PZC Boompje groot, plantertje dood Er moet veel gebeuren op de proefboerderij Vrijwillig molenaar NATUURLIJK ZEELAND De PZC sponsort Het Zeeuwse Landschap. In 'Natuurlijk Zeeland' doen medewerkers van deze stichting verslag van wat er speelt in de Zeeuwse natuurgebieden: onverwachte vondsten en bijzondere ge dragingen, kortom, het wel en wee van dieren, planten en padde stoelen passeren wekelijks de revue. En natuurlijk ook de successen en mislukkingen in het beheer. Anita Hilderink brengt tij dens haar opleiding tot molenaar veel uren door op de molen van Nieuwland. Wieken kruien is soms zwaar Net als de kerktorens ho ren de molens bij het beeld van het Zeeuwse land schap. In de provincie staan nog 78 historische molens. De meeste zijn vrij compleet, van een aantal is alleen de romp overgebleven. De ver eniging De Zeeuwse Molen, opgericht in 19 7 5zet zich in voor het behoud van dit cul tuurhistorisch erfgoed. Daarnaast is er het Gilde van Vrijwillige Molenaars, dat zich vooral richt op het draaiende houden van de molens. Voor veel molens is geen professionele molenaar meer beschikbaar. De inzet van vrijwilligers is derhalve onmisbaar. Tijdens haar jeugd in het Twentse Haaksbergen kwam Anita Hilderink regel matig langs een oude watermo len. Ze vond het een fascinerend bouwwerk. ,,Ik had er wel wat mee." Dat gevoel voor molens is haar bijgebleven. „Je kunt er mee zagen, malen, water ver plaatsen. Uiteindelijk is het een heel simpele en schone manier van energie opwekken. Daar moet ik altijd aan denken als ik een molen zie. Het is ook indu strieel erfgoed en de molens ne men een prominente plek in het landschap of een dorp in." Dertien jaar geleden verhuisde Anita naar Zeeland, om in Vlis- singen aan maritiem instituut De Ruyter de opleiding tot stuurman te volgen. Tijdens haar varende periode stond de belangstelling voor molens op een laag pitje. Dat veranderde toen ze een walbaan kreeg bij een Deense rederij op de Maas vlakte. Nu heeft ze gelegenheid iets te doen met haar fascinatie voor molens. Ze volgt sinds au gustus vorig jaar de opleiding tot molenaar bij het Gilde van Vrijwillige Molenaars. Het contact kwam toevallig tot stand. Afgelopen zomer raakte ze op een Middelburgs terras aan de praat met Vincent Al- bregtdie haar vertelde over zijn opleiding tot vrijwillig mole naar (hij leert op de molen in Domburg). Zijn verhaal klonk zo enthousiast dat er een vonkje oversloeg. „Ik dacht: ik kan toch best ook zoiets gaan doen." Anita: „Hij wees me op het be staan van het Gilde. Je weet wel dat er molens en molenaars zijn, maar je hebt geen enkel benul hoe je daar bij terecht kunt ko men. Ik heb de landelijke voor zitter van het Gilde gebeld en via hem kwam ik bij de Zeeuwse afdeling. Ik kreeg het telefoon nummer van Nel van Leijen en voor ik het in de gaten had stond ik ineens op eén zaterdag op de molen bij Nieuwland." Bij Van Leijen, sinds jaar en dag vrijwillig molenaar en in 1995 onderscheiden met de Scherp- hamer - prijs van verdienste - van De Zeeuwse Molen, is Hil derink in goede handen. Het be zig zijn met de molen bevalt pri ma, bovendien is Nieuwland een bijzondere locatie. „Ik ben meteen gegrepen door de ma nier waarop het soepel draait. De techniek is lang niet zo sjiek als tegenwoordig, maar het werkt wel. De hout-hout over brenging gaatzóstil. Datvindik mooi. En de molen ligt op een goede plek, in de zomer bij al die korenvelden - prachtig." De opleiding tot vrijwillig mo lenaar duurt minstens één jaar, vertelt Anita. „Je moet in alle seizoenen draaien en onder alle weersomstandigheden weten wat je kunt verwachten. Dat is een ander deel van mijn fascina tie: buiten zijn, met het weer te maken hebben." Om examen te mogen afleggen, moet een vrij- williger-in-opleiding tenminste Door aan het vangtouw te trekken wordt de molen in werking ge steld. 