Om de molshoop kan niemand heen
In het heggengebied gonst het van het leven
Met een
vachtje
van bont
23
23
24
24
weerwoord
Grenslindes
bij nieuwe
tunnel
Het hoefje
onder
de meule
Langste
veertraject in
Nederland
Want zienge,
dat dee
ik graèg
bijzonder blauw
dinsdag 25 maart 2003
Molshopen. Mensen gaan
er gedachteloos aan
voorbij. Of ze ergeren zich er
groen en geel aan, vooral als
het gladde gazon of de tuin
ondersteboven wordt ge
haald. Dat spoort niet met
het biljartlaken. Verstandi
ger is het blij te zijn met de
molshopen. Ze duiden op de
aanwezigheid van mollen.
Zoogdieren die niet alleen
een goede invloed op de bo
demstructuur hebben, maar
ook zorgen voor het verwij
deren van slakken, larven,
poppen en rupsen die in de
grond leven. Afgezien van de
ergernis, richten de molsho
pen niet veel kwaad aan. Net
als de mens maakt de mol
deel uit van de ecologische
kringloop - het dier heeft
recht op zijn eigen plekje op
aarde, dat zich grotendeels
onder de grond bevindt
De mol: je ziet hem bijna
nooit. „Het dier komt zc
en dan eens even boven. We
moeten het doen met onze ver
beelding en de molshopen. Ik
heb er ontzettende bewonde
ring voor. De mol werkt onder
gronds, wordt vervolgd, be
jaagd. Veel mensen die een
molshoop in de tuin hebben,
doen er iets tegen. Het dier gaat
dan weg of legt het loodje. Er
zijn uok nog steeds mollenvan-
gers. Ondanks de vervolging is
de mol nog prominent aanwe
zig." Jan Piet Bekker uit Veere
praat bijna liefkozend over het
geheimzinnige zoogdier, waar
voor zeker het gezegde 'onbe
kend maakt onbemind' geldt.
Hij doet onderzoek naar de aan
wezigheid van mollen in Zee
land. Afgelopen winter fietste
Bekker over de Walcherse we
gen en dreven om met behulp
van een satelliet-gestuurd sys
teem (GPS) de plaatsen waar
zich molshopen bevinden, te
markeren. Ze zijn met name in
bermen en op dijken te vinden
en in grasland, meer in natuur
lijker grasland dan in vers inge
zaaid grasland. Hij trof in de ak
kers opvallend weinig tekenen
van mollen aan; als er al mols
hopen zijn, is het in de buurt van
damaanzetten. Daar komen ze
vanuit de bermen naar toe.
De mol is een eigenheimer, een
Einzelganger. Man en vrouw le
ven apart en komen alleen om te
paren bij elkaar. Omstreeks
april-mei worden de jongen ge
boren, meestal drie tot vijf. Die
blijven enkele maanden bij de
moeder in het wijd vertakte
gangenstelsel en leren voedsel
zoeken. In augustus-september
moeten ze op eigen benen kun
nen staan en gaan ze op zoek
naar een eigen leefgebied. In die
periode is de kans om boven
gronds een mol te ontdekken
wat groter. „Dan zie je ze wel
eens over de weg rennen", zegt
Bekker, die zelf trouwens maar
drie of vier keer een mol boven
gronds heeft gezien.
Een volwassen mol is ongeveer
14 centimeter lang, met een
staartje van drie centimeter (bij
oudere mollen kaler dan bij jon
ge). Ze kunnen heel slecht zien,
voldoende om licht en donker te
kunnen onderscheiden, en heb
ben een spitse kop, rond li
chaam en een fluwelige zwarte
pels (vroeger reden om mollen te
vangen voor bontjassen), waar
de haren heel dicht op elkaar
staan zodat vuil niet in de huid
kan dringenDe krachtige voor
poten eindigen in spavormige
graafklauwen. Die zijn nodig
om gangen te kunnen graven, op
een diepte van 30 tot 40 centi
meter onder maaiveld (als het
droog is dieper, wel tot 80 centi
meter).
