Kerk en politiek; alleen maar ellende
)e haven van Amsterdam krabbelt weer overeind
Frans Hoogesteger, vrij man
23
zaterdag 22 februari 2003
Zijn wereld is beperkt geraakt.
De hele globe reisde hij rond,
maar zijn leven beweegt zich nu
vooral tussen zijn huis in Wemel-
dinge en het ziekenhuis in Goes.
Sinds Frangois Johan Marinus
Hoogesteger in juni van het vorig
jaar door een hartinfarct werd ge
troffen en kort daarna door een
herseninfarct, voelt hij zich fysiek
maar heel weinig meer waard. De
sterke zeeman, sluiswachter, be
veiligingsbeambte, voelt zich li
chamelijk een wrak. Maar depres
sief is hij niet geworden van het
ongerief. „Ik heb altijd vrij willen
zijn; onafhankelijk. Nu moet ik
voor heel veel dingen om hulp vra
gen en dat is moeilijk hoor. Maar
in mijn kop ben ik niet veranderd.
Ik denk wat ik denk en doe wat ik
wil. Ik ben vrij man, hoef me aan
niemand iets gelegen laten lig
gen."
Hij zegt: „Het is wat. Je staat er
nooit bij stil. Tot je zoiets krijgt.
Van de ene dag op de andere verander
je van een sterke vent in een wrak. Als
ik 's avonds de trap ben opgeklom
men, ben ik half dood. Een vuilniszak
aan de staat zetten, dat kost me voor
een dag energie. En ik hoef me niks in
te beelden; het wordt nooit meer wat
het was. Hartfalen. Vorig jaar kreeg ik
die aanval en in het ziekenhuis heb
ben ze me met van die strijkijzers op
mijn borst een paar keer flink laten
stuiteren. Dan ben je ver heen. Ben ik
weer thuis; krijg ik na een paar weken
een herseninfarct. Mijn linkerarm en
mijn linkerbeen wilden niet meer
meedoen. En dan heb ik de laatste tijd
jicht gekregen. Loop ik zo'n beetje
met krukken door en om het huis te
stuntelen."
„Je kunt het maar het beste aanvaar
den en proberen er nog wat van te ma
ken. Mijn benen, dat gaat nog hele
maal niet zoals ik wil. Het is ook nog
een rottijd in het jaar. Van de zomer
wil ik proberen toch weer te gaan fiet
sen. Ik zal zien er toch nog wat van te
maken, maar een aantal dingen is ge
woon afgelopen. Het huis staat te
koop, want de tuin, dat wordt niks
meer. De caravan en de zeilboot, die
kunnen we ook wel vergeten. Op het
moment breng ik meer tijd door in het
ziekenhuis dan een dokter. Nou lijkt
dit een klaagzang, maar dat is het toch
niet hoor. Want ik blijf opgewekt. En
bang ben ik niet. Waarom zou ik? Het
komt zoals het komt. Wat je kwijt
bent, krijg je niet meer terug. En weet
je, als ik goed over mezelf nadenk, ben
ik diep tevreden over wat ik doe en
ben. Ik heb heel mooie tijden meege
maakt. Dat pakt toch niemand me
meer af."
Matroos
In zijn huis in Wemeldinge hebben we
het over die mooie en minder mooie
tijden. Frans Hoogesteger (1946) mag
zich fysiek afgeserveerd voelen,
woorden komt hij niet te kort. Met
trots spreekt hij over zijn tijd bij Smit
Frans Hoogesteger:Als ik goed over mezelf nadenk, ben ik diep tevreden over wat ik doe en ben
Lloyd Internationale„Een geweldige
maatschappij om voor te varen. Er
werd tegen je opgekeken als je bij
Smit op een bergingsvaartuig zat. Ik
ben na mijn militaire dienst gaan va
ren als matroos en dat heb ik 22 jaar
volgehouden. Dat had ik nooit willen
missen. Ik zou het zo weer overdoen.
