 10 mei 2001 als
dagrecord, toen 143 soorten
werden geregistreerd. Daarmee
staat Breskens bovenaan op de
lijst van Nederlandse telposten.
De vogels komen uit het verre
zuiden, het Middellandse Zee
gebied of Afrika. Ze zijn op weg
naar hun broedgebieden in
Scandinavië of Siberië en een
aantal blijft in Nederland. Gro
te lijsters en graspiepers beho
ren tot de eerste vogels die
Breskens passeren. Als de voor
jaarstrek aan het begin van de
zomer voorbij is, dient zich al
weer de najaarstrek aan, met
jonge kieviten en spreeuwen die
de warmere overwinteringsge-
bieden gaan opzoeken. Dan is
overigens Westkapelle een bete
re telplek dan Breskens.
Dat de locatie anderhalve kilo
meter ten westen van de veerha
ven zo'n waarnemingsplek bij
uitstek is, komt door de aanwe
zigheid van de Westerschelde en
de kustroute die de vogels bij
voorkeur volgen, legt Lilipaly
uit. De dieren houden een koers
aan die zuidwest-noordoost
loopt. „De Westerschelde is het
eerste grote stuk water dat ze te
gen komen. De dijk buigt een
beetje af in de richting noord
Sander Lilipaly (vooraan, in het midden) speurt met zijn collega-waarnemers vanaf de duinen naar vogels. foto's Peter Nicolai
oost. De vogels gaan lager vlie
gen en dan kun je ze beter tellen.
Je krijgt hier een heel brede
trekbaan van beesten die over
steken of de kust volgen."
De meeste trek vindt 's nachts
plaats. Dat is lastig tellen, al
worden pogingen ondernomen
om met behulp van radar het ge
drag van de vogels in het donker
te volgen. Gelukkig voor de vo
gelaars treedt soms ook overdag
massale trek op. Veel vogels ko
men zo hoog over dat ze niet te
zien zijn, hooguit te horen. Lili
paly: „Dan stajehier en vliegt er
- zo lijkt het - bijna niets. Dan
zijn ze heel hoog over gekomen.
Kraanvogels zijn wel op een
hoogte van tien kilometer ge
zien. Kleinere vogels vliegen
laag. Tussen 500 meter en twee
kilometer hoogte vliegt heel
veel."
Het is niet puur voor de lol dat er
geteld wordt, verduidelijkt Lili
paly. „Het heeft zeker nut. Er
zijn vrij veel telposten langs de
West-Europese kust. De resul
taten geven inzicht in bepaalde
dingen. Veranderingen in de vo
gelsamenstelling zijn te zien,
vogels die eerder in het seizoen
terugkomen dan vijftien jaar
geleden, zoals zwaluwen en gele
kwikstaarten. Sommige vogels
die het heel moeilijk hebben in
Nederland, bijvoorbeeld de tor
telduif, daar zie je er ook veel
minder van. Het is goed dat het
opgemerkt en gedocumenteerd
wordt. Maar je doet het toch in
de eerste plaats voor jezelf."
Sander Lilipaly (30) begon al op
z'n tiende met vogels kijken en
naast een hobby is het ook zijn
werk (bij Delta Project Manage
ment). „Je hebt mensen die
soorten jagen, die vogels in de
tuin observeren en die tellen. Ik
vind de vogeltrek spannend. Je
weet niet wat je kunt verwach
ten. Elk moment kan het anders
zijn. Het onvoorspelbare is dat
gene wat me het meest trekt. Er
vliegen ook soorten langs die je
in Nederland nauwelijks ziet."
Hij stelt dat iedereen met enige
interesse vogels kijken kan le
ren. „In het begin is alles wat
vliegt moeilijk thuis te brengen,
maar j e leert snel te letten op ge
luid, bouw en kleur."
De telpost wordt vooral door
Zeeuwse vogelaars bezocht; er
komen ook veel buitenlanders
uit België, Engeland, Frankrijk
en Duitsland. „Breskens staat
internationaal bekend", aldus
Lilipaly. Hij vindt het moeilijk
een persoonlijke topvijf van bij
zondere waarnemingen te ma
ken. „De allerbeste soorten die
hier gezien zijn, heb ik gemist.
Toen was ik er niet", klinkt het
spijtig. Toch enkele voorbeel
den. „De roodstuit-zwaluwen,
daarvan heb ik er inmiddels
dertig gezien, dat is meer dan de
helft van het aantal dat in Ne
derland is waargenomen. Bres
kens is voor deze soort een bij
zondere plek. Daar komen ook
mensen speciaal voor. En de or-
tholaan, in Nederland als
broedvogel uitgestorven, komt
in Breskens elk voorjaar wel
langs."
Rinus Antonisse
Buitengebied, is een wekelijkse
bijlage over natuur en
landschap, land- en tuinbouw,
streektaal en streekcultuur,
visserij, recreatie en vrije tijd.
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn welkom bij de
redactie van de PZC, postbus
18, 4380 AA, Vlissingen,
fax 0118-470102,
e-mail redactie@pzc.nl
Ganzen boven de Hooge Platen. Op de achtergrond de Zeeuws-Vlaamse kust.
Trekvogel vliegt liefst langs de kust vvaarwoord
Ze zijn er elke dag, vanaf
zonsopgang, te vinden.
