spoorweg De tranen van Johnny Hoes zijn echt PZC RUDEN RIEMENS zaterdag 8 februari 2003 Johnny Hoes wij dde een leven aan het levenslied. Bij zijn 65-jarig muziek- jubileum draagt hij dan ook met recht de titel 'Koning van de smartlap'. Zijn gitaar is nog steeds binnen handbereik. Een professor letterkunde heeft ooit eens gezegd dat hij het eerste literaire ge dicht nog moet lezen, waarin zo veel zielen- warmte en emoties worden geëtaleerd als in smartlappen en straatliederen. Zelf vind ik Het Moederhart van de Zangeres zonder Naam een van de mooiste liedjes die er ooit zijn gemaakt. Het is eigenlijk een middel eeuwse tekst, die door de Rotterdamse lied jesschrijver Koos Speenhoff is bewerkt: Er was eens een jongen, zo goedig en trouw Die veel van een meisje hield, dat 'm niet wou Ze zei: ga naar huis en breng me terstond Het hart van je moeder en geef 't mijn hond En toen ging die klootzak. De knaap ver moordt z'n moeder, omdat hij verliefd is op die meid. Maar onderweg struikelt hij en het hart van z'n moeder valt op de grond. Dan begint dat hart plotseling te praten: Al snikkend en jammerend vroeg 't 'm wat Heb jij je soms pijn gedaan, enige schat Nou, dan kan ik wel janken. Zoveel moeder liefde als daar uit spreekt. De tranen, waarmee de duizenden liedjes van de koning van de smartlap zijn door drenkt, zijn dus echt. Op het hoofdbureau van het Nederlandstalig lied, het pand van platenmaatschappij Telstar in Weert, is het grootste kantoor nog steeds van de oprich ter zelf. Op de gevel hangen mooie, ouder wets rode neonletters met zijn naam: John ny Hoes. De dagelijkse leiding van de platenmaat schappij en muziekuitgever Benelux Music is nu echter in handen van zoon Adrian. Die nam het weer over van zijn zus Jacqui, die vorig jaar overleed aan kanker. Maar 'papa', 85 inmiddels, komt nog regelmatig op kan toor. „Ik ben bezig met een boek. Ik ben er alleen nog niet uit of het over de smartlap en het levenslied moet gaan, of vooral over me zelf." De klanken en teksten van smartlappen en straatliederen horen sinds Johnny's jeugd in de Rotterdamse havenwijk Katendrecht tot zijn dagelijks leven. „Die liedjes klonken op iedere straathoek", herinnert hij zich. „Van nummers als Aan de muur van het kerkhof, Als ik naar je blinde ogen kijk, Scheiden doet lijden, kon ik toen al verschrikkelijk genieten. In Nederland werden toen net de eerste jukeboxen geïntroduceerd. In café 't Witte Huis heb ik heel wat voor die kast staan zingen." Zijn vader was zeeman en vaak maanden van huis. Moeder Hoes kwam oorspronke lijk uit België; tijdens de Eerste Wereldoor log was zij naar Nederland gevlucht. „Ik kwam dus uit een arbeidersgezin. Thuis hadden we het niet breed. Voor mijn moeder moest ik vaak boodschappen doen. Dat ging op de pof. De kruidenier wist dat we pas konden betalen als mijn vader weer terug was. Het was heel bijzonder dat ik naar de hbs mocht. Dat kon cok alleen, omdat de boeken gratis waren." Covers Ergens in die vooroorlogse jaren begint offi cieel zijn muziekcarrière. In 1998 vierde Johnny zijn 60-jarig jubileum. Dat betekent dat hij nu dus 65 jaar in het vak zit. „Ach, ei genlijk heb ik altijd gezongen, maar dat 65- jarig jubileum moet ik toch maar weer gaan vierenIk schrijf tenslotte nog steeds liedjes. Het laatste heet Speel niet met m'n hart. Dat is bestemd voor een nieuwe zangeres, Har- mina, uit het hoge noorden." In zijn hbs-tijd trad hij op met drie vrienden als de Four Dutch Serenaders. „We zongen covers van de Mills Brothers en de Andrew Sisters. Kees Bruys, de vader van Joke, zat er ook bij. We zongen veel op straat; op de Coolsingel en de Groenehilledijk. Een klein beetje voor het geld, maar vooral omdat je dan reuzensjans had bij de meiden. Door de mobilisatie moest hij in 1939 zijn geliefde Rotterdam verlaten. Hij kwam in het Limburgse Tungelroy terecht, een deel van de gemeente Weert, en werd verliefd op de dochter van de plaatselijke kastelein. „Een piepjong sergeantje was ik. In Rotter dam liepen stukken van meiden rond en ik vond m'n vrouw in een dorpje van achthon derd mensen. Een wereldvrouw, die me ook in moeilijke tijden nooit heeft laten vallen. We waren 47 jaar getrouwd toen ze stierf." Hij bleef in het zuiden van het land hangen Hij zat er ondergedoken tijdens de oorlogs jaren en na de bevrijding was hij er tolk voor de Amerikanen. Ook verzorgde hij er feest Johnny Hoes: „Er kwamen Duitsers bij ons op bezoek, die dachten dat Och was ik maar bij moeder thuis gebleven 't Nederlands volkslied was." foto Stephan Koopmans/GPD avonden voor de helden van overzee. „Voor een van die feestavonden schreef ik mijn eerste eigen nummer. Dat was Cow boy-soldaat, over een jongen uit Texas die in Europa moet gaan vechten. Een doorbraak. Ik kon ook liedjes