Volgens Bekker kan een gan
genstelsel zich over 125 meter
uitstrekken; een leefgebied
heeft een oppervlakte van 2 tot
3000 vierkante meter. Afhanke
lijk van de grondsoort is een mol
in staat zo'n 20 centimeter per
minuut weg te graven. In het
gangenstelsel zoekt het dier zijn
voedsel, in hoofdzaak regen
wormen, maar ook engerlingen
en andere bodemdieren. De mol
wordt ook zelf gegeten: door
wezels, katten en roofvogels als
buizerd en kerkuil. Bekker „Ik
heb gezien dat buizerds op de
grond of op een paaltje meestal
in de buurt van molshopen zit
ten. Een mol beroert wel eens de
bovenlaag en dan wordt hij ge
pakt."
Het dier mag dan zelf met ge
zien worden, om de molshopen
kan niemand heen. Ze zijn nodig
voor de luchtvoorziening in de
gangen en om overtollige grond
uit te werpen. Bekker geeft aan
dat er meer hopen onstaan in de
periode dat mannetjes hun gan
genstelsel uitbreiden, op zoek
naar vrouwtjes en als de jonge
dieren een eigen leefgebied af
bakenen (omdat dan het gras
hoger is, vallen ze minder op). In
de winter, als de grondwater
stand hoger is en de regenwor
men hoger in de aarde leven,
verplaatsen de mollen hun acti
viteiten noodgedwongen ook
hogerop en dat veroorzaakt
eveneens meer molshopen. Eén
Op onze Lieve
Vrouwe Boodschap
keren steeds bij ons
de zwaluwen weer
(Maria Boodschap is 25 maant
Nieuwe weerwoorden zijn welkom
hij de redactie PZC, postbus IS,
4580 AA. Vlissingen. Jdx 01 18-
470102. e-mail redactie@pzf.nl.
Molshopen in een weiland in de omgeving van Zierikzee
foto Dirk-Jan Gjeltema
mol veroorzaakt meerdere ho
pen.
De gangen worden heel lang ge
bruikt, ook wel door andere
mollen Als het dier zich be
laagd voelt, kan het snel. lenig
(koppeltje duikend) en heftig
reageren. De graafklauwen be
wijzen goede diensten. Bekker
maakte mee dat een voor onder
zoek in een zak opgeborgen mol,
zich daaruit vlot wist te bevrij
den. „En in rulle aarde zijn ze zo
weg, in klei duurt het wat lan
ger. Het zijn ook goede zwem
mers.
Bekker is benieuwd in hoeverre
de dieren zich onder wegen door
verplaatsen Fietspaden en ou
dere, smalle (klinker-)wegen
kunnen ze waarschijnlijk wel
passeren; bij bredere asfaltwe
gen lijkt het erop alsof ze er niet
onderdoor gaan.
Ondanks de eeuwige vervolging
van de mol is er in Engeland ooit
veel waardering voor geweest,
vertelt Bekker. Stadhouder-ko
ning Willem III stierf in 1702 na
een val van zijn paard. Het ver
haal gaat dat het dier struikelde
overeen molshoop In 1808
werd op het Londense St James
Square een standbeeld van Wil
lem III te paard onthuld. Onder
de hoeven ligt een molshoop. En
uit dank brachten de tegenstan
ders van de koning een toast uit
op 'de heer in zwart fluweel', of
wel de mol.
Rinus Antonisse
Buitengebied is een wekelijkse
bijlage over natuur en
landschap, land- en tuinbouw,
streektaal en streekcultuur,
visserij, recreatie en vrije tijd
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn welkom bij de
redactie van de PZC, postbus
18, 4380 AA, Vlissingen,
fax 0118-470102,
e-mail redactie@pzc.nl
De PZC heeft een stuk Oosterscheldena t uur geadopteerd. Het
gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben-
kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de
Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort
bij het geadopteerde gebied De krant betaalt mee aan het be
houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij
drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw'
wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien
komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora
en fauna ter sprake.
nere bijtjes te bekijken. Het
blijkt te gaan om een echtpaar
van de vroege zandbijduidelijk
te herkennen aan de lange roest
bruine beharing van het vrouw
tje en de witte snor van het veel
fijner gebouwde mannetje.
Blijkbaar zijn de bijtjes al bezig
met de nestbouw, want het
vrouwtje voert een fikse hoe
veelheid wilgenstuifmeel mee
tussen de lange haren van de
achterpoten
Ineens fladdert er een vlinder
rond de boom. Het is een dag
pauwoog, die net als alle andere
bezoekers mee komt snoepen
van de rijke voorraad nectar.
