'ZC Voorbijo en voorgoed voorbij Vergeet het maar, er komt geen volgende roman vrijdag 7 maart 2003 Een tocht langs de laatste rustplaatsen van'onsterfelijke'schrijvers voert ook naar het graf van Simon Vestdijk op begraafplaats Nieuw Eykenduynen in Den Haag. Een tocht langs Rusthof, Zorgvlied, Nieuw Eykenduynen, Paasloo, Schoonselhof en - een beetje - Daelwijck. Mooie namen voor even zo veel begraafplaatsen. Tienduizenden graven, en een paar onsterfelijke schrijvers. 'De dood' is dit jaar het onderwerp in de Boekenweek, die duurt van 12 tot en met 22 maart. Thema is: Styx - leven en dood in de letteren; afkomstig uit de Griekse mythologie. Daarin vormt de rivier de Styx de scheiding tussen het land der levenden en het dodenrijk. De Amsterdamse penose, de gayscene, het Huis van Oranje, Pim Fortuyn - ook Ne derland heeft zijn funeraire 'pomp en circumstance'. Maar dat groot opzetten van begrafe nissen en grafmonumenten geldt niet voor onze grote schrij vers. Een expeditie langs hun graven leert: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. In Paasloo (Overijssel), op de begraafplaats van de Neder lands-hervormde gemeente, rust de op één na grootste dich ter van het Nederlands taalge bied, J.C. Bloem. Ooit liep hij 'domweg gelukkig in de Dap perstraat', nu ligt hij voor eeu wig onder een witmarmeren steen, met de inscriptie 'Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij'. En zo is het. Voorbij. Rondom Bloems graf heerst de doodse stilte van de Weerribben. Verder van de jachtige wereld kun je niet komen. Je bereikt Paasloo na een lange tocht via Zwolle, Meppel, Steenwijk en Steenwij- kerwold, en dan nog verder de stilte in. Mooi is het daar wel, zeker op een vrieskoude, strak blauwe winterdag. Paasloo, een gehucht in de lop van Overijssel dat in de stilte en ruimte verdwijnt. Bloem ligt er met zijn monosyllabische naam toepasselijk tussen evenknieën als Muis, Schuur, Bult, Bron, Pit, Pen, Steg, Braad en bovenal Lok. De namenreeks past bij de dichter van weinig woorden die Jacques Bloem was. Tien kilometer van dit graf stond Bloems laatste woonhuis, in Kalenberg. Kalenberg! Het leven van de rusteloze, ongeluk kige dichter, die eigenlijk een stadsmens was, eindigde in 1966 in de stilte van Kalenberg. Zijn laatste jaren was hij al een beetje begraven. Bloems vrouw Clara Eggink eindigt haar boek Leven met J.C. Bloem aldus: 'Onder de prachtige oude bomen van Paasloo ligt een groot dichter en een ongelukkig mens. Op de steen staat zijn diepste verzuch ting: Voorbij, voorbij, o en voor goed voorbij'. Na dichter nummer twee, num mer één. Daarvoor moeten we een stuk afzakken naar het zui den. Gerrit Achterberg, erkend en vereerd door iedereen inclu sief alle collega-dichters van toen en nu daarna, ligt op de be graafplaats Rusthof, in Oud- Leusden bij Amersfoort. Hij ligt onder een kei in een aparte bla dernis van rodondendrons. Achterberg was geboren en ge togen in de provincie Utrecht, en woonde van de Bevrijding tot zijn dood in 1962 in Leusden. Rusthof is zeker rustig, ook lom Graf van Willem Elsschoten zijn vrouw Josephine op Schoonselhof bij Antwerpen. foto Thom van Amsterdam/GPD merrijk en heuvelachtig, maar in tegenstelling tot Paasloo is het er niet doodstil: de uitge strekte begraafplaats ligt langs Rijksweg A58, een nimmer op houdende verkeersdreun op de achtergrond. Achterberg overleed op 17 janu ari 1962. Op weg naar huis in de auto voelde hij zich niet goed. Cathrien ging vast naar binnen Ze vroeg: ,,Zal ik wat aardappe len opbakken?" Gerrit ant woordde: ,,Ja, maar niet te veel." Het waren zijn laatste woorden, hij stierf in de auto, in de deur van de garage. Zo prozaïsch kan een dichters leven eindigen. De ruwe kei op Achtersbergs graf was 'met inschakeling van Staatsbosbeheer' gevonden, meldt Wim Hazeu in zijn monu mentale Achterberg-biografie. Het idee voor de tekst op de steen kwam van Harry Mulisch, de tekst is van Achterberg zelf: Van dood in dood gegaan, totdat hij stierf. De namen afgelegd die hij ver wierf. Behoudens deze steen, waarop geschreven- de dichter van het vers dat niet bedierf. Onderweg naar Amsterdam passeren we in de verte Utrecht. Daar brengen we in de geest een