Eva koos geen rare verhalen
PZC
Gewone woorden
Maarten
Biesheuvel
August
Willemsen
proza
Ernst Timmer: Zwarte ogen. Op
12 mei 1985 viert het Colombi
aanse adoptiekind Maya Undi-
na Herrera haar vijftiende ver
jaardag. Door een bizarre
gebeurtenis op die dag weet zij
het plotseling: zij is de oceaan
over geslingerd om in Neder
land een reddende engel te zijn.
Zeer nauwgezet werkt zij aan de
vervulling van deze roeping, die
almaar groter en veelomvatten-
der wordt. In 1991 ontving
Ernst Timmer het Gouden
Ezelsoor voor zij n debuutroman
Het waterrad van Ribe. Zijn ro
man De stille omgang werd in
1999 genomineerd voor de Li-
brisprijs. Uitgeverij Bert Bak
ker, 377 pag., €24,95.
Henk van Os: Zien is genoeg.
Zien is geloven, zien is genoeg.
Daarvan is kunsthistoricus en
oud-directeur van het Rijksmu
seum overtuigd. Van Os is een
'kijk-mirakel'. Zijn leven lang
heeft hij beelden gezocht, naar
kunst verlangd en in kijken zijn
fundament gevonden. In deze
memoires beschrijft hij de voor
hem essentiële beelden en de
werkelijkheid die door kunst
zichtbaar wordt gemaakt. Uit-
geverij Balans, 239 pag.,
€19,50.
vertaald
Hugo Hamilton: Sproetenkop
pen. In deze autobiografische
roman ontrafelt Hugo Hamilton
de bizarre geschiedenis van een
Iers-Duitse familie. Hoofdper
soon is het jongetje Johannes.
Zijn moeder is van Duitse af
komst en gaat gebukt onder een
afschuwelijk oorlogsverleden.
Zijn vader is een Ierse nationa
list. Hugo Hamilton (1953) pu
bliceerde eerder enkele romans
en korte verhalen. Vertaling:
Miebeth van Horn. Uitgeverij
Meulenhoff, 302 pag., €19,50.
Nina Killham: Hoe kluts ik een
mutsWeinig verheffende titel
van een roman over eten, seks,
moord en nog meer eten. Kook
boekenschrijfster Jasmine
March wil het heerlijkste ge
recht ter wereld bereiden. He
laas rust er een taboe op woor
den als 'room', 'boter' en 'vet'.
March, Koningin van de Over
vloed, is ervan overtuigd dat
magere vrouwen neurotisch
zijn, hongerige zielen die de we
reld om zeep helpen. Ramp
spoed dient zich aan: haar uit
gever dumpt haar. Schrijfster
Nina Killham werkte jarenlang
als culinair recensente voor de
Washington Post. Vertaling:
Saskia Kotte. Uitgeverij Sirene,
288 pag., €16,95.
Matthew Pearl: De Dante-club.
Cambridge, Massachusetts,
1865. Elke woensdag werken
zeven mannen in het diepste ge
heim aan de eerste volledige
vertaling van De hel van Dante.
Als in de bergen rond Boston het
naakte lichaam van een man
wordt gevonden, raakt de Dan-
te-club betrokken bij een gru
welijk misdrijf. Matthew Pearl
(1976) won de prijs van de Dan-
te-sociëteit voor zijn werk over
de invloed van Dante op de
Amerikaanse literatuur. De
Dante-club is zijn debuut. Ver
taling: Peter Abelsen. Uitgeve
rij Bert Bakker, 426 pag..
€22,50.
vrijdag 28 februari 2003
et nieuwe boek
van Maarten
Biesheuvel, Eva's
keus, is weliswaar vuistdik,
maar bevat louter eerder
gepubliceerde verhalen. De
schrijver schrijft nog maar
weinig. „Ik kan nog wel
verhalen verzinnen, maar als
ik ze opschrijf, vind ik ze niet
meer zo goed."
De obligate openingsvraag
'Hoe gaat het met u' dringt
zich op wanneer je eindelijk in
de gelegenheid bent met schrij
ver Maarten Biesheuvel te spre
ken. De vraag wordt düs ge
steld.
,,Ik heb een reader's block", ant
woordt hij, na enige aarzeling,
met een geheimzinnige, brede
lach om z'n mond. Ook dat nog!
Alsof zijn writer's block nog niet
voldoende is. ,,Ik kan niet le
zen", zegt hij nadrukkelijk.