Je komt over de hele wereld. Ik heb
heel veel water en kroegen gezien;
weinig cultuur om helemaal eerlijk te
zijn. Interesseerde me ook niet zo. In
Caïro heb ik eens een paar dagen in
een hotel gezeten, moederziel alleen
en toen ben ik piramides gaan bekij
ken. Op een kameel. Ik vond het drie
keer niks. Wat mij vooral trok, was het
leven aan boord. De saamhorigheid
die je daar hebt, vind je nergens an
ders. Je bent totaal op elkaar aange
wezen. Wie niet past binnen een be
manning, die is ook zo vertrokken. Je
moet blindelings op elkaar kunnen
vertrouwen, je kunt nooit ziek zijn. Je
zit met veertien man op zo'n schip. De
kapitein is meestal een dronkaard,
dus daar moet je het niet zo van heb
ben, maar voor de rest vorm je een
hechte eenheid met de kok als belang
rijkste man. Die bepaalt de voeding,
dus dat is iemand waar je rekening
mee moet houden. Nee, het was een
prachtige tijd."
Met uiterst dramatische gebeurtenis
sen. Eind jaren zeventig kregen de
mannen van Smit te maken met Viet
namese bootvluchtelingen. Frans
Hoogesteger en zijn collega's hebben
in die tijd in de Chinese Zee 712 men
sen van hun wankele, gevaarlijke
bootjes gehaald.
„Ze voeren op volle zee, soms met ne
gentig mensen erop. Je hield het niet
voor mogelijk. En wat die mensen
hadden meegemaakt. Ze waren ge
plunderd, vrouwen waren vaak ver
kracht. Ik heb dingen gezien die ik nog
altijd niet kan vertellen. Daarpraat je
gewoon nooit meer over. Die mensen
waren totaal uitgewoond, uitge
droogd en uitgehongerd. Ik heb er
nooit over nagedacht hoe het zat met
de schuld. Wie er gelijk had in dat con
flict telde helemaal niet. Je ging doen
wat je kon om die mensen te helpen.
We zetten aan dek geïmproviseerde
tentjes en douchecabines neer en
zorgden voor eten. Op een eiland bij
Maleisië zetten we de vluchtelingen
aan wal. Het zijn dingen die veel in
druk maken, je vergeet ze nooit. En ze
vergeten jou nooit. Eén van de vrou-
ontdekte mij daar.. Ze heeft me heer
lijk gewassen. Zo laten die mensen
blijken dat ze je dankbaar blijven. Als
een koning voelde ik me."
Op zee heeft hij altijd goed verdiend.
Hij hecht daar groot belang aan. Dat
heeft te maken met zij n j eugd„Ik was
de vierde in een gezin met acht kinde
ren. Voor de oorlog was mijn vader op
perman in de bouw, na de oorlog rom
melde hij voor zichzelf. Een beetje
uien verkopen en aardappelen. We
hadden wel te eten en zo, dus echt ar
moede was het niet. Per jaar slachtten
we zelf twee varkens, een hele céré
monie. Dat was cabaret. Maar veel
was het ook niet wat we hadden. We
mes en vork eten; dat deden wij thuis
niet. En ik ben toen voor het eerst naar
de bioscoop geweest, in Antwerpen.
Zo'n mooi reclamelicht stond er op
dat gebouw; dat kende ik helemaal
niet. Ik ben bij die mensen gebleven
tot ik in dienst moest. Stom dat ik dat
gedaan heb. Als ik was blijven varen,
had ik vi'ijstelling gekregen. Maar ik
raakte verliefd op een meisje uit Goes.
Ik besloot daarom aan wal te gaan; zo
kwam ik dus dienst. Na drie weken
was de verkering uit. Van haar kant.
Zo ga je dan het schip in.
Hoogesteger ging varen bij Smit en
bleef dat doen tot begin jaren tachtig.
Toen was zijn zoon Niek drie jaar en
wen die we aan boord namen, is later
in Frankrijk terechtgekomen en daar
is ze getrouwd met een Fransman die
ambassadeur in Nieuw-Zeeland is ge
worden. Daar ben ik nog altijd wel
kom."