150 draaiuren hebben volge- maakt, waarvan 30 op een vreemde molen. De examens be staan uit een proef bij de Zeeuwse afdeling, daarna het examen van de vereniging De Hollandse Molen, theorie en praktijk. Hilderink is niet iedere zaterdag op de molen te vinden „Het gaat niet om een fulltime baan, het is een hobby. Ik sta zo eens in de twee, drie weken een dag op de molen. Daarnaast heb ik een aantal theorie-avonden bijge woond. Daar is veel belangstel ling voor. Er zijn wel weinig vrouwen bij. Nel is de enige vrouwelijke molenaar bij de af deling Zeeland die ik ken. Het is nog altijd een beetje uniek voor een vrouw, maar ik ben dat ge Een nieuwe rubriek waarin we rondstruinen in de Zeeuwse natuur. Dit keer om kennis te maken met allerlei ty pen natuurgebieden met hun bijzonderheden en wetens waardigheden. Deze eerste keer een bezoek aan een klein ge biedje, middenin de bebouwde kom. Landgoed Landlust, zoals het deftig heet, maar in de volksmond staat het bekend als Citters' bos. Gelegen aan de Dorpsstraat in Heinkenszand, naast de sportvelden, doet het dienst als wandelbosje voor de wijkbewoners, als hondenuit- laatplaats en niet te vergeten als speelbosje voor de dorpsjeugd. Misschien weten die laatsten foto's Mechteld Jansen wend door mijn vaartijd." Ze heeft ervaren dat een molenaar wel van aanpakken moet weten. „Er komt fysiek werk aan te pas Als je de wieken 180 graden moet kruien - de bovenkant van de kap draaien - dan is dat af en toe best zwaar. Ik ben zeker niet de Hulk en het lukt mij ook. Ge lukkig ben je niet de hele dag aan het kruien. Het fysieke valt eigenlijk reuze mee." Anita noemt als voorbeeld het stilzet ten van de wieken. „Mensen zijn er vaak verbaasd over dat dat zo makkelijk gaat. Het is een sim pele handeling; met 20 seconden staan de wieken echt helemaal stil." Met de moderne windmolens heeft ze niet zoveel. „Wat ener gie-opwekking betreft spreekt het me aan, qua vorm is het ge woon een paal met wieken. Er zit geen geschiedenis achter, wat je met oude molens wel hebt. Ik heb overigens met de moderne molens in het land schap niet zoveel moeite. Het zou eeuwig zonde zijn als we niks deden aan het met wind op wekken van energie." Anita vindt dat mét de historische mo lens ook bepaalde gebruiken moeten blijven (zoals het in een bepaalde stand zetten van de wieken om vreugde of verdriet uit te drukken). „Het is iets wat erbij hoort. De molens zijn deel van het cultureel erfgoed. Het praten met de wieken moet je vast houden." De opleiding bevalt haar goed en Hilderink is vast van plan examen te doen. „Ik heb nog geen molen op het oog waar ik per se wil gaan draaien. Het ty pe molen als bij Nieuwland - een grondzeiler in een landelijke omgeving - vind ik het mooiste. Eerst het papiertje halen en dan kijken naar een plek. Het leuk ste is als je het samen kunt doen met een groep vrijwilligers." Rinus Antonisse Vanaf volgende week wordt in Buitengebied in de rubriek Windstreken aandacht besteed aan de Zeeuwse molens. het bosje wel het meest te waar deren. Als je zes bent is een bos van maar dik 3 hectare een com pleet oerwoud en je houdt ergens in je nog onbevangen achterhoofd rekening met de mogelijkheid dat in een van de vele bochten langs het kronkel pad een wild beest opdoemt. Nou ja, wilde beesten zitten er genoeg, maar niet die van het formaat waarvan je als kleuter badend in het zweet wakker wordt. Momenteel scharrelen in het bos nogal wat padden rond en ook de egel wordt geregeld gesignaleerd. Hoog in de bomen klinkt gedurig de roffel van de grote bonte specht en de smade lijke lach van de groene specht komt