Zijn vrouw Eva, nuchter: „Dat
heb je al zeker twaalf jaar,
hoor."
De schrijver, wijzend op de ko
lossale, propvolle boekenkast in
zijn knusse Leidse woning: „Ik
heb hier 1600 boeken, misschien
heb ik er veertig van gelezen."
Eva weer: „Waarom staan ze er
dan?"
Maarten: „Voordesnob."
„Ik pak een boek uit de boeken
kast en als i k eri n wil lezeninte
resseert het me niet. Nabokov
niet, de negentiende eeuwse
Russen niet."
Eva: „Het is geen desinteresse.
Volgens mij heeft het met con
centratie te maken."
Maarten: „Alleen Kafka gaat
nog wel een beetje, want die is zo
geestig. Ik moet altijd erg hard
lachen bij Kafka."
Eva, lachend: „Als enige in Ne
derland."
En dan het writer's block. Zijn
trouwe fans weten dat Biesheu
vel weinig meer schrijft. Zijn
vorige, goed ontvangen bundel
'De geschiedenis van Pa', vorig
jaar verschenen, was dun en be
vatte bovendien veel vroeger
geschreven verhalen. Zijn
nieuwste boek telt weliswaar
720 bladzijden, maar het is een
verzamelbundel met louter eer
der gepubliceerd werk, samen
gesteld door zijn vrouw Eva en
daarom Eva's keus getiteld.
„Ik denk niet dat ik nog veel zal
schrijven", zegt de schrijver. „Ik
heb nog wél vijf, zes verhalen in
mijn hoofd, maar ik ben te lui
om ze op te schrijven."
Eva: „Nee, dat geloof ik niet
Maarten. Het is geen luiheid."
De schrijver: „En er liggen een
stuk of twintig verhalen klaar,
waar ik nog over loop na te den
ken. Maar ze zijn niet goed, niet
zo goed als de verhalen in 'In de
bovenkooi' en andere vroegere
bundels."
Mogelijke verklaring voor zijn
writer's block is volgens de
schrijver een medicijnvergifti
Maarten Biesheuvel en zijn echtgenote Eva.
ging die hij twee en een halfjaar
geleden opliep. De vergiftiging
was het gevolg van het feit dat
hij zijn bloed niet meer liet on
derzoeken. Eva: „Hij kon het
niet zo goed vinden met die
meisjes van het laboratorium.
Ze begrepen hem niet."
Het medicijn lithium, dat hij ge
bruikte tegen stemmingswisse
lingen, zat (onopgemerkt) in
veel te hoge concentraties in zijn
bloed. „Tot het haast dodelijk
was. Dat heeft denk ik mijn her
senen aangetast, zodanig dat ik
nog wel verhalen kan verzin
nen, maar ze niet meer goed kan
opschrijven." Of dat erg is? „Nee
hoor, ik vind het helemaal niet
erg. Erzijn 3.400 bladzijden van
mij in druk verschenen. En ook
nog aardig, geestig proza. Het
straalt veel liefde uit."
Een goede dag heeft voor de
schrijver, die het liefst thuis is in
zijn huis in Leiden, de volgende
componenten: „Sigarenroken
op de bank, veel water drinken -
tien liter - wandelen met de
hond, een kwartiertje liggen op
de bank, Eva helpen, bijvoor
beeld met het tillen van zware
dingen en een biertje drinken.
Eentje maar hoor, niet een hele
krat."
Televisie kijkt hij niet. „En de
krant lees ik nooit." Dat hij toch
weet heeft van de oorlogsdrei
ging in Irak komt doordat Eva
hem af en toe wat vertelt. Gedo
seerd. Want de schrijver moet
beschermd worden tegen al te
veel indrukken, zegt zijn echt
genote. Biesheuvel verlaat zijn
woonplaats Leiden nooit. „Mijn
avonturen beleef ik hier op de
bank."
Hij wijst op een ingelijste, sterk
uitvergrote krantenfoto van een
schip in nood op een ruwe zee.
„Daar vanaf springen en dan je
zelf zwemmend in veiligheid
brengen", mijmert hij. De foto
siert ook het omslag van zijn
bundel 'In de bovenkooi'.
„Ik zou nog graag op een schip
werken als steward of als pur
ser, maar dat kan niet meer,
want ik ben ooit door de
Scheepvaartinspectie krank
zinnig verklaard. Ze hebben
mijn monsterboekje afgenomen
en bepaald dat ik nooit meer een
monsterboekje krijg."