laatste groet aan Willem Frede- rik Hermans. De laatste roker overleed in het AZU in Utrecht, en werd daar gecremeerd in het crematorium Daelwijck. W.F. Hermans was een geboren Am sterdammer, maakte furore in Groningen en werd later nog ge lukkig in Parijs en Brussel. Zijn laatste ziekte bracht hem naar Utrecht, en daar ging hij in rook op. Vaarwel, Willem Frederik. Overigens, Hermans' grote voorganger en voorbeeld onder ging hetzelfde lot. Multatuli, alias Eduard Douwes Dekker, was in 1886 naar alle waar schijnlijkheid de eerste Neder lander die zich liet verbranden. In heel Duitsland, het land waar Multatuli de laatste 25 jaar woonde, was slechts één crema torium. Dat stond in Gotha, vijfhonderd kilometer oostelijk van zijn sterfplaats Nieder-In- gelheim, bij Wiesbaden. Multa- tuli's baar werd per trein naar Gotha getransporteerd. In Amsterdam liggen verreweg de meeste bekende schrijvers, op de begraafplaats Zorgvlied. Daar, langs de nog immer schil derachtige Amstel, kun je bij de ingang een plattegrond krijgen, met een lijst van bekende Ne derlanders. Van de oudere schrijvers treffen we hier Her man Heijermans en Arthur van Schendel aan Recent is het graf van Annie M.G. Schmidt. Dat is ook het meest bizarre graf op Zorgvlied Het bestaat uit ge kleurde steentjes, en adepten uit de theaterwereld hebben er al lerlei camp-engeltjes op ge plaatst. Voor de rest is het op Zorgvlied eenheid en eenvoud troef, het bekende beeld. Renate Rubin stein, Ischa Meijer. Martin van Amerongen en J H. Donner blij ken hun marmeren steen alle maal bij dezelfde begrafenison dernemer besteld te hebbeneen eenvoudige vierkante marme ren steen, met de naam in Ro meinse kapitalen erin gehakt. Simon Carmiggelt, de Hage naar die Amerdammer werd, en voor wie we in eerste instantie kwamen, ligt helemaal niet op Zorgvlied. Hij werd gecre meerd. De meest democratische be graafplaats van Nederland en waarschijnlijk van de wereld is Nieuw Eykenduynen in Den Haag. Een typische grotestads- begraafplaats, een dodenakker van tienduizenden grafstenen. Niets springt hier eruit Hier lig gen Haagse heren en Scheve- ningse vissers dwars door el kaar. Zo ver de horizon reikt, honderden paadjes, rijtjes, hut je bij mutje, een laag woud van stenen die allemaal even groot zijn, en even bescheiden. Geen boom te zien op Nieuw Eyken duynen, nuchterder en kalei- kan een begraafplaats niet zijn. Na flink zoeken vind je het graf van Nederlands belangrijkste schrijver. In 1971 werd op Nieuw Eykenduynen Simon Vestdijk begraven. Waarom hier? Vestdijk kwam niet uit Den Haag, hij was in Friesland geboren, had in Amsterdam ge studeerd en woonde sinds 1939 in Doorn (Utrecht). Waarom dan gekozen voor een graf op Nieuw Eykenduynen? Ooit had Vestdijk wel enige tijd in Den Haag gewoond. Dat was in de jaren dat zijn literaire car rière begon, 1931-1934.In het duingebied begon zijn dichters- bloed te stromen, schreef hij de ene bundel na de andere, en zijn grote oen-oman Kind tussen vier vrouwen. Vestdijk was gevoelig voor de typische Haagse sfeer, niet zozeer de Haagse sfeer van Couperus en Emants, maar de 'Hagenese' sfeer zoals die door bijvoorbeeld door Willem Brak man in veel romans is neergezet. Die specifieke Haagse sfeer - die niet zonder penose-kantjes is - inspireerde de romancier Vest dijk tot boeken als Else Böhler, Duits dienstmeisje en de Victor Slingeland-trilogie Vestdijk werd in Den Haag bij gezet in het graf van zijn moe der. Dat is het antwoord op de vraag: waarom daar. De keuze voor zijn moeder is veelzeggend. Ondanks het feit dat hij meer dan dertig jaar in Doorn had ge woond en ondanks zijn huwe lijk op late leeftijd met Mieke, keerde Vestdijk aan het einde van zijn leven terug naar het be gin, naar zijn eerste en waar schijnlijke enige liefde: zijn moeder. Een reuzenzwaai naar Antwer pen. De overgang van het nuch tere Den Haag naar de deftige grafmonumentaliteit op Schoonselhof kan niet groter zijn. Wie nooit op Schoonselhof is geweest weet niet wat de dood is. Wat een eerbetoon aan dege nen die ons zijn voorgegaan. Hier wordt de dood tegelijker tijd ontkend en bezworen, een ware dodencultus. Schoonselhof is de grote be graafplaats van