Varen moesten ze, elke dag
Nu woont daar tante Gery
Johan van Veen:
vergeten meester
van de zee
Nieuwe Raadkaart
VEERPONT
Cornelis Lely wordt in het
land geëerd als dé man van
de Zuiderzeewerken. Hij heeft
een standbeeld op de Afsluit
dijk en er is in een van de IJssel-
meerpolders een stad naar hem
genoemd. Zijn daden liggen
vast in de geschiedenisboeken.
Naast de Zuiderzeewerken kan
Nederland bogen op nog een
waterstaatkundig werk van
grote omvang: het Deltaplan.
Ook dat is bedacht en bevochten
door vooral één man: Johan van
Veen (1893-1959), water
staatingenieur. Voor hem geen
eerbetoon a la Lely; slechts een
simpel borstbeeld in zijn ge
boorteplaats Uithuizermeeden,
ver weg van de Delta waaraan
Van Veen het grootste deel van
zijn leven wijdde.
Wegmoffelen
Er is in de Delta geen dam, dijk
of kunstwerk naar hem ge
noemd, laat staan een dorp of
stad. Alsof Nederland de herin
nering aan Van Veen het liefst
wil wegmoffelen. Tijdens zijn
leven hield Rijkswaterstaat de
man al in de luwte en genoot hij
in het buitenland meer faam en
aanzien dan in eigen land. Vijf
tig jaar na de Februariramp
1953, die de stoot gaf tot snelle
uitvoering van het Deltaplan,
gaf Rijkswaterstaat opdracht
aan historicus Willem van der
Ham tot het schrijven van een
biografie: Meester van de Zee,
Misschien geen eerherstel, maar
wel een alleszins verdienstelij ke
poging om Van Veen de plaats in
de rij van befaamde waterstaat
kundigen te geven die hem zeker
toekomt.
Van der Ham is een bewonde
raar van Johan van Veen. Tij
dens onderzoek voor zijn proef
schrift Heersen en beheersen
over Rijkswaterstaat, raakte hij
gefascineerd door deze ingeni
eur, 'wat hij zowat in zijn eentje
wist te bereiken als buitenbeen
tje in een als log en bureaucra
tisch bekend staand overheids
apparaat.' Toch heeft Van dei-
Ham in de biografie zijn bewon
dering binnen de perken weten
te houden. In die zin, dat hij
vooral waar het gaat om de
mens Van Veen, diens tekortko
mingen en eigenaardigheden
onbarmhartig weergeeft. Een
tegendraadse man, niet gemak
kelijk in de omgang, iemand met
een slecht huwelijk, geen al te
zorgzame vader voor zijn kinde
ren zeer overtuigd van het eigen
gelijk en via een geliefde zus
aangestoken door de leer van de
Christian Science.
Brandweer
Voordat Van Veen zich bij Rijks
waterstaat aan de Delta kan
gaan wijden, vertoont zijn loop
baan een grillig beeld. Hij
begint in 1919 bij het Rivieren
bureau van Provinciale Water
staat Drenthe, gaat in 1926 aan
de slag bij de Surinaamsche
Bauxiet Maatschappij in Moen-
go en belandt in 1929 korte tijd
bij de Amsterdamse brandweer
(waar hij het afbranden van het
Paleis voor Volksvlijt mee
maakt). In juli dat jaar is er zijn
eindbestemming Rijkswater
staat. Van Veen komt bij het
rivierarrondissement Dor
drecht van de directie Groote
Rivieren.
Eén van zijn eerste activiteiten
betreft het beheersen van het
gevaarlijke Hellegat, waar Hol
lands Diep, Volkerak en Ha
ringvliet samenkomen. Hij is
een van de eersten die de aan
dacht vestigt op de verhoging
van de zeespiegel, die hij de
grootste bedreiging voor de Ne
derlandse kust noemt. Bezig
zijnde met de opdringende ver-
zilting komt Van Veen al in 1938
tot de slotsom dat afsluiting van
de zeegaten nodig is. Hij be
moeit zich met de beveiliging
van Dordrecht en presenteert
een eerste schets (Viereilanden-
plan), van wat later het Delta
plan gaat heten. Als in 1939 een
Stormvloedcommissie wordt
ingesteld, krijgt Van Veen de
functie van secretaris.
Hij promoveert in 1936 en
schrijft na de oorlog (een tijd die
benut wordt voor het maken van
plannen) een standaardwerk
over de Nederlandse water
bouwkunde, dat alleen in het
Engels verschijnt: Dredge,
drain, reclaim. In 1948 krijgt
Van Veen een eerste hartaanval,
maar na een aantal maanden is
hij weer voluit aan het werk. Hij
adviseert bij het beheersen van
het water in de Engelse Fens en
blijft ideeën en waarschuwin
gen spuien. Dat wordt hem door
bazen en collega's niet in dank
afgenomen. Hij wordt Cassan
dra genoemd, een sombere
waarzegger en doemdenker.