Wat zijn geestelijke gezondheid
betreft: de schrijver is de medi
cijnen aan het afbouwen. „Hij
neemt nu alleen nog antipsy-
chotica, valium en een middel
om goed te slapen zegt E vadie
het medicijnregime voert. „Ik
vind dat het de laatste tijd beter
met hem gaat."
Maarten: „Maarikdenkdelaat-
ste tijd wel weer steeds vaker
dat ik God ben." En dat God zijn
is geen pretje, zegt hij. Want
naast de trots over alles wat hij
heeft geschapen ('oceanen, vis
sen, dildo's') leeft er een groot
schuldgevoel in hem. „Er wordt
gemarteld, oorlog gevoerd.
Mensen beledigen elkaar, erzijn
misverstanden. Nee, dat bevalt
me allemaal niets.
Eva, over de bundel Eva's keus:
„We zijn samen in de tuin gaan
zitten. Ik zocht uit en Maarten
bepaalde of het goed was. Hij
was het er altijd mee eens."
Maarten, over Eva's criteria:
„Ze heeft niet de rare verhalen
uitgekozen. Wel de gewone, au
tobiografische verhalen. En ze
moesten liefde uitstralen en
geestig zijn. Er staat maar één
raar verhaal in, 'De angstkun
stenaar', maar dat ben ik zelf,
dus dat is eigenlijk ook weer niet
raar."
Eva's keus telt 720 bladzijden.
De schrijver houdt niet van dik
ke boeken. Geef hem maar een
foto CeesZorn/GPD
handzame dundruk. „Die kun je
handig samen met de aambeien-
zalf in je weekendtas stoppen."
Uitdagend zegt hij dat hij Eva's
keus niet in zijn boekenkast zet.
„Moet ik dan 'Tod in Venedig'
van Thomas Mann wegdoen?
Nee hoor!"
Eva: „Je hebt me beloofd dat je
het in de boekenkast zet."
Ook van 'Verzamelde Werken'
moet Biesheuvel niets hebben.
„In mijn testament staat: géén
Verzameld Werk. Dat vind ik zo
pretentieus. Als schrijver ben ik
niet pretentieus, wel als violist.
In een reactie op de verbazing
die hij met deze opmerking
zaait: „Ik ben geen goed violist,
maar wel een met pretenties. Af
en toe speel ik nog een volks
wijsje of zo."
Eva: „Nee Maarten, dat doe je
op de piano. Viool is al lang gele
den hoor."
Maarten, onzeker: „O ja."
Of hij nog iets kwijt wil, tot slot?
Ja. „Ik vind het Nieuwe Testa
ment een mythe of een fabel,
maar d'r staat één heel waar
ding in: Heb uw naaste lief. Met
Nabokov zeg ik: je moet liefde
uitstralen. Wat je terugkrijgt,
moet je aan het Lot overlaten."
Henk Aalbers
Maarten Biesheuvel: Eva's keus -
Uitgeverij Meulenhoff, 720 blz.,
€35,-.
In ons leven tallozen;
Ik weet niet, als ik denk
Of voel, wie denkt of voelt.
Ik ben de plaats slechts waar
Gevoeld wordt of gedacht.
Ik heb meer dan één ziel,
Meer ikken dan ikzelf.
En niettemin besta ik,
Voor allen onverschillig.
Ik maak hen stil: ik spreek.
De kruisgewijze impulsen
Van wat ik voel of niet voel,
Twisten in wie ik ben.
Ik ken ze niet. Zij zwijgen
Tot wie ik mij ken: ik schrijf.
Vertalen is verraden. Mis
schien geldt het niet voor
een ondertitel of een gebruiks
aanwijzing. Al lees ik dagelijks
zotte ondertitels en misleidende
gebruiksaanwijzingen. Het
geldt in ieder geval wél voor
poëzie. Een gedicht van de ene
taal in de andere overzetten is
net zoiets als een oud huis afbre
ken, een nieuw pand op het fun
dament neerzetten en vervol
gens met een pokergezicht de
mensen wijsmaken dat ze wel
degelijk naar dat oude huis kij
ken. En toch. Soms gaat niet al
les verloren wat een gedicht tot
een gedicht maakt. In een enkel
geval moeten we daarvoor de
vertaler prijzen. Meestal ligt het
echter aan het soort dichter dat
wordt vertaald. Poëten die meer
aan inhoud hechten dan aan
vorm, doorstaan de verraderlij
ke operatie beter.
