PZ<
w
Dik zijn is minder erg dan dik doen
Inburgering op z'n Hollands
zaterdag 1 maart 2003
foto's Harmen de Jong/GPD
Dwarsgracht. Van de 200 inwoners is 65 procent nieuwkomer.
Allochtonen moeten zich op al
le mogelijke manieren aan
Nederland aanpassen, maar hoe
doen wij het hier zelf? Rijke stede
lingen die naar het platteland ver
huizen willen rust, ruimte en ver
der geen gezeur. Drie gehuchten
als model voor inburgering op z'n
Hollands. „De import moet zich
aanpassen."
Het decor is een ouderwets dorps
café. Aan de stamtafel een aange
schoten postbode, zijn tierende
vrouw, een beschonken notaris en een
ober met een spraakgebrek. De stam
gasten raken betrokken in een com
plot van de uitbaatster, die wil voor
komen dat haar bazige schoonzus het
dorpscafé overneemt. Moraal van het
verhaal: alles moet bij het oude blij
ven.
Het is vrijdagavond en het dorpshuis
in Dwarsgracht (Overijssel) is afgela
den vol. Het hele dorp is uitgelopen
voor de jaarlijkse toneelvoorstelling.
Opvallende afwezigen zijn de 'bad
gasten', zoals de nieuwkomers hier
heten. De tandartsen en chirurgen uit
het Westen drinken liever een goed
glas wijn voor de open haard in hun
'boerderette'. Hooguit nuttigen ze een
borrel bij een andere 'badgast'.
De situatie in Dwarsgracht, gelegen
tussen het riet en het water net voorbij
Giethoorn, is vrij uniek. Van de 200 in
woners is 65 procent nieuwkomer. Een
deel woont hier permanent, maar ze
ker een kwart heeft een tweede huis.
Dan zijn er ook nog de luxe illegalen:
mensen die doen alsof ze hier echt wo
nen, maar het huis gebruiken als
tweede woning.
Vooral nieuwkomers die wanstaltig
grote villa's bouwen, zetten kwaad
bloed bij 'autochtonen'. Die mensen
beseffen niet dat ze een moord plegen
op het landschap", moppert Remko
Smit (47), geboren en getogen in
Dwarsgracht „Ze bestellen zo'n foei
lelijk hekwerk uit een of andere luxe
tuingids. Als ze hun rijkdom maar
kunnen etaleren, daar gaat het om."
Vooral de laatste vijf, zes jaar wordt
het steeds erger. „In de jaren zestig en
zeventig kwamen de nieuwkomers
voor de natuur, maar nu gaat het al
leen maar om het grote geld. Daar
houden wij niet van", vertelt 'autoch
toon' Smit
De spreuk op het toilet in huize Smit
spreekt boekdelen: 'Dik zijn is minder
erg dan dik doen'.
Aan de keukentafel mengt zoon Jan
Paul (18) zich in de discussie. Hij wil
hier graag blijven wonen, maar de
huizen zijn onbetaalbaar Het stoort
hem dat nieuwkomers hier alleen
maar komen voor hun rust. „Als ik
kranten rondbreng, krijg ik klachten
omdat mijn brommer lawaai maakt.
Om nog maar niet te spreken over de
voorbereidingen van de jaarlijkse
gondelvaart. Als wij de gondels bou
wen, komen die badgasten klagen dat
ze last hebben van het getimmer. Maar
tijdens de vaart zelf willen ze wel met
hun sjieke gasten uit het Westen voor
aan zitten!"
De inburgering van stedelingen op het
platteland gaat niet van een leien
dakje. De nieuwkomers willen rust,
ruimte en verder geen gezeur. De dor
pelingen willen dat de import zich
aanpast, maar doen bar weinig om
stadse mensen te verwelkomen. De
'autochtoon' kijkt de kat uit de boom
en oordeelt over de 'allochtoon'.
De integratie verloopt traag, terwijl
de migratie van stad naar platteland
al dateert van voor de Eerste Wereld
oorlog. De rijke bovenlaag uit Am
sterdam, Rotterdam en Den Haag trok
naar Bloemendaal, Wassenaar en
Bussum, toen nog kleine plaatsen. Pas
na de Tweede Wereldoorlog, in de ja
ren zestig en zeventig, kwam de twee
de uittocht op gang. De welvaart
steeg, er kwamen meer wegen, men
sen werden mobieler.
Bovendien was er een nieuw ideaal:
terug naar de natuur, een huis met een
eigen moestuintje, liefst met biolo
gisch verantwoord voedsel. In de ja
ren tachtig, toen het economisch
slechter ging, lag de migratiegolf bij
na stil. Begin jaren negentig begon de
derde uittocht, de zogeheten 'uitwaai
ers' trokken naar het platteland.
Mestplakken
Vooral deze laatste groep botst met de
oorspronkelijke dorpsbewoners, ver
telt Tjirk van der Ziel (43) Hij werkt
bij de vakgroep rurale sociologie van
de Wageningen Universiteit en onder
zoekt de trek uit de stad naar het plat
teland. „Uitwaaiers zijn in de stad
geboren, hebben daar jarenlang ge
woond, zijn de drukte zat en vluchten
nu naar het platteland. Deze nieuw
komers hebben vaak bakken vol geld.
