Moeder was nogal zwijgzaam Opa' s brief moest in een boek gevangen worden Pelgrim is levensmoe Blake Morrison 25 Beroemde laatste woorden Timothy Findley Lars Saabye Christensen vrijdag 7 februari 2003 Beroemde laatste woorden, ze worden al sinds het eind van de zeventiende eeuw in boe ken verzameld, maar raakten pas echt goed in zwang in de tweede helft van de negentiende eeuw. Wie vandaag de dag 'fa mous last words' loslaat op zijn zoekmachine op internet, vindt tientallen lijsten. En nu heeft ook de Duitse publicist Werner fold zijn eigen lexicon samen gesteld, dat zojuist in Neder- landse vertaling is verschenen, of ze allemaal echt of verzon nen zijn, is volgens Fuld niet be- langrijk. Het nageslacht wil f eenvoudigweg dat die laatste Woorden hem of haar een beeld verschaffen van de bewuste per soon, Een snelle vergeli j king van Fuld met enkele internetsites levert overigens wel aardige discre panties op. Volgens internet was het Beethoven die als laatste zei: 'Vrienden, applaudisseer, de komedie is afgelopen.' Volgens Fuld was het de Franse schrijver j Rabelais die op zijn sterfbed met een glimlach verklaarde: 'Laat het doek maar vallen, de klucht is ten einde.' Fuld legt Beethoven een heel wat profa ner opmerking in de mond, die daarom des te echter aandoet: een vriend probeerde Beetho- ven met een lepel wat wijn te voeren, omdat de componist zelf geen glas meer kon vasthouden. Toen daarbij nogal wat wijn werd gemorst, fluisterde Beet hoven: 'Zonde, mijn God, wat is dat zonde.' God, de hemel, engelen, licht, het zijn natuurlijk telkens te rugkerende thema's, maar net als in Beethovens geval speelt ook drank een niet te onder schatten rol in de laatste minu ten. De dichter Dylan Thomas stierf in 1953 na een stevig avondje drinken met de woor den: 'Ik heb achttien volle gla zen whisky gedronken; volgens mij een record. Na 39 jaren is het alles wat ik bereikt heb.' De Amerikaanse schrijver Theodo re Dreiser had zich voorgeno men met de kreet 'Shakespeare, ik kom eraante sterven, maar i' toen het in 1945 zo ver was, kwam er iets heel anders uit: 'Eén pils.' Sir Winston Churchill, die in 1965 stierf, vond het maar niks: 'Hetis allemaal zo saai.' De va der van de beroemde Britse spi on Kim Philby, Haxmy St. John Philby, overleed in 1960 al even knorrig: 'God, ik verveel me.' En de acteur sir Arthur John Giel- gud, die in 2000 op 96-jarige leeftijd stierf, had ook wel eens leukere dingen meegemaakt: 'Als dit sterven moet voorstel len, dan vind ik er niet zo veel aan.' Het boek van Werner Fuld, die van al zijn beroemdheden ook steeds een vlot geschreven, kor te schets maakte, is heerlijk anekdotisch, soms tragisch, soms absurd, soms ontroerend, en zal het als cadeautje goed doen. Wie zelf met zijn laatste woorden ook 'onsterfelijk' wil worden, doet er goed aan het verhaal over de Amerikaanse dichter Walt Whitman tot zich te nemen. Hij was jai'en op zoek naar een passende tekst. Maar op het beslissende moment in 1892 wilde deze hem niet te bin nen schieten en zo stierf hij met als laatste'famous word': 'Shit!' Aly Knol Werner Fuld: Lexicon van laatste woorden. Van Alexander de Grote tot Malcolm X- Uitgeverij Bert Bak ker, 202 pag., €17,90. aarom noemde zijn moeder zich Kim terwijl ze Agnes heette? Waarom had ze nooit verteld dat ze uit een gezin met twintig kinderen kwam? Vragen die de Britse schrijver Blake Morrison probeert te beantwoorden in het boek Wat mijn moeder mij nooit verteld heeft, gebaseerd op de oorlogscorrespondentie van zijn ouders. Portret van een vrouw van stille wateren. Hij lijkt opvallend veel op zijn moeder, zoals ze op een oude