PZCbuitengebied Ongestoord broeden in de polder Waterbewoners zorgen voor verrassingen 19 19 20 20 Bescherming weidevogels weerwoord Het kan spoken in het Veerse Gat Groet uit Stavenisse Demonstratie mennen in manege Het is enkel mè vo de toerist dinsdag 11 maart 2003 Maak geen staat op de bloemen in maart, noch op een vrouwe zonder schaamte: die twee zijn immers niks waard Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de reductie PZC. postbus 18 4380 AA. Vlissingen. fax 0118- 470102. e mail redactie@pzc.nl. Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschapland- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA. Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie@pzc.nl Het broedseizoen voor de weidevogels komt er aan. In Zeeland gaat het vooral om soorten als de kie vit, scholekster, kluut en grutto. Evenals voorgaande jaren organiseert de Stich ting Landschapsbeheer Zee land een campagne voor bescherming van de weide vogels. Daarbij gaat het om het veilig stellen van de nes ten, met name op het akker land. In samenwerking met 165 boeren, zetten daarvoor ongeveer 115 vrijwilligers zich inVorig jaar werden via de campagne de weidevogels op circa 4000 hectare cul tuurland beschermd, waar door 642 nesten voor vernie ling of verstoring konden worden behoed. Het is een druppel op een gloeiende plaat, erkent me dewerker Nanning-Jan Ho- ningh van de Stichting Land schapsbeheer Zeeland (SLZ) Toch heeft de bescherming van de weidevogels wel degelijk zin, vindt hij. „Als je écht wat voor de weidevogels wilt doen, dan moet de landbouw anders wor den, veel minder intensief. Net als vroeger gemengde bedrijven zou een goede oplossing zijn, zo dat er weer een mozaïek van ak kers en weiland ontstaat. Dat is voor de weidevogels ideaal. Die situatie is niet haalbaar, dus is elke gerichte activiteit om de vogels te beschermen nut tig." Honingh wijst erop dat de boe ren en vrijwilligers die zich in zetten voor de campagne daar met hart en ziel mee bezig zijn. „Ze zijn er aan verknocht. En het is ook een goede zaak dat je op deze manier mensen uit de stad en boeren tot elkaar brengt. Geen loopgravenoorlog tussen natuurbeschermers de land bouw." Hij heeft de indruk dat steeds meer boeren er enige moeite voor over hebben om de nesten op hun land te bescher men, ook buiten de campagne om en zonder steun van vrijwil ligers. „Veel boeren die niet meedoen beschermen uit zich zelf al legsels. Die willen dan liever geen vrijwilligers op hun territorium loslaten." Hulp De weidevogels kunnen wel eni ge hulp van de mens gebruiken, blijkt uit een toelichting van Nanning-Jan Honingh. „Het gaat steeds minder, ze gaan langzaam achteruit. De enige soort die het een beetje volhoudt is de kievit, al doet die het in Zeeuws-Vlaanderen slechter dan in overig Zeeland. Met de grutto en zeker de tureluur gaat het echt dramatisch slecht." Verlies aan leefgebied door steeds doelmatiger wordende landbouwmethodes is de be langrijkste oorzaak van de ach teruitgang. Dat wordt niet in gelijke mate gecompenseerd door nieuwe natuurgebieden. Dat de kievit redelijk stand houdt, komt omdat het een ech te cultuurvolger is, legt Ho ningh uit. „Hij houdt van goed bemeste weilanden en broedt het liefst op kale akkers. Hij past zich wat makkelijker aan en heeft een lang broedseizoen. De scholekster zoekt in de winter zijn voedsel langs de kust en in de zomer op de weilanden. foto stichting Het Zeeuwse Landschap foto stichting Het Zeeuwse Landschap Kluut foto Alex Wieland Grutto De kievit kan meerdere vervolg- legsels maken, en als het mis gaat gewoon opnieuw begin nen. Dat kan tot in juni. Mede daardoor