Ook hommels zijn aanwezig met
minstens een stuk of twintig ko
ninginnen. De meeste zijn aard-
hommels, maar mogelijk zit er
ook de nauwelijks te onder
scheiden wilgenhommel tussen
Van de bruingekleurde akker
hommel en de klein uitgevallen
weidehommel zit er allebei een
enkel exemplaar.
Maar dan wordt het toch echt
tijd om op de vogels te gaan let
ten. Op een prikkeldraadraster
iets verderop is een paartje
roodborsttapuiten neergestre
ken en hoog boven ons klinkt
het geluid van overtrekkende
witte kwikstaarten De lente is
niet alleen op de kalender be
gonnen
Chiel Jacobusse
zowaar het melancholieke lied
je van de fitis. De eerste dit jaar,
want de meerderheid van de fi-
tissen en van allerlei andere
zangertjes is nog onderweg van
de Afrikaanse winterkwartie
ren.
Maar mijn tocht was niet begon
nen om vogels te beluisteren. De
wilgen staan momenteel in volle
bloei en de bedoeling was om te
bekijken wat er in het vroege
voorjaar aan insectenleven op
de wilgenkatjes te vinden is. Dat
valt niet tegen. Bij de eerste de
Het heggengebied in De Poel
op Zuid-Beveland staat
vanouds bekend om de vele ho
ge dichtheden van allerleizang-
vogeltjes die er voorkomen. Het
gaat daarbij niet om zeldzame
of spectaculaire soorten, maar
om wat je zou kunnen noemen
de gewone agrarisch-land-
schap-soortcn als bijvoorbeeld
fitis, kneu, braamsluiper en zo-
mertortel.
Op deze zonovergoten lente
ochtend is de vogelrijkdom van
het gebied goed te merken. De
heggenmussen en winterkonin
kjes zingen aan alle kanten alsof
ze hun best doen om boven el
kaar uit te komen. Herhaalde
lijk klinkt de lachende roep van
de groene specht en kool- en
pimpelmezen blazen ook hun
partijtje mee. In de top van een
hondsroos zit een tjiftjaf volop
te tjiffen en iets verderop klinkt
beste wilgenstruik ronkt het
tussen de uitbundig bloeiende
katjes van leven. Het eerste wat
in het oog springt zijn de zweef
vliegen die met tientallen op de
nectar afkomen. Ze zijn te her
kennen doordat ze tijdens de
vlucht geregeld stil staan in de
lucht. Het kost weinig moeite
om er een te vangen met het
schepnet Om te zien welke
soort het is moet je zo'n dier
even in de hand nemen. Een
beetje eng is het wel, want deze
zweefvlieg is gecamoufleerd als
bij en vooral vroeg in het voor
jaar kun je nog wel eens een ver
gissing maken, omdat je het
'zoekbeeld' nog moet ontwikke
len Als ik mijn hand in het net
steek en het dier voorzichtig bij
drie pootjes beetpak, volgt er
een hoop gezoem, maar geen
steek. Rustig tijd om hem een
goed te bekijken. Het is een
'haar' trouwens, een vrouwtje
van de Kegelbij-zweefvlieg.
Duidelijk te herkennen aan het
wat spitse achterlijf en de gele
uiteinden van de voorpootjes.
Een beetje daas van de schrik
vliegt het dier weer de vrijheid
in. Ze landt eerst tussen het gras
op de grond om zich wat op te
kalefateren, maar vliegt dan
volledig intact weer weg.
Ondertussen is er een concur
rent op het toneel verschenen.
Niet meer dan een paar meter
Wilgenkatjes
voor me is een tjiftjaf bezig om
met korte uitvallen insectjes te
bemachtigen. Zo te zien gaat het
om kleine bijtjes. Even zwaai ik
het schepnet tussen de hoge tak
ken. De tjiftjaf trekt zich even
terug naar de andere kant van
de kruin, maar blijkbaar is de
prooi zo aantrekkelijk dat de
vogel binnen de kortste keren
weer volop op jacht is. In mijn
schepnet zijn drie bijtjes te-
foto Chiel Jacobusse
rechtgekomen. Het grootste ex
emplaar blijkt een honingbij te
zijn en voorzichtig manipuleer
ik het netje zo dat het beest de
vrijheid kan hernemen. Dan is
er gelegenheid om de twee klei