Antwerpen, buiten de stad, in Hoboken. En groot is echt groot: Schoonsel hof is toegankelijk per auto en dat is maar goed ook. Je rijdt tussen de verhoogde perken door, lopend van A tot Z, elk ter grote van drie voetbalvelden of daaromtrent. Het perk N kent een 'ereperk'. Daar liggen de be roemde Antwerpenaren, zoals de schrijvers Willem Elsschot, Paul van Ostaijen, Gerard Wal schap, oudere schrijvers als Hendrik Conscience, en jongere als Herman de Coninek. Je weet eerlijk gezegd niet of Elsschot deze ligging op prijs zou stellen. Hij was immers wars van dikkenekkerij en leer de zijn kleinzoontje Tsjip om al le dictatoren en machthebbers 'tot brij te trappen'. Maar hier ligt hij toch mooi tussen burge meesters, schepenen, senatoren en havenbaronnen. Helemaal alleen in het gras ligt een grote platte steen. Het is de grafsteen van Gerard Walschap. Na een bewogen leven vol religi euze en artistieke strijd en een aantal magnifieke romans ligt hij hier. Zijn steen zegt tot ons: 'Dag mensen, 't ga u wel'. Hans Rooseboom In november 1988 ontmoeten de schrijvers Adri van der Heijden en Frans Kellendonk elkaar voor de laatste keer in de Leidsestraat in Amsterdam. Zij zijn op dat moment voor de Nederlandse literatuur wat Robin van Persie en Rafaël van der Vaart nu zijn voor het Nederlandse voetbal: dé grote beloften. Van der Heijden informeert 'gretig' bij Kellendonk hoe het staat met zijn volgende boek. ,,Hij reageerde uiterst abrupt, kortaf, bruut zelfs, voor zijn doen. 'Vergeet het maar. Dat boek komt er niet. Er komt geen volgende roman.' En meteen draaide hij zich van me af, en liep zonder nadere uitleg weg, verder de Leidsestraat in." Het gerucht dat in literair Nederland de ronde doet, blijkt waar. Kellendonk lijdt aan aids. Op 15 februari 1990 overlijdt hij, negenendertig jaar oud. Zijn in 1986 gepubliceerde roman Mystiek lichaam, die bij ver schijning veel stof doet opblazen, blijkt zijn laatste. Wanneer Kellendonk in 1977 debuteert met de verha lenbundel Bouwval, wordt hij door de 1 iterai re kritiek meteen bestempeld tot een van de belangrijkste nieu we schrijvers. De redactie van het op dat ogenblik ge zaghebbende literaire tijdschrift De Revisor vraagt hem of hij de gelederen wil komen versterken. Vanwe ge de nadruk die hij legt op de vorm is Kellendonks proza verwant aan dat van auteurs als Dirk Ayelt Kooiman, Nicolaas Matsier, Geerten Meijsing, Oek de Jong en Patrizio Canaponi (het pseudoniem waaron der Adri van der Heijden begon te schrijven), vrijwel allemaal auteurs die in De Revisor publiceren. Kellen donk zet zich onomwonden af tegen de goedkope me lancholie en ironie van de zogenaamde anekdotische schrijvers uit het begin van de jaren zeventig Als reac tie worden Kellendonk en de overige Revisor-schrij vers voor academisten uitgemaakt, Hij distantieert zich van die term. Kellendonk typeert zijn schrijven als een 'vorm van onderzoek door middel van de ver beelding', tegengesteld aan de werkwijze van realisti sche auteurs, waarbij het schrijven 'zelfexpressie' is. Kellendonk maakt naam met essays, vertalingen, ver halen en romans, maar door zijn vroegtijdige dood is hij vooral de schrijver gebleven van Mystiek lichaam, een magistrale en verontrustende roman, een 'heden daagse moraliteit' over zaken als kapitalisme, joden dom, religie, homoseksualiteit, aids en dood. ,,Geen knus bock en dat wil het ook niet zijn", aldus de schrij ver van dit door velen verkeerd begrepen werk. „Met Frans Kellendonk had ik mc van meet af aan al - op afstand - in een aangename, prikkelende competi tie verwikkeld gevoeld, die ik zelf als heel vruchtbaar ervoer, juist omdat we twee zulke verschillende schrijvers waren", schrijft Van der Heijden kort na de begrafenis van Kellendonk. Had Kellendonk nog enkele romans van het kaliber van Mystiek lichaam aan zijn oeuvre kunnen toevoe gen, dan zou A.F.Th., zoals hij zich tegenwoordig noemt, op zijn minst een evenknie hebben gehad. In plaats van met hem te concurreren, kan hij zich nu slechts schikken in Kellendonks laatste wens. ver woord boven zijn overlijdensadvertentie: Remember me, but forget my fate. Ernst Jan Rozendaal

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 21