familiefoto op de omslag van Wat mijn moeder me nooit verteld heeft staat. Het smalle gezicht, de dunne lippen, de af wachtende, mild geamuseerde blik. Leek zijn vader volgens vrienden op filmster Mickey Rooneyzijn moeder op de Fran se actrice Claudette Colbert. „De uiterlijke overeenkomst geeft hun het gevoel dat ze een filmster zijn, al is het maar in hun eigen film", schrijft Blake Morrison (52) in het boek dat be gon als een 'queeste' naar zijn moeder maar ook het verhaal werd van een bijna onmogelijke liefde in oorlogstijd. Moirison, journalist en dichter, verwerkte in 1993 zijn moeiza me liefde voor zijn vader Arthur en diens aftakeling in het boek 'En wanneer zag jij voor het laatst je vader?', waarvoor hij twee Britse litex-aire pi'ijzen kreeg. Zijn moeder, die met zijn vader een huisartsenpraktijk deelde in Yorkshire, was voor Morrison een meer gelijkge stemde ziel. „Ik voel me dichter bij mijn moeder in geest, tempe rament, dus ik mag ook graag horen dat ik fysiek op haar lijk. Zij was de bedachtzame, intro spectieve van de twee. Mijn va der was een man van daden, van een grote mond en grote verha len. En dat ben ik helemaal niet." 'Kim' Morrison stierf in 1997 op tachtigjarige leeftijd. Oud en breekbaar was ze toen haar zoon haar voor het laatst bij le ven zag, 'niet haarzelf' zoals hij schrijft. Maar na haar dood kreeg hij dingen over zijn moe der te horen waardoor hij zich realiseerde dat hij eigenlijk he lemaal niet wist wie ze was ge weest. Ze was opgegroeid in Ier land, maar waar? Waarom had ze broers en zussen verzwegen? Waarom had ze zich omgedoopt van Agnes in Kim? Wat had haar ertoe gebracht het verleden te begraven of af te zweren? Hij dacht dat er geen antwoorden op zijn vragen waren, tot hij zich de brieven herinnerde die zijn vader, plastic boodschappen tassen vol, had bewaard. Liefdesbrieven van zijn ouders uit de Tweede Wex-eldoorlog. „Als kind zag ik haar alleen als moeder. Toen ik opgroeide wist ik natuurlijk wel dat ze ook een leven buitenshuis had, als arts, maar pas toen ik die brieven las kreeg ik inzicht in wat ze alle maal gedaan had", vertelt Mor rison. Zijn moeder, toen nog Ag nes O'Shea, maakte tijdens de oorlog carrière in Britse zieken huizen terwijl zijn vader zijn dagen in lijdzaamheid sleet als legerarts op posten in Finland en de Azoren. „Ik had altijd ge dacht dat de mannen het zware werk hadden opgeknapt tijdens de oorlog en de vrouwen thuis- zaten. Maar de werkelijkheid was dat mijn vader niets zat te doen in de RAF en dat mijn moe der zich kapot werkte." Het eerste half jaar na zijn moe ders dood bleven de bi'ieven on gelezen, al had Moirison ze bij het leegruimen van het ouder lijk huis mee naar Londen geno men. Hij voelde zich heilig schenner en moest zich moed inpraten. Een boek over zijn moeder was aanvankelijk ook niet zijn bedoeling. „Ik kon na tuurlijk niet nóg een keer schrij ven over het verdriet van een kind dat een ouder heeft verlo ren - schrijven als therapie. Ik zag mezelf ook niet zo nodig als de familiebiograafMaar ik wil de wel meer over haar te weten komen, over haar verleden. Ze was een raadsel voor me. Het le zen van de brieven was een troost, ze wekten haar weer tot leven. En ze gaven me dit ver haal Het verhaal van twee men sen die verliefd op elkaar wer den, maar niet konden trouwen omdat ze van velschillend ge loof waren. Een liefdesverhaal en een drama. Waarvan ik ge- lukkig wist dat het goed zou af lopen." Hij was tegelijk opgewonden en ontroerd. „Mijn ouders, ver liefd! Toen ik hun romance las, voelde ik me op de een of andere manier heel erg verantwoorde lijk voor ze. Zij waren nog zo