boot
Alles moest via die
Ter Laon, nooit
nii van g'öóren
Milieuvriendelijke
pot niet altijd beter dan plastic
OjP Fóze*
J
dinsdag 4 februari 2003
Sinds mensenheugenis is de zuidwestelijke Delta een
land van overkanten. Als mensen zich verplaatsen ko
men ze altijd water tegen. Brede en smalle stromen vor
men barrières, die alleen per boot geslecht kunnen wor
den. Dat gebeurt ook eeuwenlang. Op tal van plaatsen
in Zeeland zijn de veren heel lang de enige verbinding
tussen de eilanden. Het is ongetwijfeld de oudste vorm
van openbaar vervoer. Na 137 jaar verdwijnen de laatste
4?'
geregelde veerdiensten op de Westerschelde, door de op
heffing van de Provinciale Stoombootdiensten in Zee
land (PSD). Vandaag in de serie over (verdwenen) veer
diensten: Wolphaartsdijk-Kortgene.
De Kortgeense harmonie
EMM speelde de treur
mars van Chopin. Commis
saris van de koningin De
Casembroot en gedeputeer
de Van Poelje streken de
scheepsvlag van het ms
Noord-Beveland. Op 1 okto
ber 1960 volbracht de veer
boot de laatste reis op het
veer Wolphaartsdijk-Kort
gene. Een bijna vijf eeuwen
bestaande veerdienst, de be
langrijkste verbinding voor
de Noord-Bevelanders, werd
door de komst van de Zand-
kreekdam opgeheven. Het
veerrecht bestond al in 1478.
Meer dan tweehonderd jaar
was de familie Schippers
pachter. Het veer Kortgene-
Wolphaartsdijk was eigen
dom van de ambachtsheren
van Kortgene, dat van de an
dere kant behoorde aan de
heerlijkheid Wolphaarts-
dijk.
„Afmeren en de auto's erop
stouwen", omschrijft Filius
kernachtig zijn taak. „De boten
waren zijladers en je moest veel
manoeuvreren en aanwijzingen
geven. De auto's moestenzo kort
mogelijk op elkaar komen te
staan. Het gebeurde wel dat je
met z'n allen een auto optilde en
die een stukje verder zette. We
hebben wat getobd met de aan
hangers, dat was soms onmen
selijk. Die moesten we loskop
pelen van de vrachtauto en op
een ander plekje duwen."
En dat alles voor het overbrug
gen van een kippeneindje: de
Zandkreek was tussen Kortge
ne en Wolphaartsdijk maar een
paar honderd meter breed. „Je
zou er bijna overheen kunnen
plassen, Slootje springen,
noemde ik het", zegt Filius.
„Het was ook maar 'n paar mi
nuten varen." Volgens hem was
het een rustig watertje, ook bij
stormweer voeren de boten
meestal door. Bij springtij wil
den de vaste veersteigers wel
eens onder water lopen en dan
konden de passagiers en auto's
niet aan boord komen. En Ko Fi
lius heeft meegemaakt dat er
door ijsvorming niet gevaren
kon worden.
„Je wist precies wat er omging,
wat er gebeurde", herinnert hij
zich. „Je kende heel Noord-Be
veland. Alles moest via de boot.
Als er iemand ziek was en naar
het ziekenhuis moest, dan wist
je dat. Als er iemand verhuisde
of op het eiland kwam wonen,
dan wist je dat. Dat ging bijna
ongemerkt. Die boot was het
mooiste wat er was." Thuisbasis
was altijd Kortgene. Daar
moest een boot beschikbaar
zijn, want het kwam 's nachts re
gelmatig voor dat een extra
overtocht gemaakt moest wor
den. Als hij dienst had, sliep Fi
lius meestal aan boord.
Het veerrecht werd eerst door
beurtschippers uitgeoefend,
heel lang met simpele roeiboten.