Dicht bij huis leverde de hulp aan de
Vietnamezen ook een duurzaam con
tact op. Een wonderlijke speling van
het lot: vijf jaar nadat Hoogesteger in
de Chinese Zee een hele familie aan
boord had gekregen, ontmoette hij die
in zijn Wemeldinge. De Vietnamezen
waren via veel omzwervingen in de
geboorte- en woonplaats van Hooge
steger beland. Ze begonnen daar een
restaurant dat ze inmiddels van de
hand hebben gedaan. Frans: „Toen ik
vorig jaar in het ziekenhuis lag, in
Goes, lag daar ook één van de familie
leden. De vrouw van dat gezin, Tho,
speelden wel, maar je moest als kind
ook veel meewerken. Ik vond het klo
ten. Toen ik na de lagere school een
bakkersopleiding had gedaan in
Goes, kwam ik in aanraking met de
binnenvaart. Het was in de winter van
1963 op 1964, heel koud. De schepen
lagen vastgevroren in het kanaal.
Normaal kwam je daar niet, want het
dorp Wemeldinge en het kanaal, dat
waren verschillende stromingen.
Vanuit het dorp kwam je niet bij het
kanaal; dat mocht niet. In die winter
werkte ik bij een bakker en kwam ik
bezorgen op die binnenschepen. Ze
zaten daar lekker warm aan boord,
met een borreltje en een kop koffie.
Dat leek mij ook wel wat. Ik ben gaan
varen bij een echtpaar dat een schip
voer van de Belgische rederij Plouvier.
Een nieuwe wereld. Ik leerde er met
herkende zijn vader niet meer na een
reis. Een reden om naar huis te komen
Bovendien, de bemanningen werden
internationaal van samenstelling en
de stemming aan boord werd er daar
door niet beter op. Taalproblemen.
Frans werd rijksambtenaar, ging
werken als sluiswachter in Wemeldin
ge. „Wisselende diensten, ook
's nachts, dus dat leverde onregelma
tigheidstoeslag op. Leuke tijd, je
dronk eens een borrel, hoewel dat offi
cieel niet mocht. Met humor kom je
een eind, snap je."
In 1993 werd in Wemeldinge de nieu
we verkeerspost bij het Kanaal door
Zuid-Beveland in gebruik genomen
en Hoogesteger raakte zonder werk.
Hij kon aan de slag als beveiligings
man in de Goese Zeelandhallen,
's nachts. Dat deed hij tot hij vorig
foto Mechteld Jansen
jaar zomer ziek werd. „Ook een leuke
tijd. Je zit op kantoor, rijdt geregeld
op de fiets een rondje door de hallen en
schakelt de politie in als dat nodig is.
Dat werkt uitstekend. Ze hebben nog
eens een man gepakt die stal op een
beurs in de Zeelandhallen. Toen ik
daar wat van zei, werd ik voor 'ouwe
homo' uitgemaakt. Hoe komt iemand
op het idee. Die man heeft een mooie
boete gehad, want ik heb de status van
opsporingsambtenaar en als je die op
zo'n manier toespreekt, ben je straf
baar. Ik heb het daar goed naar mijn
zin gehad. Nee, ik heb niks te klagen.
Ik heb altijd goed geld verdiend, ben
altijd self supporting geweest. Eigen
huis, boot, caravan."
Zijn wereld is nu begrensd, maar hij
blijft er monter onder. „Ik heb veel ge
zien. En ook wel iets geleerd. Wat? Dat
je je beter niet met politiek en met de
kerk kunt bemoeien, daar komt alleen
maar narigheid van. In Chili ben ik
eens achter een optocht met een rode
vlag aangelopen, zomaar voor een
geintje. De bootsman heeft me daar
weggehaald. Levensgevaarlijk was
dat. Politiek geeft alleen maar ellen
de. En in de kerk leren ze je dat er een
hiernamaals is. Er is niks hierna. Ze
willen je in een hokje stoppen. Ik pas
in geen enkel hokje. Mijn vrouw Tan-
ny en ik hebben altijd gedaan waar
wij zin in hadden, ook als de rest van
de wereld dat afkeurde. Je moet hier
bijvoorbeeld niet aankomen met na
turisme; dan ben je een viezerik. Ieder
denkt en doet maar wat hij zelf wil, als
je de ander maar respecteert. Zo zie ik
het. Ik leef tevreden, ondanks die
kwalen van me. Natuurlijk geven die
ongemak. Het ergste is dat eigenlijk
voor Tanny."