jong, en ik tegen de vijftig. De i'ollen waren omgedraaid. En ik vond het bijna sneu voor ze dat ze niet wisten, niet kónden we ten, wat er zou gebeuren." De i'elatie had een prijs. Moiri son kende zijn moeder als een zwijgzame, zichzelf wegcijfe rende vrouw. Stille wateren, diepe gronden, zoals vriendin nen haar kenschetsten. Ze bleek nog meer kameleon dan hij voor mogelijk had gehouden. Niet al leen schudde zij haar Ierse af komst af, omdat daar destijds de smet op lag van boerennaïviteit, van armoede en wapensmokkel. Ook verborg zijmet het gebeds boekje uit haar jeugd in Killar- neyïxaar katholicisme om met de anglicaan Arthur Moirison te kunnen trouwen. Zwaar wordt ze in de correspondentie door haar geliefde onder di'uk gezet, altijd zwicht ze voor zijn waar heden. Het te Iere en te katho liek klinkende Agnes verruilt ze al na drie maanden voor een naam van Arthurs keuze, 'Gen- nie', expei'imenteert hij in de brieven, 'Sherry', 'Bobby', 'Bil ly', 'Kim'. Als Kim Morrison kampte ze met migraine en depressies. „In haar jongere jaren was er al een patroon van neerslachtigheid. Maar ik denk dat de depressies versterkt zijn door haar overga ve, dat ze zich machteloos voel de en in de val omdat mijn vader niet wilde wijken en geen ka tholiek huwelijk wilde. Ge kweld ook, in de gedachte dat ze mogelijk het verkeerde had ge daan door haar geloofsbezwa ren aan de kant te zetten." Mor rison voelt met terugwerkende kracht medelijden met zijn moeder in tweestrijd. „Maar als ze hier nu zou zitten, zou ze kwaad zijn dat ik dat vertel. Dan zou ze zeggen: 'Ik heb toch een goed leven gehad? Ik heb twee kinderen gekregen en ben getrouwd met de man van wie ik hield'." Een boek wijden aan een vrouw die zo doelbewust haar eigen identiteit had weggevlakt. er kent Moirison, daar schuilt een zekei'e tegenstrijdigheid in. „Ik denk dat veel mensen van haar genei-atie hetzelfde gedaan heb ben, zichzelf in zekere zin op nieuw hebben uitgevonden, een andere naam aannamen, hun dialect inslikten om te worden opgenomen in een andere cul- tuui'. Ieren, joden ook. Vrouwen in het algemeen moesten veel meer opgeven en compromissen sluiten. Wat ik doe is het verhaal vertellen waarvan ik, terugkij kend, vind dat mijn moeder het niet had hoeven verzwijgen." De geslotenheid van zijn moe der was een natuurlijke reactie op het dominante karakter van zijn vader, de ogenschijnlijk zo joviale dorpsdokter. „Hij had thuis de teugels in handen. Ter wijl wij, mijn moeder, zusje en ik, ineen hoekje wegkropen. Wij werden de stille muizen." Het enige wat zijn moeder niet voor Arthur Morrison opgaf, was haar werk, al moest ze wel haar ziekenhuizen en operaties vaar wel zeggen. „Ze twijfelde of ze wel met hem in de huisartsen praktijk wilde, maar tegen mijn vader ingaan was onmogelijk. Met een muur valt niet te pra ten. Ik denk ook dat hij jaloers was op haar carrière tijdens de oorlog, in zijn optiek zou ze nooit zulke kansen hebben ge kregen als de mannen niet alle maal aan het vechten waren geweest. Zijn reactie in zijn brieven had altijd een bij smaak, zo van: 'Goed gedaan, maak er maar het beste van jij bofkont die dit niet verdient'." Morrison vermoedt dat zijn moeder uiteindelijk wel vrede zou hebben gehad met het boek. Wat mijn moeder me nooit ver teld heeft is niet wereldschok kend, het is geen boek van grootse onthullingen. Maar dat maakt de brieven er niet minder speciaal op. Ze geven een tijds beeld, ik denk dat ze dat wel be grepen zou hebben." Hij heeft zijn moeder er beter door leren kennen, zegt Moirison, maar desondanks weet ze hem ook nog steeds te ontglippen. „Ik heb niet ieder geheim