Kreken als littekens van de natuur Eenden maken zich op voor het broedseizoen West-Zeeuws-Vlaams landschap verhaalt 21 21 22 weerwoord Liefdehuis werd ziekenhuis Bijna een uur lang in het Scheldesop Weetjie wat toeteliep betekent? Akkerranden a la carte bijzonder blauw dinsdag 4 maart 2003 Regen op Sint Adriaan, geheel de maand met 't goede weer gedaan (Sint Adriaan is 5 maart) Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC. postbus 18. -f380 AA. Vlissingen. fax 0118-470102. e-mail redactie@pzc.nl. Met de herinrichting van de Baarzandse kreek, langs rijksweg N58 tussen Breskens en Schoondijke, is een oud natuurgebied in ere hersteld. Een gebied dat evenals de andere kreken in West-Zeeuws-Vlaanderen een verhaal te vertellen heeft. Over het ontstaan van het land, de worsteling tegen de zee en de strijd tegen de Spaanse overheersers tij dens de Tachtigjarige Oor log, tegenwoordig ook wel de Opstand genoemd. Zeeland moet zuinig zijn op zijn kre ken, vindt de Vlaamse histo- risch-geograaf W. Wintein uit Brugge. Ze zijn volgens hem een heel bijzonder ele ment voor de beleving van natuur en landschap. Tussen het ontstaan van het West-Zeeuws-Vlaamse landschap en nu zijn vele eeu wen vergleden, waarin veel is veranderd. Maar de kreken zijn gelukkig gebleven, zegt des kundige Willy Wintein. Als lit tekens van de natuur, als getui gen van oorlog en vrede, als kansen voor meer natuur en als monumenten voor nu en later." Hij onderstreept dat het sys teem van kreken, polders en dijken de identiteit van het landschap in West-Zeeuws- Vlaanderen in belangrijke mate bepaalt. „Het ontstaan is een sa menspel tussen natuur en mens. Vroeger had de natuur meer in vloed, later werd de mens domi nanter." Wintein gaat ver terug in de tijd, naar de periode 2000-300 jaar voor Christus. Tussen Blanken- berghe en Breskens bevindt zich een kustvlakte, door strandwal- len nagenoeg afgesloten van de zee. De kustlijn ligt dan overi gens vier tot vijf kilometer meer zeewaarts dan de huidige. Ach ter de strandwallen komt een kustmoeras met rijke vegetatie tot ontwikkeling. In dit moeras vormt zich veen en aanwezige zandruggen raken bebost. „Een voorbeeld daarvan is de zand- rug waarop nu Aardenburg en Sint Kruis gevestigd zijn", ver telt Wintein. Zeearmen Tussen 300 voor en 700 na Christus gaat, mede als gevolg van zeespiegelrijzing, de zee doordringen in het veenland- schap. „Er ontstaan getijdegeu len, die zich verder naar het binnenland ontwikkelen, af takkingen krijgen en hier en daar aansluiten bij riviertjes", aldus Wintein,Het is een dyna misch proces, dat zich steeds op wisselende plaatsen voordoet." Hij geeft aan dat omstreeks 250 heven worden vanwege het opdringende water. In dat dyna mische getijdenlandschap ver plaatsen de geulen zich oost waarts. Vooral de Honte breidt uit. Stormvloeden brengen gro te veranderingen met zich mee. Van de oude kustbarrière blij ven eilanden over, die steeds aangetast worden." na Christus de kustbarrière zo danig doorbroken is, dat er twee flinke zeearmen het land bin nendringen de Honte (die pas in de late Middeleeuwen in het oosten verbinding krijgt met de Schelde) en het Zwin. Stormvloeden Wintein: „Het veenlandschap verdwijnt of raakt bedekt met klei-afzettingen. Er ontstaan actieve geulen, wadden, schor ren en eilandjes - een nagenoeg ontoegankelijk gebied. Bij Aar denburg is een Romeins castel- lum. Dat moet kort na 250 opge Toch wagen zich op een gegeven moment weer mensen in deze onherbergzame streek, getuige de vroegste vermelding van Oostburg in 941 als Castrum Os- buch. Dat slaat op een verdedi