A.J. Snel
jkuwenlang was Amsterdam de belang
rijkste haven ter wereld. Na de Tweede
sreldoorlog kwam er de klad in en nam
Verdam het roer over. Maar langzaam
rabbelt de hoofdstad uit het dal omhoog.
Üeaan een haven denkt, ziet volop bedrij-
'|heid voor zich: bewegende kranen, ge
joel van schepen en havenarbeiders. Dat
tfldis verleden tijd. In het 35 vierkante ki
lter grote havengebied van Amsterdam
bi Westpoort heet, werken zestienduizend
snsen, maar je ziet ze niet. Het werk zit
fötopt achter hoge fabrieksmuren. Alleen
•deMercurius- en Sonthaven is de bedrij-
$ieid waarneembaar en valt nog zo'n ty-
•sche havengeur van cacao te ruiken. Een
^miljoen ton cacaobonen wordt hier
olijks gelost, en ruim de helft daarvan
jordt verwerkt in het havengebied.
"'•gaat nu redelijk goed met de Amster-
^fflsehaven. Vorig jaar bereikten de Zee
mens Amsterdam, waartoe ook Zaandam,
Verwijk en IJmuiden behoren, een re-
sdoverslag van zo'n zeventig miljoen ton
isderen. Door die groei klommen de zee
mens op naar de vierde plaats in Noord-
Jfst-Europa. Na Rotterdam, Antwerpen en
ümburg zijn de Zeehavens Amsterdam de
groeiende haven. Op de wereldrang-
ftneemt Amsterdam de zeventiende
':-aatsin.
'-Amooi resultaat na vele jaren van malai-
^pirecteur Hans Gerson van het Gemeen
lijk Havenbedrijf: „Relatief gezien gaat
j-'met Amsterdam beter dan met Rotter-
•^•Daar hebben ze de laatste jaren wat
•■hierover geleund. In Amsterdam gebeu-
juist allerlei nieuwe dingen. We hebben
^passagiersterminal voor cruisesche
pen twee 'all weather terminals' met da-
boven de loskades. Onze kracht is ook
•='veelproducten die hier aankomen indu-
P'eel worden verwerkt, zoals cacao, kolen
«olie."
!'nds de dertiende eeuw is de geschiede
nis van Amsterdam nauw verweven met de
haven. Het begon allemaal aan de monding
van de Amstel, waar zich een dam tussen de
ze rivier en het IJ had gevormd. Dit rak zou
later het Damrak gaan heten en het bleef sa
men met het Rokin lange tijd het drukke
centrum van de Amsterdamse haven. In de
gouden zeventiende eeuw vormde de stad
het machtigste handelscentrum ter wereld.
De komst van de Verenigde Oostindische
Compagnie zorgde niet alleen voor handel,
maar ook voor scheepsbouw. Tot in de ne
gentiende eeuw bleef de positie van Amster
dam onaantastbaar. Toen verdrongen Lon
den en Hamburg de stad. De komst van het
Noordhollands Kanaal moest voor een snel
lere verbinding naar zee zorgen. Maar al 25
jaar later bleek die verbinding ongeschikt
voor de steeds grotere schepen. Pas na het
gereedkomen van het Noordzeekanaal in
1876 kon Amsterdam als havenstad weer
meetellen.
Koloniale handel
Na de Tweede Wereldoorlog begon toch de
neerwaartse spiraal. Met het verlies van Ne-
derlands-Indië verdween ook grotendeels
de koloniale handel. Het karakter van de
haven veranderde van nationale im- en ex-
porthaven in een haven als die van Rotter
dam, waar massagoederen werden overge
slagen en doorgevoerd naar het achterland.