ergens uit de richting van de sportvelden. Langs de stam van een enorme eik klimt een bruin vogeltje naar boven en als je niet beter wist zou je ook dit beestje voor een specht houden. Een specht in mini-formaat dan, want de vogel is kleiner dan een mus en met zijn vuilwit te buik en bruinzwart gestreep te rug is het een beestje dat je ge makkelijk over het hoofd ziet. Toch is de boomkruiper, met zijn lange, kromgebogen snavel geen specht. Het is een zangvo gel die al heel vroeg in het jaar zijn schelle roep en een beschei den liedje laat horen. De felgele sterren van het speenkruid staan momenteel in volle bloei en ze contrasteren fraai met de hier en daar ver spreide maartse viooltjes. In het bos zijn de sneeuwklokjes en krokussen helemaal uitge bloeid. Deze stinsenplanten zijn rij kelij k te vinden vanaf het zeer vroege voorjaar. Ook minder ge wone stinsenplanten als het len teklokje en het groot sneeuw klokje komen in het bosje wel voor, maar lang niet alle stin senplanten zijn echt ingebur gerd. In de jaren tachtig zijn di verse soorten aangeplant door de vermaarde tuinarchitect en botanicus Kees Sipkes, die des tijds enkele malen Landlust be zocht. Aanleiding voor zijn bezoeken was ook de gezond heidstoestand van de oude beu ken. Woudreuzen van zo'n 200 jaar oud gingen ineens ziender ogen achteruit en dat was reden genoeg om een nader onderzoek in te stellen. Inmiddels hebben de meeste beuken waar we ons toen zorgen om maakten het loodje gelegd. De oorzaak ligt in de daling van de grondwaterstand die is door gevoerd tijdens een ruilverka veling in de j aren zeventig. Beu ken hebben hun wortels in een plat vlak uitgespreid op een zo danige diepte dat ze voldoende water kunnen opnemen. Als een beuk eenmaal gesetteld is kan zo'n boom een daling van de grondwaterstand niet aan om dat de worteldiepte niet meer verandert. Voor de oude eiken die op Landlust te vinden zijn lagen de zaken heel wat eenvou diger. Eiken hebben een pen- wortel en die kan doorgroeien naar grotere diepte als dat voor de vochtvoorziening noodzake lijk is. De beuken hebben hun bestaan nog enkele decennia weten te rekken, maar steeds meer werden ze aangetast door allerlei zwammen, zoals de reu zenzwam en de platte tonder- zwam. Dat zijn zwakteparasie ten die pas toeslaan als een boom door andere oorzaken niet gezond is. Er zijn verschillende pogingen gedaan om de fraaie oude beu ken te redden. Zo is de bodem van het bos bewerkt met een zo genaamde 'bioturbator' een ap paraat dat onder grote druk schokken in de grond teweeg brengt. Doel was om een luchti ger bodem te krij genwaarin het regenwater beter kon doordrin gen. Zo'n maatregel biedt tijde lijk wel wat soelaas, maar op de langere termijn bleken onze beuken niet te redden. Inmid dels is er een aantal nieuwe exemplaren aangeplant en die gedijen aardig goed. Maar zeker voor een beuk geldt het aloude gezegde 'Boompje groot, plan tertje dood'. Intussen blijft het voor de be heerder schipperen met al de functies die zo'n dorpsbosje heeft. Natuurlijk staan de na tuurwaarden voorop. Honden- bezittenworden niet geweerd, maar de viervoeters moeten wel aan de lijn blijven. En onze cow boys en indiaantjes in spe moe ten op de paden blijven om te voorkomen dat de talrijk broe dende vogels (meer dan dertig soortenverstoord worden. Maar met een beetje goede wil van alle kanten blijft zo 'n multi functioneel bosje een waardevol brokje natuur tussen de bebou wing. Chiel Jacobusse Park Landlust in Heinkenszand. foto Chiel Jacobusse Adrie Albrechtse, Albert Ebbens en Laurens Kamp werken op proefboerderij De Rusthoeve in Colijns- plaat. Op 85 hectare pol- dergrond doen zij, in op dracht van onder meer Zeeuwse boeren, proeven met akkerbouw- en soms tuinbouwgewassen. 