Laten we het voor één keer niet
over de dichter maar over de
vertaler hebben. Vorige keer
ging het over de Portugees Fer
nando Pessoa, zo'n zeldzame
buitenlandse dichter die in Ne
derland een begrip werd. Au
gust Willemsen behartigt
alweer een kwart eeuw zijn be
langen. Hij werd alom geprezen
voor zijn vertalingen, maar nu
blijkt hij zelf een hardvochtige
criticus voor dat werk te zijn.
Een vergelijking van z'n versies
uit 1978 met die uit 2003 is ont
nuchterend, maar vooral fasci
nerend. Je leert aldus veel over
poëzie vertalen in het algemeen.
De meest in het oog springende
les: heb het lef te kiezen voor ge
wone woorden, voor de alle
daagse wending.
Wat deed Willemsen toen hij
vijfentwintig jaar geleden een
aantal oden van Pessoa's schijn
gestalte Ricardo Reis vertaalde?
Hij gaf de voorkeur aan het
plechtstatige 'vervolgens'. N
gebruikt hij 'daarna'. r
klonk er stadhuistaal als 'Noc
afgunst, noch zorgen'. Nubese
hij dat het huiselijke 'Zondera
gunst, zonder zorgen' sterke
overkomt. Is een vertaling be
oordelen, kunstbeschouwing,
het algemeen, een kwestie va
smaak? Welnee, dat zeggen a
leen lui die geen kritiek kunne
incasseren. In veel gevallen kui
je argumenten aanvoeren voo
goed of slecht. Neem de weeïg
ve van een strofe uit een in 191
geschreven ode die nu luid
'Wat deert hem die al niets mee
deert of één/ Verliest, de ande
wint,/ Wanneer de zon
opgaat.'
De eerdere vertaling klonl
ronduit krukkig: 'Wat kommei
hij die zich om niets meer
mert? Om winst van deez', ver
lies van geen',/ Als d'ochtend
stond niet minder straalt.' Ge
dat de besprekers hierover
1978 tevreden waren, goed da
Willemsen zelf er onvoldaai
over was. Nóg een opvallend
verbetering in hetzelfde ge
dicht. Reis had het over 'o deseji
de indif'renga'. Willemsen ver
taalde dat in filosofisch jargon
'het verlangen naar ataraxie
Een vertaling waarbij je eigen
lijk een tweede vertaling nodij
had! Hij komt nu met 'de wem
naar onaandoenlijkheid'. No
een beetje een raar woori
Waarom niet gekozen voor on
verschilligheid, zoals hij elder
wél aandurfde? Zo zijn hier ei
daar meer aanmerkingen moge
lijk. Over rozen heet het in 2003
'Zij gaan open/ bij reeds
gane zon.' Zijn vroegere
was logischer: 'Zij gaan openj
reeds bij opgegane zon.'
Soms, bijvoorbeeld in het hier
bij afgedrukte gedicht, liet hi
alles bij het oude. Maar meesta
overtreft de oude Willemsen de
jonge Willemsen. De vertaler
wordt geleidelijk minder
verrader.
Mario Molegraa
Fernando Pessoa: Gedichten. Keu
ze, vertaling en nawoord van August
Willemsen.
Ricardo Reis (Fernando Pessc
Oden. Vertaald en van een nawooi
voorzien door August Willemsen.
Beide uitgaven: De Arbeiderspen.
Rudy Kousbroek
vliegende huisdieren
anneer ik hier in Europa een
vlucht ganzen zie overkomen
denk ik natuurlijk aan Niels
Holgersson en de groene heu
veis van Zweden, maar tegelijk komt mij ook
een ander beeld voor ogen: de kalongs uit mijn
jeugd op Sumatra, de grote vliegende honden
die aan het eind van de middag over kwamen
vliegen, vaak bij honderden tegelijk. Een fas
cinerend gezicht: de vliegkunst van vleermui
zen in Europa stelt niet veel voor, ze fladderen
maar wat, als bladeren op een binnenplaats,
maar kalongs zijn uitstekende vliegers; hun
vlucht is sterk en regelmatig als die van de
arend of de wilde gans, en daarbij minder
hoog. De kalongs uit mijn jeugd vlogen niet ver
boven de boomtoppen bij ons huis, je hoorde
duidelijk het geruis van hun vleugels; je keek
en keek en dan drong het ongelofelijke tot je
door: het zijn vliegende huisdieren! Zelfs zon
der verrekijker zag je roodbruine vacht en een
nieuwsgierig omlaagkijkend hondengezicht,
met ronde ogen en een spitse snoet - wezens
met de vertrouwde dierlijkheid van Minet en
Bello: aaibaar, herkenbaar, duidelijk familie
van de slapende brokjeseter in de hondemand,
maar airborne! luchtwaardig! De hondenpi
loot!