In 1952 waarschuwt Van Veen
voor een nieuwe Sint Elisa-
bethsvloed.
Eemshaven
De Februariramp 1953 bewijst
Van Veens gelijk. Hij gaat er niet
prat op, maar zet zich aan uit
werking van het Deltaplan
(waarvoor hij twee dagen vóór
de ramp nog een rapport uit
brengt). Van Veen wordt secre
taris van de Deltacommissie.
Dat die zo snel een plan klaar
heeft, is te danken aan zijn voor
bereidende werk. Met de uitvoe
ring krijgt Van Veen niet veel te
maken; daarvoor wordt de Del
tadienst opgericht en hij wordt
hoofdingenieur-directeur van
de nieuwe Algemene Dienst van
Rijkswaterstaat. Van Veen be
moeit zich nog met de Rotter
damse havens en het plan voor
een Eemshaven. De eerste af
sluiting volgens het Deltaplan,
de Zandkreek, maakt hij niet
meer mee: 9 december 1959 velt
een hartaanval Van Veen. Vol
gens zijn biograaf Van der Ham
een van de belangrijkste water
staatingenieurs van de 20e
eeuw.
Rinus Antonisse
Meester van de Zee. Johan van
Veen waterstaatsingenieur
1893-1959. Door Willem van
der Ham. Uitgeverij Balans,
Amsterdam. Prijs 22,50.
Sinds mensenheugenis is de zuidioestelijke Delta een
land van overkanten. Als mensen zich verplaatsen ko
men ze altijd water tegen.
Brede en smalle stromen vormen barrières, die alleen
per boot geslecht kunnen worden. Dat gebeurt ook
dinsdag 25 februari 2003
eeuwenlang. Op tal van plaatsen in Zeeland zijn de
veren heel lang de enige verbinding tussen de eilan
den.
Het is ongetwijfeld de oudste vorm van openbaar ver
voer. Na 137 jaar verdwijnen de laatste geregelde veer
diensten op de Westerschelde, door de opheffing van de
Provinciale Stoombootdiensten in Zeeland (PSD). Van
daag in de serie over (verdwenen) veerdiensten op de
Deltawateren: het veer tusseji Oud- en Nieuw Vosse-
Ze ventien j aar van zij n le-
ven heeft hij erop gesle
ten, op het veer tussen Oud
en Nieuw-Vossemeer. Van
1956 tot het einde van de
veerverbinding in 1973.
Toch wordt oud-veerman
Marinus de Klerck (74) niet
gekweld door nostalgische
gevoelens. Het was zijn werk
en, valt uit zijn verhalen op
te maken, geen slecht werk.
VERBODEN VOOR
VOERTUIGEN
Bij toeval rolde De Klerck in
het vak. Hij woonde aan de
Haven bij Oud-Vossemeer. „Op
het hoekje", wijst hij een wo
ning op een oude foto aan, „een
slecht huis, maar met mooi uit
zicht." Maas en Westbroek uit
Anna-Jacobapolder hadden net
het veer voor zijn deur overge
nomen.
„Ze stuurden een man van hun
andere veer (van Anna-Jacoba-
polder naar Zijpe bij Bruinisse)
naar Oud-Vossemeer. Alleen die
kon niks. Bij al te hoog water -
op de Eendracht had je toen nog
eb en vloed - moest hij mensen
overroeien. Want de veerdam bij
Nieuw-Vossemeer liep dan te
ver onder. En dat roeien kon hij
niet. 'Ach', zei ik dan, 'dat doe ik
wel'. Hij vertelde dat zijn baas
en zo ben ik erbij gekomen."
Maas en Westbroek namen de
pont over van Pols, vertelt De
Klerck. „Die was, geloof ik, fail
liet gegaan." Voor de gebruikers
van het veer was dat niet slecht.
Pols voer nog met een veerpont
die met de hand moest worden
overgetrokken. Maas en West
broek kochten een andere pont,
in Eek en Wiel aan de Rijn.
„Daar zat ook geen motor op.
Die is er direct opgezet bij Pad
mos in Bruinisse."
De Klerck kon in dienst komen,
zonder diploma's, maar hij ken
de het water wel. „Mijn vader
kwam van Tholen en die werkte
veel in de mosselen. Ik ben aan
het water geboren." Om de
'nieuwe' veerpont van Maas en
Westbroek te bedienen was ook
niet veel deskundigheid nodig.
„Op de Eendracht kon veel
stroom staan, maar je kon toch
geen kant op. Twee staalkabels,
één voor de aandrijving, hielden
de boot altijd op z'n plaats."