Hun huis in de stad hebben ze goed
verkocht en nu willen ze buiten een
stukje rust kopen. Maar eigenlijk we
ten ze niets van de manier van leven op
het platteland, dat interesseert hen
niet zo."
De klassieke 'uitwaaier' gaat actie
voeren als zijn duurbetaalde rust
wordt verstoord, schetst Van der Ziel.
„Hij ergert zich bijvoorbeeld als hij 's
ochtends vroeg wakker wordt van
ronkende motoren, of stoort zich aan
de stinkende mestplakken op de weg,
maakt bezwaar als de boer zijn bedrijf
uitbreidt met een stal. Het probleem is
dat nieuwkomers direct geneigd zijn
handtekeningenacties te starten, juri
dische procedures te beginnen Juist
daar gaat het mis. Op het platteland
wordt alles onderling geregeld: als er
wat is, probeer je het uit te praten."
In Grashoek, achter Eindhoven maar
nog voor Venlo, zijn ze welkom, de
stadse mensen. Maar niemand die ze
vraagt om er te komen wonen. Omge
ven door bossen, vennen en weilanden
wonen hier 1650 mensen, die vroeger
elke zondag na de kerk uit vier cafés
puilden en twee danszalen in het
weekend aan een jaaromzet hielpen.
Nu zie je overdag niemand op straat, is
er niet één winkel meer en proberen
het laatste café en de laatste feestzaal
het hoofd boven water te houden.
„Dit is een dorp van saamhorigheid,
gezelligheid, een rijk verenigingsle
ven en een goede sfeer. Dat willen we
graag zo houden, maar dat gaat tegen
woordig niet meer zo makkelijk", zegt
Grad Drissen. Er is geen bestuur waar
hij niet in heeft gezeten, geen activi
teit waar hij zich niet voor heeft inge
zet. Pas nog is het hem, via een pro
jectteam wonen, welzijn en zorg,
gelukt om zo'n half miljoen euro bij el
kaar te krijgen voor de verbouwing
van het gelijknamige dorpshuis.
Sinds kort is er een nieuwbouwwijk
van ruim vijftig woningen, hard nodig
om de jongeren een plaats in het dorp
te geven Het buitengebied van zo'n
twaalfhonderd hectare is een ander
verhaal. Daar woonden de boeren, die
eerst dankzij pluimvee en champig
nons en later vaak dankzij varkens en
landbouw een goed bestaan konden
opbouwen. De laatste jaren zag de ene
na de andere boer echter geen brood
meer in zijn bedrijf' huis en grond
werden verkocht. In toenemende ma
te aan mensen uit de steden in de om
geving en soms zelfs aan mensen uit
Holland - „die spreken geen woord
plat" Het is nog enigszins betaalbaar,
maar vooral de rust en de ruimte is
voor de stedeling aanleiding een afge
zonderd, op zichzelf gericht leven te
leiden. Grashoekers zijn opgegroeid
met de bijna on-Nederlandse stilte,
voor menige 'buitendorpse' is het een
ervaring als op een berg in Tibet. Déór
komen ze voor, niet om bij St. Urba-
nus met een ouderwets geweer bal
letjes van een hoge 'telefoonpaal' te
schieten.
Koningsschieten
Wil de nieuwkomer geaccepteerd
worden, dan moet hij naoberschap
maken, buurt maken, benadrukt de
Wageningse onderzoeker Van der
Ziel. „Import moet ook inburgeren, ze
moeten meedoen met het sociale
dorpsleven. Een ongeschreven regel is
dat je open huis houdt. Wie dat niet
doet, wordt nooit een buurman. Je
blijft meneer of mevrouw, een buiten
staander dus." Of zoals Grad Drissen
zegt: „Ze moeten zelf de moed en de
wil hebben om zich met het wel en wee
van het dorp en zijn bewoners te be
moeien. Doen ze dat, dan zijn er mo
gelijkheden genoeg. Blazen of trom
melen bij de fanfare - pas nog een
concours gewonnen -voetballen, vol
leyballen, kaarten, bonsaiboompjes
kweken. Grashoek telt 24 verenigin
gen en de meeste inwoners zijn lid van
drie of vier clubs tegelijk. Drissen
kent stedelingen die flink zijn inge
burgerd, die zijn gaan sporten of in
een bestuur zijn gaan zitten. Dat zijn
echte Grashoekers geworden, die zich
net als hij zorgen maken over de toe
komst van het dorp. Maar hij weet ook
dat er mensen zijn die er dertig jaar
hebben gewoond, maar die hij nooit
heeft gezien. „Je kunt ze er nu een
maal niet met de oren bijtrekken."