In 1819 kwam een nieuw pont-
veer in de vaart, waarmee ook
rijtuigen overgezet konden
wordenIn 18 3 6 werd in Kortge
ne de nog altijd bestaande veer-
dam (pontendam genaamd)
aangelegd, met pas in 1871 een
houten wachthuis erbij
(afkomstig van het opgeheven
Sloe veer), zes jaar later gevolgd
door een stenen veerhuis (nu ho
recagelegenheid). Paarden en
koeien werden tot omstreeks
1900 slepend naar de overkant
gebracht, dat wil zeggen: zwem
mend, onder begeleiding van de
veerman in zijn (roei)boot.
Daarna werd voor veevervoer
een hoogaars ingezet.
In Wolphaartsdijk deed aan
vankelijk een boerderij achter
de zeedijk dienst als veerhuis; in
1850 werd er een nieuw veerhuis
gebouwd (nu ook horeca). Vanaf
1913 namen de Provinciale
Stoombootdiensten in Zeeland
het heft in handen. Met de veer
schippers werd een contract ge
sloten. In 1914 ging het eerste
motorbootje varen (de Juliana),
in 1919 gevolgd door de grotere
Zuidvliet, waarop ook auto's
meekonden. Die werd al in 1926
vervangen door de Zandkreek,
wat een aanzienlijke vergroting
van de veercapaciteit oplever
de. Het schip werd in 1947 ver
lengd.
In 1952 kwam er weer een grote
re boot bij, de Noord-Beveland,
die tot aan de opheffing dienst
deed. In de laatste jaren, met
toenemend vervoersaanbod,
was er een halfuursdienst.
Daarvoor werd een hulpveer
boot ingezet, de Zeeland. In de
loop van de jaren werden regel
matig verbeteringen aange
bracht aan de aanleginrichtin-
gen. Er kwamen grotere
plateaus, om te kunnen keren
met bussen. Met de komst van
de Noord-Beveland werden sta
len beweegbare aanlegbruggen
gemaakt. Het laatste jaar gin
gen bijna een half miljoen pas
sagiers en ruim 116.000 auto's
over (tot 1 oktober).
Het veer behoort tot de jeugd
herinneringen van Goesenaar
Martin Zuijdweg. „Voormij was
de veerboot de Zandkreek. Op
die brug mocht ik als jongen kij
ken, want een van de kapiteins
was Jaap van de Voorde, een
neef van mijn vader. De andere
kapitein was Piet Schippers uit
Kortgene, die naast dat werk
ook rijexaminator en leider van
de drumband was. Het was voor
de passagiers altijd duidelijk
wie er aan het roer stond. Jaap
van de Voorde kwam keurig
langszij de steiger, Piet Schip
pers knalde er meestal nogal
stevig tegen aan."
Ko Filius, die in de ploeg van
Schippers zat, beaamt dat la
chend. Maar tot ongelukken
leidde dat niet, voegt hij er aan
toe. Zuijdweg weet nog dat de
matrozen uiterst bekwaam wa
ren in het op de goede plek lood
sen van auto's. Hij meent dat de
hulpveerboot, een verbouwd
binnenschip, er in 1957 bij is ge
komen. „Die werd door het ge
luid dat de motor maakte door
iedereen de Spoetnik genoemd,
naar de eerste Russische satel
liet."
Rinus Antonisse
De oudere Noord-Bevelan
ders kennen hem niet zo
zeer als Ko Filius, maar als Ko
van 't böötje. In 1946 stapte hij
als matroos aan boord van de
Zandkreek, de veerboot van de
Provinciale Stoombootdiensten
tussen Kortgene en Wolphaarts
dijk. Filius (bijna 80) stond er
veertien jaar later bij toen de
vlag van de Noord-Beveland
werd gestreken. Voor hem het
einde van een tijd op wat hij
noemt een 'erg gezellige' veer
dienst. Hij werd cafébaas en
pensionhouder in Geersdijk en
bouwde als kraanmachinist
mee aan de Zeelandbrug.
De veerboot Noord-Beveland (een zijlader) in 1952.
foto's collectie Hans Lindenbergh
Ter Laon? Nóóit nie van g'öó
ren joengen. Binne hie nie
abuus mee Van Daole, die 'ei wel
'n woordenboek gemaokt. En
met zijn ene hand zwaait hij in
de richting van het borstbeeld
van Johan Hendrik van Dale op
het plein bij de kade.