Veel zin had De Klerck eigenlijk
niet om veerman te worden.
„Het verdiende niet slecht,
maar je was nooit klaar." Toch
deed hij het. En zijn baas trok
nog een tweede veerman aan.
Kees Havermans, zwager van
De Klerck, reageerde op een ad
vertentie in De Eendrachtbode
en die werd het. De Klerck ver
huisde naar de veermanswo
ning, het middelste huis in het
rij tj e aan de HavenWaarop Ha
vermans in de hoekwoning van
De Klerck trok.
Het veer tussen Oud- en Nieuw-Vossemeer stopte in 197 3
Varen moesten ze, elke dag. Van
1 november tot 31 maart van ze
ven uur 's ochtends tot half acht
's avonds. En van 1 april tot 31
oktober van zes uur 's ochtends
tot tien uur 's avonds. „Al stond
er maar een voetganger, dan
moesten we over. Vaste tijden
hadden we niet." De Klerck en
Havermans werkten in wissel-
dienst. Een dag varen, een dag
vrij„We losten elkaar op vrije
dagen af om te kunnen eten."
's Ochtends om zes uur diende
zich steevast de eerste klant
aan, de koerier van de PZC. Via
de brug bij Tholen had die eerst
het eiland afgereden, om via
Oud- en Nieuw-Vossemeer door
te rijden naar Sint-Philipsland.
„Maar die kon niet altijd over.
Bij springvloed stond de veer
dam in Oud-Vossemeer onder
water En dan moest die chauf
feur terug over Tholen. In het
najaar gebeurde dat nogal
eens." IJsgang was zelden een
probleem. „We gingen zo vaak
over, dat bleef open. Alleen niet
in de winter van 1962-'63. Toen
konden mensen overlopen."
De Klerck heeft nooit een cursus
'dienstverlening' gevolgd, maar
hij wist wel wat service bete
kende. „Veel jongens en meisjes
uit Oud- en Nieuw-Vossemeer
hadden over en weer verkering.
In de winter moesten die in het
weekend om half acht 's avonds
al terug. Dat vonden ze veel te
vroeg en dan maakten wij om
tien uur speciaal voor hèn nog
een overtocht. Ook als het ker
mis was in één van de dorpen
voeren we extra, om elf en
twaalf uur 's avonds."
In de tijd dat De Klerck op de
Eendracht voer, zijn de prijzen
volgens hem nooit verhoogd. De
ambachtsheren van Vossemeer
die het veerrecht sinds de bedij
king van Oud-Vossemeer eind
vijftiende eeuw in handen had
den, wilden dat blijkbaar niet.
De tarieven waren, zeker naar
huidige maatstaven, potsierlijk
laag: 1,10 gulden vooreen
vrachtwagen, 85 cent voor een
auto, 35 cent voor een motorrij
wiel, 25 cent voor een fietser en
20 cent voor een voetganger.
Of het aan de prijsstelling lag of
niet, de veerpont is na 1956
nooit gemoderniseerd. Met als
gevolg dat er van de scheep
vaartinspectie steeds minder
zware vrachtwagens op moch
ten. De Klerck: „Het kreng werd
steeds ouder. In het begin mocht
een vrachtwagen van maximaal
15 ton mee. Op het laatst was dat
niet meer dan 8 ton."
De veerpont was 'een leuke ont
moetingsplaats', volgens de
oud-veerman. Vijf, zes minuten
duurde de overtocht. Bij hoog
water was de Eendracht 140
meter breed, bij laag water
hooguit 70 meter. Ons kende
ons. Eén keer meldden zich on
foto's PZC
Veerman Marinus de Klerck: „Je was nooit klaar."
bekenden bij de pont. „Heren
uit Bergen op Zoom", zoals De
Klerck hen omschrijft. „Ze wil
den een modeshow op de pont
houden en ik zou in hun kle
dingzaak een pak kunnen uit
zoeken. Maar ja, wat moest ik
nou met een pak?" De mode
show is er niet gekomen.
Maart 1973 was het met het veer
tussen Oud- en Nieuw-Vosse
meer gedaan. Veel verkeer ging
al over de nieuwe dam in de
Krabbenkreek tussen Tholen en
Sint-Philipsland. Een brug over
de Eendracht - inmiddels omge
bouwd tot Schelde-Rijn-Ka-
naal - betekende het definitieve
einde van het laatste ambachts-
heerlijke veer in Zeeland. Zijn
klanten waren er niet rouwig
om, weet De Klerck. „De meeste
mensen waren blij dat dat rot
ding wegwas."
Harmen van der Werf
honderd jaar inmiddels niet
meer de familie De Vrieze, maar
de familie Van Hemert.