kunnen ontrafelen. Ik voel me er niet ge frustreerd over, het is goed dat ik niet alles weet. De dichter in mij vindt dat er altijd een beetje mysterie moet overblijven." Marjolijn de Cocq Blake Morrison: Wat mijn moeder me nooit verteld heeft - Nijgh Van Ditmar, 440 pag., 19,95 De beroemde psychiater Carl Gustav Jung als hulpeloze geneesheer van een onstuitbare zelfmoordenaar die keer op keer faalt? Het is het intrigerende on derwerp van de laatste roman van de Canadese schrijver Ti mothy Findley, die zelf overleed in juli 2002. Het boek speelt zich af in 1912 en heeft helemaal het tempo van die tijd. In de proloog hangt een beroemde kunsthistoricus, de heer Pelgrim, zich op in zijn tuin in Londen. Het is zijn zoveelste zelfmoordpoging. Zijn trouwe butler Foi'ster vindt hem uren later, snijdt hem los, drukt zijn ogen dicht en legt hem binnen. Eei-st een, en daarna nog een tweede arts vei'klaaxt hem dood. Maar tot iedex-s stomme verbijs tering begint de man uren later opnieuw te ademen - het is hem weer niet gelukt. Dan ontspint zich een intrige rend verhaal, waarin het bittere lot van de geleerde heer Pelgrim samenvloeit met de opkomst van de andersdenkende psychi ater C.G. Jung, die in dezelfde tijd zijn gelukkige huwelijksle ven hopeloos ten onder doet gaan. Door toedoen van zijn be hulpzame vriendin Lady Sybil Quaitex-maine wordt Pelgrim opgenomen in de psychiatrische kliniek Burgholzli in Zürich, anno 1912, waar de dan nog niet geheel van zijn leermeester Freud vervreemde Jung zich probeert staande te houden te gen andersdenkende heelmees ters. In de roman Pelgrim is het de patiënt Pelgrim die de definitie ve bx-euk tussen Jung en Freud bewei'kstelligt - maar dat is voer voor psychologen. In deze ro man spelen psychiatrische in zichten een rol, maar vooral ook kunsthistorische elementen, en plat-spannende. Pelgrim is le vensmoe, omdat hij al eeuwen mee gaat. Vermoedelijk ver dwaasd door zijn werk meent hij al tal van eerdere levens te hebben geleid die voor de wes- tei-se kunst van eminent belang zijn geweest. Hij was bijvoor beeld al bij de Trojaanse oorlog, stond model voor het schilderij La Cioconda ofwel de wereldbe roemde Mona Lisa, leed ai'moe- de als schaapherder in Ierland en was de maker van het aller mooiste glas-in-loodraam in de kathedraal van Chartres De lezer krijgt Pelgrims ge dachten te lezen door terzijdes en cursief gedrukte zinnen. 'Herr Doktor Dummkopf' C.G. Jung moet er maar naar raden, en dat blijkt haast ondoenlijk. Jungs vrouw Emma, die hij be geert maar tevens hevig on trouw is, raadt bij het lezen van Pelgrims dagboeken beter diens beweegredenen dan de beroem- de psychiater, maar dat zal nie mand helpen. Ondertussen wordt de patiënt Pelgrim, hoe intelligent en welbespx-aakt ook, geen zich psychologisch ontwikkelende figuui'. Hij wil dood, en dat is alles. Ook zijn medepatiënten interesseren hem niet - de Russische gravin die denkt dat ze op de maan leeft, de Hondenman die aan een riem uitgelaten wil worden, de man die beweert zijn kinderen opgegeten te hebben, de man die zandkoi'rels telt: 'neuntausend- zweiundfünfzig, neuntausend- dx-eiundfünfzig...' Het tempo van de roman Pel grim doet af en toe denken aan dat van Thomas Manns 'Tover- berg'. Maar Pelgrim doet vooral een beroep op de - ruimschoots uitgelegde - kunsthistox-ische kennis van de lezer, en op het ge loof in de niet te breidelen ki'acht van de fantasie - noem het desnoods klankzinnigheid. Met deze elementen speelde Ti mothy Findley een onderhou dend en ingenieus literair spel, dat de lezer terdege uitdaagt. Margot Engelen Timothy Findley: Pelgrim. Vert. Pleuke