'De Rusthoeve' volgt weke lijks de belevenissen van de mannen van de proef boerderij. Het is net opgehouden met regenen. Een zware, grijze wolk schuift ergens boven het Veerse Meer voor de zon van daan en in het plotselinge felle licht lijkt De Rusthoeve zijn naam nog meer eer aan te doen. Maar dat is schijn. Op de proef boerderij wordt hard gewerkt. Bedrijfsleider Albert Ebbens heeft in het kantoor met jan-en- alleman contact, Adrie Al brechtse maakt ingewikkelde schema's voor proeven in de bloemzaadteelt en Laurens Kamp is met een leverancier op sjouw. Er moet heel veel gebeuren want een proefboerderij mag dan sprekend op een gewone boer derij lijken; ook dat is schijn. De drie boeren in de Colijnsplaatse Rusthoeve zaaien en oogsten wel zo ongeveer dezelfde ge wassen als de andere Zeeuwse akkerbouwers, maar ze doen er heel andere dingen mee. Een perceel uien kan uit verschillen de veldjes met verschillende rassen bestaan. Daar kunnen dan weer verschillende midde len op gespoten worden en het is best mogelijk dat ze na de oogst in verschillende hokjes, gedu rende variërende perioden wor den bewaard. Dat alles moet zorgvuldig worden gepland, nauwkeurig worden gedocu menteerd en ook weer zo voor delig mogelijk op de markt wor den afgezet. Want De Rusthoeve moet zichzelf bedruipen, net als alle gewone boerenbedrijven. Daarom telen ze op een deel van de 85 hectare Noord-Beveland- se polderklei ook gewassen voor de markt. En niet zelden kunnen in de percelen die voor op brengst zijn gezaaid of gepoot, ook proefveldjes worden uitge zet. Albert legt uit voor wie De Rust hoeve allemaal werkt. „Aller eerst voor de boeren, natuurlijk. De Zeeuwse boeren besturen en betalen deze proefboerderijWij zijn er om experimenten uit te voeren die opbrengsten en kwa liteit verbeteren. Maar ook der den kunnen onze diensten inhu ren. De producent van inuline, bijvoorbeeld, een hormoon dat uit cichorei wordt gehaald. Die wil ook weten welke rassen met welke teeltmethoden de meeste opbrengst geven. Uiteindelijk zijn de boeren met die weten schap ook weer goed af, want zij zullen uiteindelijk die grond stof moeten leveren. Hoe beter die is, hoe groter de kans dat ze er wat aan kunnen verdienen." „Een studieclub is ook een mo gelijke opdrachtgever", vertelt Adrie. „Voor de club van bloem zaadtelers in Tholen maak ik nu een plan voor een proef met ge wasbeschermingsmiddelen. Die proef voeren we zelf uit maar niet hier op Noord-Beveland. De veldjes komen op Tholen zelf. Wij doen de dingen die van wezenlijk belang zijn voor de proef: plannen, zaaien, spuiten en oogsten. De studieclub doet de rest zelf." Inmiddels zijn er bieten, uien en cichorei gezaaid, de aardappe len zijn gepoot. Onder plastic buisjes heeft Albert, rondom het bietenveld, smakelijke hoopjes tarwe gelegd. „Voor de muizen. Als ze hun buik vol kunnen eten aan de tarwe, gaan ze het bie tenzaad niet opgraven. Muizen hebben een goed gevoel voor af stand. Ze weten dat wij om de achttien centimeter zo'n pil met een bietzaadje in de grond stop pen." Deze week moet er ook gezaaid worden in Zeeuws-Vlaanderen. Adrie heeft uienzaad op de gram nauwkeurig afgewogen voor een rassenproef in de biologi sche uienteelt. „We hebben een biologische teler gevonden op wiens grond we de proef kunnen uitvoeren. Omdat je die grond niet chemisch kunt bewerken wachten we even met zaaien. Als het onkruid een eindje is op gekomen, gaat er een eg over heen. Wat er na het zaaien nog aan onkruid opkomt, schoffelt die boer met de hand onder. Aan het eind van de zomer weten we welk uienras het in een biologi sche teelt het beste doet." Mieke van der Jagt -f-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 22