C.P. Fase uit Sint-Annaland
meldt dat de woning in
1995/1996 opnieuw is gerestau
reerd. Hij uit kritiek op de vori
ge opknapbeurt. „De na de wa
tersnoodramp aan het huis
gebouwde schuur past niet bij
het monumentale karakter van
het woonhuis." Ook J.P. Schrier
uit Goes vindt dat. Het klopt in
zoverre, dat de oude schuur gro
tere afmetingen had dan de
nieuwe. Fase wijst op de recht
hoekige steen in de gemetselde
boog boven de voordeur. Behal
ve het jaartal 1664 staan daar de
initialen LL. Van de stichter,
vermoedt hij.
In het boek Oude Boerderijen
in Zeeland (deel 1), brengt
W.E.P. van IJsseldijk uitkomst.
Omstreeks 1600 woonde in
Noord welle Leendert Leen-
dertsz de Jonge. Oude belas-
tingcohieren geven aan dan in
het bouwjaar 1664 Leendert
Leendertsz Crijnse eigenaar is,
die ook genoemd wordt met de
toevoeging De Jonge. Na flink
wat wisselingen neemt in 1867
Willem de Vrieze het bedrijf
over. Nu woont er Gery van He
mert, ofwel tante Gery, schrijft
de 11-jarige Annemarie Buth
uit Haamstede.
G.J. Schietekatte-de Vrieze uit
Nieuwerkerk heeft op de boer
derij gewoond. Ze vertelt dat
Willem de Vrieze als boer op
Ruimzicht in 1877 werd opge
volgd door zijn zoon Jan, die op
zijn beurt in 1917 als opvolger
krijgt zijn zoon Govert Marinus.
„Wanneer in 1930 m'n opa komt
te overlijden, blijft mijn groot
moeder op de boerderij wonen
tot 31 januari 1953. Ondertus
sen had mijn vader Jan Cent
Willem de Vrieze het bedrijf in
1946 overgenomen. Van 1974-
1994 wordt het bedrijf beheerd
door mijn broer Govert Mari
nus. Dan komt er een eind aan
het familiebezit."
Deze inzender weet dat er tij
dens de Tweede Oorlog Duitsers
woonden. „Het woonhuis aan
de voorkant was toen nog een
gedeelte wagenhuis-koetshuis.
Met de ramp is de schuur aan het
huis verdwenen en later is een
nieuwe gebouwd. We konden
vanwege het water en de ver
bouwing pas op 31 januari 1956
de boerderij met ons gezin van
13 kinderen weer betrekken."
Eén inzender situeerde Ruim
zicht in Sint-Annaland. De
winnaars van de waardebon
nen zijn: S. Bosselaar, Aagte-
kerke, H.J. Schipper, Nieuw- en
Sint Joosland en J.G. Krijger-
Ottevanger, Renesse.
Rinus Antonisse
Uit de collectie van Hans Lindenbergh een
'agrarische afbeelding' uit een heel ander
deel van de provincie. De vraag is: bij welke plaats
staat deze hoeve? Nadere informatie over ouder
dom, bewoning en dergelijke is welkom bij de re
dactie van Buitengebied.
Oplossingen kunnen tot en met uiterlijk zaterdag
1 maart worden gezonden naar: redactie PZC,
postbus 18,4380 AA Vlissingen' het faxnummer is
0118-470102 en het e-mailadresredactie@pzc.nl.
Er zijn voor de inzenders van goede oplossingen
drie waardebonnen beschikbaar.
Architect G. Tuinhof uit Mid
delburg stuurt naar aanlei
ding van de raadkaart van vori
ge week twee bouwtekeningen.
„Dit is de boerderij Ruimzicht
van de familie De Vrieze op de
kruising van de Lagezoomweg
en de Noordweg te Noordwelle.
Deze boerderij is door mij geres
taureerd na de ramp in 1953."
De tekeningen geven de situatie
voor en na de ramp weer, waar
uit overigens blijkt dat er voor
de watersnoodramp al een plan
voor restauratie was: de bouw
vergunning werd eind 1952 aan
gevraagd. Tijdens de ramp
stond in het - uit 1664 daterende
complex - twee meter water en
dat onderstreepte de noodzaak
van een reddingsactie.
Tuinhof wist van het woonhuis
iets moois te maken, in die zin
dat de boerenwoning weer in
oude luister is hersteld, als
voorbeeld van oerdegelijke bur
gerbouwkunst uit de 17e eeuw,
temidden van het Schouwse
landschap. De architect situeert
de boerderij in Noordwelle, an
dere inzenders noemen Renesse.
A.J. Padmos uit Noordwelle
verschaft opheldering. „Eigen
lijk behoort de boerderij tot het
grondgebied van Noordwelle.
Bij de invoering van de postco
des is het plotseling Renesse ge
worden." De eigenaar is na ruim