Boyce. Uiig. De Geus, 544 blz., geb. €29,90. Timothy Findley Twintig jaar geleden al had Lars Saabye Christensen (Oslo, 1953) het idee om een veelomvattende roman te schrijven. „Ik wist waar ik heenging, maar hoe er te ko men, wist ik niet. Ik was te jong en te onerva ren. Ik moest groeien, ik moest volwassen worden, ik moest leren. Tien jaar geleden, nadat ik x-omans, verhalen, liedteksten en poëzie had geschreven, heb ik het weer op gepakt. Vervolgens heb ik er acht jaar aan gewerkt. Een schrijver moet graag eenzaam zijn," Het resultaat van acht jaar werken mag er in alle opzichten zijn. De halfbroer is een prachtige roman van liefst 640 dichtbe drukte bladzijden. Een boek dat de stelling hoe dikker hoe beter' nou eens onder streept. In Saabye Christensens vaderland is de roman een ongekend succes. Meer dan 250.000 exemplai'en werden ervan ver kocht, hetgeen betekent dat het boek in een op de vier Noorse huishoudens te vinden is. De Nederlandse vertaling is de eerste buiten Scandinavië. „Omdat ik al zo lang met het idee voor een grote roman rondliep, moest ik extra voor zichtig zijn. Dit was mijn verhaal, niet in autobiografische betekenis, maar dit was het verhaal dat ik ooit zou opschrijven. Dan ga je het koesteren, dan spring je er voor zichtig mee om." De logische vraag is wat hij dan precies al die jaren in zijn hoofd had? Had Saabye pensen het hele verhaal klaar, van a tot z. „Nee, alleen de karakters. De pei'sonages Lars Saabye Christensen foto Roland de Bruin en hun universum. Ik had een skelet. Ik moest het vlees en het bloed eraan hangen. Dit boek is een combinatie van planning en improvisatie, van brein en inspiratie, van hoofd en hart.Centrum van dat universum is Oslo. „Ik ben een lokale schrijver. Ik zal altijd schrijven vanuit wat ik ken: de straten en gebouwen waar ik ben opgegroeid." In Oslo wordt, op de dag van de bevrijding in 1945, op de gemeenschappelijke zolder van een flat temidden van wapperend wasgoed en wegkijkende duiven een jonge vrouw verkracht. Ze raakt daarbij zwanger. Van de onbekende vader van haar eerste zoon Fred weet ze feitelijk alleen dat hij negen vingers hadVijf jaar later krijgt ze nog een zoon, en ze noemen hem Barnum, naar het bekende Amei'ikaanse circus. De halfbroei's groeien samen op, maar op een dag verdwijnt Fred, die bokser geworden is. Barnum wordt sce narioschrijver. Jaren later, aan de boemel op het filmfestival in Berlijn, krijgt Barnum te horen dat Fred plotseling is teniggekeerd. De geschiedenis van hun jeugd, de raadse len rond de negenvingerige vader, het leven temidden van de vrouwen in de periode na de oorlog - Saabye Christensen heeft er een onvergetelijke roman overgeschreven. „Het is moeilijk om aan te geven wat nou precies twintig jaar geleden de lont in brand zette, waar de vonk vandaan kwam. Twee zaken zijn toch wel van cruciaal belang ge weest. In de eerste plaats een persoonlijke herinnering aan de zolder van mijn gi'oot- ouders. Ze hadden zo'n zolder waar in het boek de verkrachting plaatsvindt. In Noor wegen hebben we van die grote, gemeen schappelijke zolderruimtes waar iedereen in de flat zijn was te drogen kan hangen. Voor een kind, zoals ik vroeger, was dat een plek die angst inboezemde, maar ook een grote aantrekkingskracht had. En er zaten ook altijd duiven, of er lag een dode vogel in een hoekje. De zolder was leeg, maar zat vol verhalen." „In de tweede plaats was er de brief van mijn grootvader van vaders kant. Hij voer ooit van Kopenhagen naar Groenland en schreef over die reis een brief naar huis. Va der las 'm vooi'. Ik moet die brief duizend maal gelezen hebben. Zo spi'ookjesachtxg, zo