schrijven! Ik rijd in m'n jeep langs de wegen Maar m'n hart is toch altijd nog daar Ik denk aan m'n paard en m'n lasso, Aan 'n meisje met lieflijk blond haar En 's avonds voordat ik ga slapen dan zie ik haar lieve gezicht 'n Paard hinnikt zacht in de verte En dan lijkt me m'n Texas zo dicht Ik kreeg op een dag een brief van een Belgi sche uitgever, die dat nummer wilde uit brengen. En ik kon er iets mee verdienen. Ik riep tegen m'n vrouw: 'geven ze daar geld voor?' Jaren later kreeg ik regelmatig mijn auteursrechten uitbetaald. We wisten niet wat er gebeurde! Eerst dachten we dat de komma verkeerd stond. Zeker toen die klei ne 45-toeren plaatjes begonnen te lopen, was er geen houden meer aan. De afspeelap paratuur werd goedkoper, dus verkoopaan tallen van honderdduizend waren ineens mogelijk." Twee Jantjes Met Jan Hendriks vormde hij na de oorlog het duo De Twee Jantjes. „Jantje kon goed jodelen, dus schreef ik een hele lange rij cowboy- en jodelliedjes. Lasso Joe, Zwerver langs de prairie, Johnny, laatje jodel nog eens horen. Op het laatst wist ik geen tek sten meer te verzinnen, dus bedacht ik een ander onderwerp: de zeevaart. Mijn vader was immers zeeman geweest." Zeemanshart trok de aandacht van Philips. Zowel De Straatzangers - dat waren Willy Alberti en Max van Praag - als Eddy Chris tian! scoorden er een gouden plaat mee. „Heb je nog meer van die nummers, vroeg Philips aan mij. Ze bedoelden: 'Heb je nog meer van die rommel?' Dat had ik: Op een zeemansgraf staan nooit geen rozen. Oké, die titel klopt niet. 'Nooit geen' is eigenlijk 'altijd', maar zo zeiden we dat nu eenmaal in Rotterdam. En De Straatzangers haalden er weer goud mee." Gedurende twaalf jaar werkte Johnny Hoes als producer, componist, tekstschrijver en talentenscout voor het Phonogram-label van Philips. „Ik kon m'n muziekwinkeltje in tweedehands instrumenten opdoeken. Er was ineens ook belangstelling voor liedjes die eerder waren afgewezen, omdat ze al leen populair zouden zijn in 'het donkere zuiden'. De smokkelaar bijvoorbeeld, geïn spireerd op verhalen uit de oorlog." Hij ivas 'n smokkelaar die diep in de nacht Steeds weer z'n smokkelwaar de grens overbracht klein ivas 't smokkelloon en groot 't gevaar, Zo is 't leven van een smokkelaar' In die Philipstijd deed hij ook zijn belang rijkste ontdekking. „Ik was op zoek naar een nieuwe Limburgse volkszanger en kreeg van een bekende uit Maastricht een bandje opgestuurd. Die zanger was niks, maar het kind dat ook op dat bandje stond, had iets bijzonders. 'Kind?', zei die bekende. 'Dat is m'n nicht en die is 36 jaar'. Omdat zij zo'n onbestemd stemgeluid had, noemde: haar de Zangeres zonder Naam." Vanaf haar tweede single Ach vaderlief werkte ze gestaag aan haar reputatie van koningin van het levenslied. Johnny Hoei bleef lange tijd haar mentor en artistieke der, schreef drie- a vierhonderd liedjes v« haar, totdat de relatie tussen koning en te ningin begin j aren tachtig uitdraaide ops knallende en dramatische ruzie over gele Zijn grootste hit scoorde Johnny in 1961 Och, was ik maar bij moeder thuis geblev was oorspronkelijk een Venloos carnaval? liedje. „In die tijd was Ik sta op wachtvc Joop de Knegt een grote hit. Och, was ik maar moest dus ook een soldatenliedje^ den. Vierhonderdvijftigduizend exemplaren zijn er van verkocht, een record vooreen/ derlandstalige single. Er kwamen in dier Duitsers bij ons op bezoek, die dachten® j het 't Nederlands volkslied was." In 1964 kwam er een einde aan de succes* le Philipsjaren. „Ze schaamden zich voor het repertoire, maar wilden wel de kassa:; ren rinkelen. De artiesten voelden datixi Dus ben ik voor mezelf begonnen. Ik heb i heel wat sneren naar m'n hoofd geslingtfi gekregen, maar feit was wel dat ikinttó jaar meer verdiende dan in twaalf jaarP: t lips." De hoogtijdagen van het Nederlar- talige lied waren dan ook nog lang niet voorbijMet hulp van de piratenzenders!' ronica en Noordzee, die veel nationaals pertoire draaiden, was de Top-10 jarengf vuld met Nederlandse producten van one j anderen Johnny Hoes. Tot diens onwaarschijnlijke megahitsbe- hoorden Huil maar niet, kleine Eva vanh Radi Ensemble en Waarom heb jij me 1$ staan van de Heikrekels. Aan de muren?' zijn ruime kantoor hangen de bewijzen?? 1 een succesvol leven in de muziek: zo'ntss honderd gouden en platina platen. Het levenslied heeft sindsdien enkelektó oplevingen meegemaakt, maar inmiddes halen smartlappen en ook carnavalssct> gers vrijwel nooit meer de hitparade. „Het Nederlands repertoire heeft het®* lijk", verzucht de koning van het genre-, „Aan het tv-progamma Idols hebben TA kinderen meegedaan, maarbijnanien£- zingt Nederlands. Dan is het moeilijkoï5 lent te vinden." Geert Willf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 22