Enthousiaste vogelaars, uit
binnen- en buitenland, trot
seren weer en wind om op de
inmiddels befaamde telpost
bij Breskens de voorjaars
trek van vogels te volgen.
Gewapend met kijkers en te
lescopen en met gespitst ge
hoor speuren ze onafgebro
ken het luchtruim af om
langstrekkende vogels te tel
len en thuis te brengen. Als er
een schaarse of zeldzame
soort overvliegt, zorgt dat
voor opwinding. Sander Li
lipaly van de Vogel werk
groep Walcheren is één van
de trouwe waarnemers.
Nieuwe weerwoorden zijn welkom
bij de redactie PZC, postbus 18,
4380 AA, Vlissingen, fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl.
Adri Karman heeft achter
zijn huis een kleine tuin,
waar toch van alles ge
beurt. In 'Het tuintje van'
schrijft en tekent hij elke
week over de belevenissen
in de natuur rondom het
huis.
Merel
Koud is het nog, in de vroege
morgen. Na een periode van
onvoorstelbaar mooi voorjaars
weer doet april toch nog even
wat hij wil en gezien het dunne
vliesje ijs op de vijver heeft het
nog gevroren ook.
De kou weerhoudt de vogels in
de buurt er niet van hun lied ten
gehore te brengen. Bij de eerste
ochtendschemering, terwijl de
sterren nog zichtbaar zijn,
klinkt alweer de vogelzang. Op
vallend daarbij is dat we al
vroeg de merel horen. Nog voor
het echt licht is klinkt de diepe,
in korte strofen gebrachte, zang
van de vogel vanaf het dak van
de buren. Aarzelend vallen heg-
genmus en winterkoning in.
Beide met een parelend lied, de
winterkoning steeds brutaler en
op den duur zelfs irritant schel.
De heggenmus is heel wat be
scheidener. Het afwisselende
liedje klinkt beschaafd vergele
ken met het duumpje en is ook
aangenamer om naar te luiste
ren. Niet voor niets wordt de vo
gel ook wel 'bastaardnachte
gaal' genoemd.
Van lieverlee vallen nu ook de
mezen bij, de pimpelmees met
het zilveren belletje, de kool
mees met een zagend tweetonig
lied. De groenling laat zich ho
ren met sputterende korte toon
tjes gevolgd door een nasale
langgerekte eindtoon.
Het is intussen volledig licht ge
worden en de merel houdt zich
nu stil. Zijn neef de zanglijster
heeft het van hem overgenomen.
Boven in de top van een conifeer
stuurt hij zijn strofen - hoger
van timbre en afwisselender
dan die van de merel - de vroege
morgen in. De kauwen roepen
elkaar toe vanaf de schoorsteen
terwij 1
waar ze met de nestbouw zijn
begonnen. Dit tot ergernis van
de turkse tortels die daar vroe
ger veel zaten te koekeloeren en
nu genoegen moeten nemen met
een plaatsje in een van de bomen
in de buurt. De tjiftjaf - in een
wilg aan de overzijde van het
weiland achter ons huis - voegt
zich ook bij het koor.
De eerste uren van de dag zijn
niet alleen vanwege de stilte de
beste tijd om te luisteren naar de
vogels, er wordt in de vroege
morgen ook meer gefloten.
Klaarblijkelijk moet iedere vo
gelsoort rond die tijd laten we
ten dat zijn territorium bezet is.
De vogels die hier de revue pas
seerden, zijn de soorten die we
regelmatig in de tuin tegenko
men. Maar soms zijn er vogelge
luiden die we niet direct thuis
kunnen brengen. Ook deze mor
gen is er weer zo'n bijzonder
liedje te horen. We ontdekken de
vogel vlak boven ons hoofd in de
esdoorn bij de buren. Met tegen
licht kunnen we het dier echter
maar moeilijk herkennen en de
verrekijker moet er aan te pas
komen. Dan zien we een prach
tig vogeltje, iets kleiner dan een
mus, maar met bijna exotische
kleuren. Het is een putter. In de-
illustratie Adri Karman
ze omgeving met kleine tuinen
en een open weiland blijkt dit
vogeltje zich dus ook thuis te
voelen. Geen wonder dat hij
vroeger veel gehouden werd in
volières. Deze zaadetende en
dus vrij gemakkelijk te houden
vogel is niet alleen schitterend
van kleur maar zingt ook nog
eens een aangenaam lied. Het is
een passant die we hier graag
zien.
Trouwens, over passanten ge
sproken, nog even en dan zijn de
zwartkop, de fitis en de spotvo
gel weer present. Daarnaast
krijgen we in het voor-en najaar
nogal eens bezoek van zwarte
roodstaarten. Ook de bonte vlie
genvanger, die in het oosten van
het land broedt, komt zo nu en
dan langs.
De vogels laten ons weten dat ze
er zijn, iets dat maar weinig die
ren doen. De doordringende
roep van een zilvermeeuw
klinkt vanuit de lucht en enkele
scholeksters vliegen 'tepietend'
over. Onmiddellijk reageert de
valkparkiet in de volière door
het schelle geluid na te doen.
Poes legt haar oren in de nek bij
zoveel kabaal en vlucht naar
binnen.
Adri Karman