is de soort de laatste jaren ongeveer gelijk gebleven." Een voor Zeeland heel leuke weidevogel - zo omschrijft de SLZ-medewerker - is de kluut. „Het is een kust vogel en hij heeft per se kale grond nodig om te broeden. Opvallend is dat hij voedsel zoekt in de natuurge bieden op de slikken, maar broedt in de cultuurgebieden. Bijvoorbeeld langs de Deesche watergang broeden de kluten op de kale akkers en foerageren ze in het natuurgebied." De tijd dat scholeksters alleen in de intergetijdegebieden te vinden waren is voorbij. Ho ningh: „Het is nog wel een inter- getijdevogel, maar hij heeft vanaf het begin van de jaren tachtig geprofiteerd van de vee houderij en de bemesting van graslanden. Dat was noodzake lijk, want de scholekster - die in Nederland overwintert - wordt behoorlijk bedreigd door de kokkelvisserij. In het Wadden gebied is er heel weinig voedsel, in Zeeland komt er ook steeds minder voedsel beschikbaar." De scholekster zoekt in de win ter zijn voedsel langs de kust (schelpdieren, met name kok kels) en in de zomer op de wei landen (wormen en emelten) De grutto wordt ronduit be dreigd, stelt Honingh. Dat telt extra zwaar, omdat van de West-Europese populatie het overgrote deel in Nederland broedt. Gaat dat steeds moeilij ker, dan wordt op den duur de stand bedreigd. „Degrutto broedt echt in de polder, hij heeft lang gras nodig. De vogels kunnen nog een vervolglegsel produceren als het eerste mis lukt, maar ze hebben een kort broedseizoen, van eind maart tot half mei. Daarna bereiden ze zich al weer voor op de trek naar Afrika." Er is in Zeeland een natuuront wikkelingsplan naar genoemd: de tureluur. Maar goed ook. want van de Zeeuwse weidevo gels gaat het met deze soort het allerslechtst. „In de vrijwillige weidevogelbeschermging zijn we vorig jaar geen enkel paar broedende tureluur tegen geko men. Misschien dat ze nog wel in de natuurgebieden broeden, maar uit het cultuurland zijn ze viijwel verdwenen. De tureluur is afhankelijk van de aanwezige bodemdieren en heeft ruigere weilanden en een zachte bodem nodig. Die zijn er steeds min der", betoogt Honingh. Vrijwilligers Inmiddels zijn veel vrijwilligers al op stap geweest om te kijken naar de kieviten. „Een inschat ting maken van wat je te wach ten staat. Het is tot nu toe een goed voorjaar, de boeren kun nen vroeg met hun werkzaam heden beginnen. Dat is voor de weidevogels gunstig. Het werk is eerder klaar en de vogels kun nen ongestoorder broeden", merkt Honingh op. Op 20 maart in Goes en op 27 maart in Vlissingen worden twee informatie-avonden met het oog op de nieuwe campagne gehouden (in de milieueduca tiecentra, aanvang 19.30 uur). Voor Zeeuws-Vlaanderen wordt nog gewerkt aan het op poten zetten van een goede or ganisatie. Rinus Antonisse In Nederland leven volgens de huidige kennis ruim 25.000 verschillende diersoorten. Om precies te zijn 25.215; althans dat getal geeft het boek Biodi versiteit in Nederland uit 1995. Het staat wel vast dat dat getal inmiddels achterhaald is. Niet in de eerste plaats omdat er na die tijd soorten uitgestorven zijn (wat ongetwijfeld het geval is), maar ook omdat er met enige regelmaat nog nieuwe soorten worden ontdekt. Het kan dan gaan om soorten die zich werke lijk nieuw gevestigd hebben, bijvoorbeeld door de opwar ming van het klimaat, maar in verreweg de meeste gevallen gaat het gewoon om dieren die nog niet ontdekt zijn en toch al heel lang aanwezig waren. Zo werd niet zo lang geleden een zeenaaktslak ontdekt, die niet alleen nieuw was voor de Ne derlandse fauna, maar zelfs nieuw voor de wetenschap. Het is niet toevallig dat het daarbij ging om een dier dat onder wa