De haven verdween ook uit het zicht van de
Amsterdammers en verplaatste zich steeds
meer richting het westen en de zee.
Toch is het IJ tegenwoordig niet verlaten. In
de zomermaanden is het er de laatste jaren
een komen en gaan van honderden rivier
cruiseschepen. Enorme zeecruisers meren
af bij de hightech cruiseterminal in het oude
Oostelijk Havengebied. Nog een paar jaar
geleden deden ruim honderd zeecruisesche
pen de stad aan. Maar na de 11september
verdween de reislust bij veel Amerikanen.
Daardoor ging de cruiserederij Carnival
failliet en bleef het aantal aangemelde sche
De Amsterdamse Mercuriushaven.
pen dit jaar tot nu toe steken op 67. „Anders
dan Rotterdam heeft Amsterdam haar eco
nomische belangen gespreid", vertelt Ger
son van het Gemeentelijk Havenbedrijf.
„Op de eerste plaats staat de financiële en
zakelijke dienstverlening. Dan volgt Schip
hol en de haven komt pas op de derde
plaats.Toch zijn er genoeg ambities, meent
Gerson. „De schepen worden steeds groter.
Daarom hebben we een tweede grote sluis
bij IJmuiden nodig. Maar Rotterdam wil
graag een tweede Maasvlakte en dan zie je
dat die stad al twee stappen verder is in Den
Haag."
Genoeg ambities. In de jaren zestig werd al
gedroomd van een grote haven bij Ruigoord:
foto Roland de Bruin/GPD
de Af rikahaven. Plet dorp moest worden ge
sloopt. Vijf jaar geleden werd nog letterlijk
slag geleverd voor het in stand houden van
het natuurgebied met daarin het kunste
naarsdorpje. Toen de bulldozers arriveer
den, troffen ze er krakers en kunstenaars
aan. Die hielden een kwart eeuw in Ruig
oord stand. De oliecrisis van de jaren zeven
tig had de ambitieuze plannen op de lange
baan geschoven.
Toen het Havenbedrijf toch wilde graven,
vonden ze een verbeten kunstenaarskolonie
tegenover zich. De bewoners verloren de
strijd. Als compromis bleef het dorp behou
den als cultureel centrum. Nu hebben zo'n
twintig kunstenaars hun atelier in de 'cul
turele vrijhaven Ruigoord'.
En het kan wonderlijk lopen. In een van de
leeg gekomen woningen is nu gepensio
neerd directeur van het Havenbedrijf,
Godfried van den Heuvel (oud-burgemees
ter van Borsele), aan het werk,
Tegenwoordig is hij bestuurslid van de
Stichting Ruigoord. „Ja, ze hebben de dui
vel binnengehaald", grapt hij. „Met onze
stichting proberen we subsidies binnen te
halen om de boel hier weer op te knappen en
broedplaatsen voor kunstenaars te ontwik
kelen."
Tot 2010 denkt Amsterdam nog voldoende
grond te hebben voor het ontwikkelen van
nieuwe havenactiviteiten. Daarna heeft de
havenregio het oog gericht op de Wijker-
meerpolder, tussen Zaanstad en Beverwijk.
Plet is de laatste nog oorspronkelijke polder
langs het Noordzeekanaal. Het gebied hoort
bij de verdedigingsgordel die in de negen
tiende eeuw rond de hoofdstad werd aange
legd. Deze Stelling van Amsterdam telt
ruim veertig forten en staat sinds 1996 op de
Werelderfgoedlijst van Unesco.
De vraag is of Nederland behoefte heeft aan
twee grote havens. Haven-directeur Gerson
vindt van wel. „Klanten willen keuzemoge
lijkheden en geen monopolist. Het is een il
lusie te denken dat je als aanbieder kunt be
palen waar een haven is. Concurrentie is
nodig, dat leidt tot de beste kosten-kwali-
teitsverhouding. En dat beeld van Ajax-
Feijenoord is een illusie. We werken veel sa
men, maar hebben wel bepaalde klanten
waardoor we eikaars concurrent zijn."
Thea van Beek