We hadden het al aan meerdere
mensen in Sluis gevraagd, maar
niemand herinnert zich de naam
van Kornelis ter Laan. Daar
voor heeft hij waarschijn te kort
in Sluis gewoond. In 1895 kwam
hij hier om hoofd van de school
te worden. Een paar jaar hield
hij het maar uit. Hij wou salaris
verhoging en dat zat er niet in,
dus solliciteerde hij naar Delft.
Samen met zijn broer Jan zat hij
later in de Tweede Kamer voor
de SDAP en tegelijkertijd zat
Ter Laan ook nog in de gemeen
teraad van Den Haag. Het was
soms rennen van de ene naar de
andere vergadering. Ter Laan
werd de eerste so
cialistische bur
gemeester in Ne
derland en wel
van Zaanstad. En
al die tijd was hij
bezig met het sa
menstellen van
het Gronings
woordenboek en
de encyclopedie
van de provincie
Groningen.
Toen Ter Laan in Sluis kwam
wonen was hij pas getrouwd
met Ida Groen. Hun huis stond
in de Hoogstraat bij de school
(nu het Zoute Vestje). Ter Laans
zuster Regien en broer Jan
woonden bij hen in. Ter Laan
gaf hen beiden thuis les zodat zij
later ook voor de klas konden.
Dat is niet gelukt. Broer Jan
werd kommies en zus Regien
werd verpleegster en later di
rectrice van het ziekenhuis
Bronbeek bij Arnhem. Het oud
ste kind van Ter Laan en Ida
heette Remko; hij is maar 28
jaar geworden.
Gronings dialect
Op oudere leeftijdbeschrijftTer
Laan een avond in Sluis. In het
Gronings dialect. Maoraje 't 'n
bitje zachtjes leest, moet dat
ommerst gêên beletsel ziin ee,
zegt onze man, als ik hem een vel
papier met een verhaal van Ter
Laan daarop geef. Vol goede
moed begint hij te lezen en ik
luister met hem mee.
Doar zatten wie weer aan de
oettrokken toavel; de aigenste
dij nog op beun staait, al is 't wel
laank leden.
't Was op n 22sten November
1896, 's oavens zeuvenuur. 't
Haile troepke was der, op Jan
noa, dij was net even vander-
veuren kommies worden.
Moar aans apmoal, behaalven
Regien din; dij was in keuken
aan gaang veur de sokkeloa. Dat
was nog echte sokkeloa in dij
tied, van vairkaande koukjes,
maark AAA, oet Middelburg; 't
alderbeste wat ter was. Dat wör
din krummeld en in n grode ie-
zern pot legd en doar melk bo
ven op en din moar koken, 't
Mag wel na.it zo in 't kookbouk
stoan, moar 't heurt ter zo in te
stoan. Aans deugt 'tnait. Wiero
ken 't al deur hoes hin, al zatten
wie ook in veurkoamer mit deur
dicht. Zok echte sokkeloa rokt
overaal deur. Is dernait meer te
kriegen. Poeier sokkeloa is dou
opkomen. Niks iveerd.
Nou wie wazzen der din weer
apmoal: Pieter Gruin en Sjeffie
Lobel, dij ivas goud wakker dij
oavend. En Merietje Bakker mit
heurfiene neus en dij snoof nog
es weer en dij zee: 'Ik leuf, dat
wie ook nog euliekouken krie
gen.'
En din Gerard en Bart Zonne-
ville oet Aardenburg, twij dikke
jonges, dij ook wel wat lusten.
En Aloies de Paauw oet Oost
burg. Moar ze woonden apmoal
in Sluus dou, omdat 't aal doa-
gen les ivas, aal oavens zeuven
uur, 't haile joar deur. Allain van
■^KT\
oavend... ja, wie begunden ook
om zeuven uur.
'Beguntmoar', haar Moeder
zegd; 'din kin wie ales rusteg
kloar moaken.'
En dou in ains gong deur open
en Merietje haar wel liek had.