gingswerk, opgericht uit aarde en hout. Het gaat hier om een van de befaamde Zeeuwse ring- walburgen. Voor Wintein leidt het geen twijfel: de burcht van Oostburg lag aan het Zwin en aan de overkant lag de burcht van Souburg aan de Honte. De historisch-geograaf wijst op de aanwezigheid van een derde burcht: Brugge, gelegen aan het al in de Middeleeuwen verdwe nen Blankenbergse Gat Tussen 700 en 1568 overheerst de afzetting van klei en treedt verlanding op. Dat bevordert vanaf de 10e eeuw de komst van nieuwe nederzettingen. Om zich te weer te stellen tegen de voort durende aanslagen van het wa ter, werpen de mensen dijken op. Wintein stelt dat omstreeks 1250 de eilanden Cadzand en Wulpen (waarvan de laatste res ten eind 17e eeuw verdronken) bedijkt zijn. Een overblijfsel van de defensieve bedijkingen uit de 12e eeuw is volgens Wintein de boomloze Noord - mansdijk ten zuiden van Ter hofstede. Zo vanaf de 15e eeuw krijgen de bedijkingen meer het karakter van landaanwinning. De mens komt uit de verdediging. Om streeks 1565 is nagenoeg het he le gebied bedijkt. Wel is nog een aantal niet afgedamde geulen aanwezig, waaronder het Zwar te Gat bij Biervliet en het Sluis- se Gat (Zwin) bij Cadzand- Knokke. De Tachtigjarige Oor log werpt het gebied terug naar het verleden. Uit militair oog punt worden sluizen vernield en dijken doorgestoken. „De zee krijgt vrij spel. Grote delen van West-Zeeuws-Vlaanderen wor den weer door de zee beïnvloed. De vloed zoekt bij voorkeur zijn weg door bestaande watergan gen en kreekresten. Het omrin gende land wordt onbruikbaar en het is ook ongezond. De meeste mensen trekken weg", betoogt Wintein. De 'strategische overstromin gen' duren lang Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609- 1621) vindt hier en daar tijdelijk herstel plaats, maar pas na de Vrede van Munster in 1648 kan het herdijken van het geïnun deerde gebied op grote schaal worden aangepakt Dan ont staat het nieuwe landschap, met beboomde dijken en grote rech te akkers. De getijdegeulen blij ven nog wel bestaan, die zijn pas circa 1800 aan de beurt om afge damd te worden. Met als resul taat langwerpige polders en evenwijdig lopende dijken met hoge bomen De opkomst, ondergang en we deropbouw van het landschap is in West-Zeeuws-Vlaanderen wonderwel duidelijk waar te nemen, constateert Wintein. Hij kent geen vergelijkbaar gebied waar dat ook zo het geval is. Doe daar maar heel voorzichtig mee, luidt zijn advies. Rinus Antonisse Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur, visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA, Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie&pzc.nl Natuurgebied de Baarzandse kreek tussen Breskens en Schoondijke. Op de achtergrond Groede. foto Peter Nicolai Bergeenden foto Machiel van Wou we Het is nog een half uur voor hoogwater, maar de vogels hebben zich al verzameld op hun hoogwatervluchtplaatsen op het talud van de zeedijk. Daar zitten ze keurig in het gelid soort bij soort en dat valt extra op door de massieve groepen. Een groep van zo'n zeventig kluten heeft haar draai blijk baar nog niet gevonden, want de groep vliegt een paar keer terug op, onder luid ge-kluut-kluut kluut. Maar de scholeksters en de tureluurs zitten stil te wach ten op het moment dat het water weer voldoende is afgegaan om weer op de slikken te kunnen foerageren. Langs de waterlijn lopen twee zwarte ruiters die blijkbaar nog iets van hun gading weten te vinden. Ze lopen druk te pikken en dat is wel nodig ook. Straks trekken ze weg naar het hoge noorden en alleen als ze vol doende vetreserves hebben, lukt het om