Een zoogdier dat kan vliegen, en niet een van
een muis afgeleide miniatuur met vreemde
oren en een grillig gevormde neus. Een kalong
met gespreide vleugels is zo groot als een ge
opende paraplu; ook als ze ondersteboven aan
een boomtak hangen hebben ze trouwens iets
paraplu-achtigs, maar dan meer een opgevou
wen paraplu. Zo hangen ze overdag in hun
slaapbomen: als je dat de eerste keer ziet denk
je dat het vruchten zijn, nangka of zuurzak van
ongebruikelijke afmetingen, maar al gauw
merk j e dat er beweging in zit; kalongs zij n rus
teloze slapers, morphische ruziemakers, je
hoort veel gekrijs, er valt van alles naar bene
den - uitwerpselen, vruchtenpitten - en soms
vliegt er ineens een wolk van die vliegende
honden omhoog om even later weer neer te
strijken.
Kalongs fascineerden mij als kind al. Als je een
moederkalong ziet vliegen met haar baby aan
haar borst zou je als vanzelf een Maleis epos a
la Niels Holgersson verwachten, maar vreemd:
er komen in de Indonesische folklore en popu
laire literatuur wel apen en herten, slangen en
kaaimannen, beren en zelfs zwijnen voor,
maar (voor zover ik weet) geen kalongs. Wel in
Westerse kronieken en reisverhalen, uiteraard
in de gedaante van bloeddorstige vampiers,
'harpijen die den slapenden reiziger het bloed
uitzogen terwijl zijmet verfijnde wreedheid of
listige berekening, hem in den warmen nacht
met hunne groote vlerken koelte toewuifden
ten einde hem vaster te doen slapen', aldus J.H.
van Balen in De dieremoereld van Insulinde
(circa 1910), het boek dat de uitvoerigste mij
bekende beschrijving van kalongs bevat.
Volgens Van Balen is bij kalongs 'het kniege
wricht niet naar voren gericht, zooals bij de an
dere zoogdieren, doch naar achteren.Dat
moet haast wel op een onjuiste waarneming
berusten, maar het is waar dat kalongs (net als
gewone vleermuizen) zich op de grond met gro
te moeite verplaatsen, ongeveer zoals een hond
met een dichtgeknoopte regenjas aan. Je
vraagt je af wat de evolutionaire determinan
ten vari dat vliegvermogen zijn, vooral overwe
gend dat de kalong volstrekt geen carnivoor is
en dus niet achter een prooi aan hoeft, maar
een onschuldige eter van vruchten, die stil blij
ven zitten en niet voor hem op de loop gaan. Als
je kalongs in een vruchtboom bezig ziet blijkt
de vruchtenconsumptie zelfs nogal omslach
tig, er wordt copieus bij gemorst, wat voor de
eigenaars van de vruchtbomen een extra bitte
re bijkomstigheid is.
Intussen berust het zachtzinnige en trouwhar
tige voorkomen van de kalong niet op mislei
ding. Van Balen citeert een ontroerend
getuigenis over een Maleis stamhoofd op West-
Borneo 'tusschen wien en een zwarten kalong
een merkwaardige vriendschap bestond. Deze
kalong verliet elke avond de woning van zijn
meester, doch keerde geregeld des morgens te
rug, om den dag slapend of half slapend door te
brengen, zittend op het hoofd of den schouder
van zijn meester. Beiden waren gedurende die
tijd onafscheidelijk. Toen ik dat hoofd ont
moette had deze vriendschap reeds meer dan
twee jaar bestaan. De Maleier vertelde mij dat
hij den kalong op een morgen met gebroken on
derschenkel onder een cocos-palm op den
grond had gevonden. In eene opwelling van
mm'
Kalongs in hun slaapboom
medelijden had hij het dier opgenomen, mee
naar huis genomen en verpleegd. Het gebroken
lid was weldra genezen. De kalong toonde zijn
dankbaarheid door zijn meester niet meer te
verlaten en het dier was den Maleier zo lief ge
worden dat hij er voor geen prijs afstand van
wilde doen.'