Zai leeft nog, woont nou weer in
Sluus aan de Maart, op 'tstee
van 't olderliek hoes; zai kin 't
getugen; ze zei 't nog best wai-
ten. Doar kwam Regien aan mit
de pot vol euliekouken en Moe
der mit de pot vol sokkeloa. En
dou ivas 't zingen van de glorioa.
Vot mit bouken en pampieren!
Kopkes en schuddeltjes op toa
vel en mezzen en vorken en Moe
der op 't inne van toavel in de
kroakstoul, dij al in horn ston,
mit linten versierd. Mit n groot
nummer der op: 23 Mit n groot
woord ter op: MONDEG.
Ja, dat was zo. Doudestieds was
men eerst mit 23 joar mondeg.
En 't was 'n lewaai as n oordail,
dat lutje Remko
in de waig, dij
wör der wakker
van. Moar dij trok
zok ter wieder
niks van aan; dij
het aaltied ales in
zien leven aanno-
men, net as 't
kwam.
En wie haren ap
moal wat veur
Moeder; en ze was der bliede
mit. Zai was toch ook nog zo
jonk mit in de rieg.
Moar nou was ze din mondeg en
nou mos ze verstandeg worden,
zeden wie. Moar eerst de kopkes
vol. Wat was dat weer lekker.
En Aloies huil n pampier veurn-
dag mitnfïlozofisch gedicht
over mondeghaid. Hai was ook
n filozoof; het nog n gedichten
bundel oetgeven, dat haitte Tak-
kebozzen, en hai is loater ook
gek worden, dij stumper. Moar
dou was e de eerste toch. Ie kon-
nen 't wel nait begriepen, moar
hai mainde 't toch best.
En zo dee ieder wat. En ze gon-
gen nait eerder vot of sokkeloa
mos op wezen. Moeder wol nog
wat overhollen veur aanderdo-
ags. Moar ie kinnen nooit be
griepen, houveul sokkeloa dat
men op kin. Moar ook, dou 't op
was, haar ieder genog had en
Aloies zee: 'Genog is meer as
veul.'
Moar wie haren aalbaaident
had: genog en veul, zee Sjeffie;
hai haar in zien haile levent nog
nooit zo lekker zat west.
En dou sluïg de klok twaalven.
Dou ston de mondegejoarege op
en zee: "Nou zei ikjoe teunen,
dat ik mondeg en boas bin. Vot
noar hoes! 't Is mie nou loat ge-
nop...'
Ja, dou mozzen wie wel. En doar
gongen ze! Wie stonnen ze noa te
kieken in ons grode veurdeur.
Dij was zo wied, dat ter kon n
peerdewoagen deur. 't Hoes was
nog oet de tied van Karei de
Stoute.
De grond ivas haard bevroren.
En doar kletterden ze hin. De
jonges van Zonneville haren
klompen aan. In de stille nacht
dalderde dat deur de
Hoogstroat. Wie heurden 'tnoa.
Moeder ston bie mie in deur en
keek aal dij jeugd noa.
'Was 't goud?', zee ik.
'Hail mooi', zee ze. Wie wazzen
bliede mit nkander.
'Hou zei 't ankom joar wezen?'
'Nooit gain zorg in 't veuren.
't Mag n goud joar worden.'
Is 't ook worden.
Hij stopt met lezen. Da's daorom
'n gladde kérel gewist. Den die-
jen 'ei 't veder geschopt as ikke.
Hij kijkt over het water van de
stille Sluisse Vaart. Ter Laon,
zegt hij nog eens, nóóit nii van
g'öóren. Oe is 't mogelijk ee?
Rinus Willemsen
Met dank aan dr. Siemon Reker,
streektaalconsulent voor Gro
ningen.
De Bierkreek tussen IJ-
zendijke en Schoondijke
is de eerste biologische ro
zenkwekerij van Neder
land. Wat begon als een
hobby van vier vrienden,
is drie jaar later een pro
fessionele kwekerij, waar
idealisme en dadendrang
gelijk op gaan met zake
lijk inzicht en behoefte
aan perfectie. Wat blijft is
het deeltijd-ondernemer
schap. Want Geertje van
der Krogt, Eric de Millia-
no, Marianne Lundahl en
Hans van Hage hebben er
allevier een baan bij.