in de korte arctische zo mer de complete broedcyclus rond te breien. De groep wulpen wordt de laatste weken ziender ogen kleiner. Het zijn er nu nog enkele tientallen, maar de rest is blijkbaar al vertrokken naar de broedgebieden. Die liggen merkwaardig genoeg groten deels op de heide; nu niet be paald een biotoop waar je zo'n steltloper direct zou zoeken. Verrekijker De bergeenden zijn niet de kant opgegaan. Als ervaren zwem mers hebben ze dat niet nodig. Een groep van zo'n zestig dieren dobbert op het ondiepe water. Veel activiteit is er niet zo op het eerste gezicht, maar wellicht is dat maar schijn. De groep die hier op zijn minst al een paar maanden bivakkeert is zich aan het opsplitsen. Oppervlakkig bekeken is het nog steeds één grote groep, maar bij nadere be schouwing zie je dat vooral aan de randen van de groep allemaal afzonderlijke paren te onder scheiden zijn. Je hebt dan wel een verrekijker nodig, want de woerden en eendjes van de berg eend zijn minder makkelijk uit elkaar te houden dan bij de meeste andere eenden. Het iets forsere formaat en de rode knobbel boven de snavel onder scheiden de mannetjes van de vrouwtjes, maar voor de rest lij ken ze sprekend op elkaar. In dat opzicht hebben bergeenden meer overeenkomsten met gan zen dan met eenden en de we tenschap heeft ze samen met enkele verwanten dan ook inge deeld in een groep die als een soort overgang tussen eenden en ganzen beschouwd kan worden. Boven ons klinkt een serie schrille fluitgeluidjes. Het is af komstig van een paartje winter talingen dat met hoge snelheid aan komt vliegen en pardoes in het water plonst. De prachtige groene spiegel op de vleugels van het vrouwtje blinkt in de voorjaarszon en het mannetje is overduidelijk in bruiloftskleed. De woerd slooft zich uit met al lerlei baltsbcwegingen en het is overduidelijk dat de broedtijd er weer aankomt. Voor sommige eenden is die trouwens al be gonnen. De wilde eenden in de polder zitten allemaal in paar tjes. Ze gedragen zich een beetje stiekem en niet zelden vliegen ze pas op het laatste moment op, zodat de argeloze wandelaar zich een hoedje schrikt. Maar een enkele keer kom je al een wakende woerd tegen die met gestrekte hals de omgeving in de gaten houdt. Vanaf een afstand hoor je zachte kwaakgeluidjes, maar nadert men al te dicht dan vliegt de woerd op, terwijl hij ondertussen met kwaakgelui- den het broedende eendje alar meert. Die hoeft zich dankzij de uitstekende schutkleur alleen maar gedeisd te houden om on opgemerkt te blijven. Het zijn niet alleen de eenden die aangeven dat de lente weer begonnen is. Over de slootbo dem lopen trage padden. Nog een beetje daas van de koude nachtvorsten die nog maar net geweest zijn, kruipen ze de kant op en daar belanden ze tussen de eerste bloeiende madeliefjes. De stralende zonnetjes van het klein hoefblad zijn er ook en de voorjaarsbloemen worden op mooie dagen alweer bezocht door de eerste honingbijen. De winterkoninkjes in de tuin sjou wen volop met plukjes haar en strootjes en blijkbaar zijn ze be zig om ergens tussen een stapel houtblokken een nest te bou wen. Tsjonge jonge, wat zal het na die mooie dagen afvallen als de onvermijdelijke maartse bui en opspelen. Chiel Jacobusse De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben- kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort bij het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het be houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw' wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora en fauna ter sprake.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 19