ter leeft. We zijn van de fauna op het land inmiddels redelijk goed bijzonder blauw op de hoogte, hoewel daar zeker nog het nodige te ontdekken valt. Maar van het onderwater leven weten we heel weinig. En dat geldt al helemaal voor niet- ingewijden. Wie niet in het bezit is van een duikuitrusting kan zich waarschijnlijk helemaal niets voorstellen hij dieren als zeekomma's, pindawormen of galathea's. Toch omvat onze on derwaterfauna in de Deltawa teren vele honderden verschil lende soorten. De laatste jaren is er in zoverre een tipje van de sluier opgelicht dat er excursies gehouden wor den waarbij duikers onderwa terorganismen letterlijk en fi guurlijk boven water halen en er het nodige over vertellen. En als je er eenmaal oog voor gekregen hebt merk je dat er wel degelijk een hoop van dat onderwaterle ven te ontdekken valt, ook al ben je niet in het bezit van een duikuitrusting. Een extra laag tij is het geschiktste tijdstip. Op sommige plaatsen, bijvoorbeeld bij de Oesterput bij Colijnsplaat en in de omgeving van Wemel- dinge blijven op steenachtige plaatsen kleine poeltjes met stagnerend zout water achter. Daarin vind je dieren als here- mietkreeftjes, zeenaaktslak- ken, zee-anemonen en brokkel- sterren. Met wat geluk is er ook een klein platvisje of vaker een botervis achtergebleven. Over vissen gesproken: een wat lugu bere maar bijzonder succesrijke plek om iets meer over onze vis- fauna te weten te komen is de koelwateruitlaat van de kern centrale bij Borssele. In de loop van enkele jaren heb ik daar de meest uiteenlopende vissen aangetroffen, variërend van jonge snotolven tot kleine sprotjes en harinkjes. Ook ande re dieren zoals de dwerginktvis en diverse soorten garnalen en krabben komen met het koel water mee. Er is waarschijnlijk geen enkel dier dat de gang door het koelwatercircuit onge schonden doorkomt. De vissen die naar buiten spoelen zijn veelal beschadigd en in ieder ge val totaal versuft. Zodra ze de buis uitstromen staat er een le ger predatoren gereed om de buit te verschalken. Reigers, soms enkele tientallen tegelijk, meeuwen en visdieven zwermen rond de uitlaat om iedere vis die verschijnt op te pikken. Waar schijnlijk is dat ook maar het beste voor de slachtoffers, om dat ze toch ten dode opgeschre ven zijn. Vermoedelijk is onze onderwa terfauna in de afgelopen eeuw minstens net zo sterk verarmd als de dierenwereld op het land. Van de groepen die goed onder zocht zijn is in de vorige eeuw gemiddeld zes procent van de in Nederland voorkomende soor ten verdwenen. Verschillende families van waterbewoners ko men hier ver boven uit. Zo is een kwart van de inheemse sponzen in de twintigste eeuw verdwe nen en van de steenvliegen (een insectenfamilie waarvan de lar ven onder water in beken leven) zelfs zeventig procent. Water bewoners blijken in feite veel kwetsbaarder voor veranderin gen in hun omgeving dan land dieren. Het kan haast niet an ders of grootschalige ingrepen als de Deltawerken hebben ge leid tot het verdwijnen van soorten die nog niet eens van ons land bekend waren. Een reden te meer om zuinig te zijn op de soorten die we nu nog hebben. Het is een wereld met een onge kende rijkdom aan vormen en kleuren, waar veel mensen geen vermoeden van hebben. Chiel Jacobusse De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben- kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort tot het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het be houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw' wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora en fauna ter sprake.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 17