Vorige week liep Hans in deze
rubriek leeg over milieu
vriendelijke potgrond. Wat is
nou eigenlijk milieuvriendelijk,
vroeg hij zich af. Veen in landen
als Litouwen en Estland opgra
ven ten behoeve van biologische
potgrond, is dat nou wel in de
haak? De natuur heeft daar be
hoorlijk onder te lijden, weet
hij. Deze gewetensvraag stelt
Hans zich meer dan regelmatig.
Nog een voorbeeld: potten. „Wij
gebruiken plastic potten. Dat is
een bewuste keuze. Maar hoe
veel mensen maar niet om uitleg
vragen! Ik moet gemiddeld één
op de vijf klanten uitleggen
waarom wij geen afbreekbare,
milieuvriendelijke potten ge
bruiken", vertelt hij.
Er zijn speciale, langwerpige
rozenpotten van drie, vier en
vijf liter. Die kunnen zo'n an
derhalf tot twee jaar mee. Hans:
„Die zijn zo gebouwd dat er ma
chinaal mee gewerkt kan wor
den. Voor de kweker een gemak
natuurlijk, het is in vele opzich
ten het beste wat er is. Maar het
nadeel is dat ze van plastic zijn.
Je moet dit materiaal na verloop
van tijd dus weggooien. Dus zou
je zeggen: liever afbreekbare
potten dan een enorme afval
berg."
Er zijn afbreekbare potten op de
markt. Gemaakt van papier,
turf, kokos en andere biologisch
verantwoorde producten. Fan
tastisch zo lijkt het, het scheelt
immers een hoop afval.
Toch kleven er volgens Hans be
hoorlijk veel nadelen aan deze
optie.
„Na verloop van tijd scheuren
die potten, want ze zijn niet ste
vig genoeg. Bovendien komt er
op dit soort potten een groene,
kalkachtige aapslag. Dat ziet er
allesbehalve mooi uit."
Dit soort potten wordt dus be
stempeld als milieuvriendelijk,
maar Hans heeft zijn twijfels.
Hij laat zich niet leiden door al
leen een vermelding 'milieu
vriendelijk', hij onderzoekt het
vervolgens zelf. „Wij willen ook
milieuvriendelijke potten, de
meest vriendelijke graag! Als ik
zoiets lees, ga ik op onderzoek
uit. Neem nou een van kokosve
zel en natuurrubber gemaakte
rozenpot. Een mooie, stevige
pot, geproduceerd in Sri Lanka.
Dan vraag ik mij af hoeveel
mensen in Sri Lanka voor een
hongerloontje worden afgekne
pen. En hoeveel brandstof kost
het om deze potten in Nederland
te krijgen? In eerste instantie
lijkt het dus milieuvriendelijk,
maar misschien is het juist beter
om plastic potten te gebruiken.
Zolang ik dit soort dingen niet
weet, kweek ik in plastic pot
ten." Een vergelijkbare discus
sie deed zich enkele jaren gele
den voor. „Toen riep iedereen
dat het drinken van melk uit de
fles milieuvriendelijker zou zijn
dan melk uit een pak. Fout! Een
fles is zwaarder voor transport,
moet worden gespoeld, etcetera.
Ik trapte er ook in, maar het is
dus echt niet milieuvriendelij
ker."
De keuze voor plastic potten is
dus ook de keuze voor een afval
berg. Hans: „Uiteraard denken
wij als biologische kwekerij aan
het milieu. Bijna alle kwekers
kijken naar de meest rendabele
pot, wij niet. Dit jaar willen we
de potten gaan verzamelen en
voor recycling aanbieden.
Daarnaast hergebruiken wij de
potten zoveel mogelijk."
Raymond de Frel
foto Peter Nicolai
Veerboot De Zandkreek ligt vast in het ijs aan de Kortgeense steiger tijdens de strenge winter 1946-1947.