Drissen kent ook de arts die hem op
een middag spontaan kwam helpen
met aardappels poten, maar zich ver
der met niets en niemand bemoeit. Hij
kent de man die hij gratis en voor niets
een wagen mestgrond bezorgde. Maar
omdat dat nou eenmaal niet op de mil
limeter nauwkeurig gaat, morste hij
een strookje aarde over de hele oprij
laan. Ging 's avonds de telefoon. Of
Drissen even het pad wilde komen
schoonmaken. En hij kent de 'buiten-
dorpsen' met 'veel rommel om het
huis' die een bouwvergunning kregen,
terwijl 'iemand van hier' dat niet voor
elkaar kreeg. Maar hij zal niet oorde
len. „Sommigen van buiten denken
dat ze iets meer mogen en dat laten we
dan maar zo."
Onderhuids, zegt Van der Ziel, broeit
de spanning tussen arm en rijk De
boeren moeten keihard werken om het
hoofd boven water te houden, de
nieuwkomers etaleren niet zelden hun
rijkdom, met grote villa's, imposant
verbouwde boerderijen en lange op
rijlanen voor Bentleys en Jaguars.
„Als een conflict uit de hand loopt,
chanteert de stedeling de boer. Zo van
'Ik koop jouw land en boerderij, dan
zijn we van het gezeur af.' De autoch
tonen voelen zich enorm bedreigd."
In Berkenwoude (Zuid-Holland)
spreken ze van 'het bungalowpark',
een groepje kapitale woningen waar
zo'n dertig stedelingen wonen die zich
amper met het wel en wee van het ge
hucht bemoeien. Een gepensioneerde
arts geeft een EHBO-cursus en enkele
vrouwen zitten op de bridgeclub,
maar verder leven ze hun eigen leven.
„Ik denk dat ze geen zin hebben om
deel van de gemeenschap uit te ma
ken", zegt Bram Visser, wethouder
voor onder meer VROM en Senioren
beleid van de gemeente Bergambacht,
waartoe Berkenwoude behoort.
Berkenwoude. Boerderijen als een
lint langs het riviertje, waar de wilgen
zijn geknot en auto's moeten uitwij
ken om elkaar te passeren. Kilometers
weiland rondom, aan de ene kant tot
aan Goudaaan de andere kant tot aan
Rotterdam. Er zijn twee scholen, een
christelijke met honderd leerlingen,
en een openbare met zestig kinderen.
De twee bakkers, de slager en de
groenteboer zijn al jaren geleden ge
stopt. Even was er nog een Winkel van
Sinkel, maar die redde het evenmin.
En nu gaat de bank ook al weg.
„Er gebeurt hier weinig en daar moet
je tegen kunnen", zeggen Bram Visser
en zijn vrouw Ditty, part-time lerares
op de christelijke basisschool. Ze zijn
hier 32 jaar geleden komen wonen en
hebben het dorp zien veranderen. Het
was een boerendorp, de mensen leef
den voornamelijk van de landbouw.
Veel boeren zijn weggetrokken naar
Zeeland en Groningen of gestopt en
hebben hun boerderijen verkocht aan
mensen uit de stad. Rijke mensen uit
de stad.
Rollator-dorp
D warsgrachters, Grashoekers en Ber-
kenwouders vrezen allemaal hetzelf
de: als de tendens zich doorzet, veran
dert de warme, hechte gemeenschap
in een kil forensendorp waar mensen
wonen en slapen, meer niet. Ze identi
ficeren zich met de hoofdpersonen uit
het boek Hoe God verdween uit Jor-
werd van Geert Mak, waarin hij ver
haalt over de kerktoren die instortte,
de import die de dorpelingen niet
groetten en de boeren die langzaam
ten onder gingen.
Om te voorkomen dat het dorp 'een
open bejaardenhuis' wordt, moet ook
de overheid zich meer bemoeien met
de leegloop van het platteland. „Voor
de politiek houdt Nederland op voor
bij de randstad. Daarna krijg je wei
landen en domme boeren", moppert
Remko Smit uit Dwarsgracht. „Het
rijk moet toestemming geven de dor
pen uit te breiden met betaalbare hui
zen, dan kunnen jongeren hier blijven
wonen. Anders wordt dit een 'rolla
tor-dorp."
Nieuwkomers moeten zich aanpas
sen, alleen dan overleeft het culturele
leven. De gepensioneerde huisarts
Hans Schwantje (75) is zo'n aange
paste 'allochtoon'. Als een van de wei
nige 'badgasten' is hij wel naar de to
neelvoorstelling in het dorpshuis van
Dwarsgracht gekomen. Samen met
zijn dertig jaar jongere vrouw, maar
zelfs daar zeggen de 'autochtonen'
niets van. Hans is ingeburgerd, hij
zingt bij het koor, zet zich in voor het
behoud van het dorp en nog belangrij
ker: hij kent de mores van het dorpsle
ven. Bij Hans geen hek om het huis,
zijn achterdeur staat altijd open.
Achterin de zaal van het dorpshuis zit
Dries Eker (69), één van de laatste
'vaarboeren' die zijn koeien per boot
vervoert Zijn handen zijn nog vuil
van het werk op het land. Van achter
een glas bier zegt Dries „De mensen
in het westen hebben meer centen, dat
kun je ze niet kwalijk nemen. En ach,
misschien was het vroeger gezelliger,
maar mijn tijd is geweest.
Carine Neefjes en Dick Hofland
i