poëtisch. Ik heb altijd gezocht naar een verhaal waar ik die brief in kon verwerken. Uitei'aard heb ik er in het boek geen woord in vex-anderd. Als je mij zou vragen waarom ik schrijver geworden ben, dan zou ik ant- wooi'den: door deze brief." In de Nederlandse editie vinden we de brief op bladzijde 334. Weliswaar cursief, maar toch verwerkt in de tekst van de roman. En dat is stilistisch toch al zo opvallend aan De halfbroer: Saabye Christensen schrijft lan ge lappen verhaal aan elkaar. Nauwelijks alinea's. De tekst vloeit maar dooi: Ook bij de dialogen. Anders dan je zou vermoeden, komt dit de leesbaarheid juist ten goede. „Ik wilde dat de zinnen ritme hadden. Dat is mijn manier van vertellen: één golf, één adem, één ononderbroken stroom. Ik ge bruik wel alinea's, maar niet altijd waar je ze zou verwachten. Daar komt bij dat het boek anders wel duizend pagina's was ge weest, al speelde dat natuurlijk geen rol. Wezenlijk is dat ik het boek een bepaalde flow mee wilde geven." Hij was blij en tevreden toen het werk er na acht jaar opzat. Hij had opa's brief eer aan gedaan, zegt hij„Maar de laatste punt zette ik toch met een mix van blijheid en leegte. Je diepste gevoel zit in je schrijven. Het leven dat na het schrijven komt, heeft niet die in tensiteit. Schrijven is extra intens leven. Als ik creëer ben ik op m'n best, als ik beeld spraken bedenk en de zinnen laat vloeien, voel ik me het gelukkigst." Dus schrijft hij inmiddels weer. „Ik had dit boek al twee jaar geleden klaar", zegt hij, bijna verontschuldigend. „Nu komen er korte romans. Over twintig jaar komt er weer een van dit formaat. Ik ben er nog niet klaar voor. Niet dat ik er naar toe werk. Ik vind alles even belangrijk: gedichten, ro mans, verhalen, songteksten." Saabye Christensen is naast schi'ijver ook lid van een in Noorwegen uiterst populaire popband genaamd Utflukt, waarvoor hij de teksten schrijft. Hij declameert ze. „Ik kan niet zingen namelijk." Hij noemt zich een 'elektrisch dichter'. 'Poëtisch rapper' mag ook. „Ik heb altijd gedroomd in een pop band te spelen. Die droom is uitgekomen. Tussendoor schrijf ik een paar romans." Rock-'n-roll en literatuur, in het bijzonder de Noorse schrijver Knut Hamsun, zijn zijn twee belangi-ijkste inspiratiebronnen In De halfbroer gooit een oude vrouw na de bevrij ding de romans van Hamsun in de kachel, nadat de grootste schrijver uit de gesch iede- nis van Nooiwegen een bewonderend in me- moriam over Adolf Hitler had gepubliceerd „Veel mensen gooiden Hamsuns boeken in de kachelmaar tien jaar na de oorlog werd hij volop herdrukt en gelezen." Saabye Christensen noemt zichzelf 'ver slaafd aan zijn taal en zijn romans'. Hams uns bekendste roman 'Honger' duikt her haaldelijk in het boek op. „Iedereen in Noorwegen houdt van zijn boeken maar haat zijn politieke keuzes. Hij was een ge weldige schrijver, maar een vreselijke den ker. We moeten er maar mee leven. Op het huis in Kopenhagen waar hij 'Honger' schreef, hangt een plaquette. Ook in Parijs is dat ergens het geval. In Noorwegen ner gens. 'Honger' is de eerste moderne roman van Noorwegen. Het is, net als de straten en gebouwen van mijn jeugd, een onderdeel van mijn ervaringen en leven. Ik kan dat boek niet ont-lezen, als je begrijpt wat ik bedoel." Theo Hakkert Lars Saabye Christensen: De halfbroer. Roman - Vertaling: Paula Stevens. Uitgeverij De Geus, 640 blz.. €32,50 (geb., leeslint). foto Roland de Bruin/GPD Blake Morrison: „Wat ik doe is het verhaal vertellen waarvan ik, terugkijkend, vind dat mijn moeder het niet had hoeven verzwijgen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 33