Eerst de stofkam van de tijd PZC Minerva vliedt m 2( Gouden licht van Afrika Vloekwens aan Cupido Drekpoëten vrijdag 31 januari 2003 proza Jerome Inen: De Amsterdam trilogie. Drie novelles over de dreiging van de grote stad en de weerstand vormen samen De Amsterdam-trilogie, het lite raire debuut van journalist Je rome Inen (1965). In Zomergriep bericht een fotograaf over zijn leven in een door een dodelijke griep belegerd Amsterdam. In Keerweer nr. 16 zoekt een jour nalist haast tegen zijn zin naar een verdwenen vrouw die ook nog zijn ex-geliefde is. En in Palmyra leest een zeezeiler een brief van zijn geliefde. Uitgeve rij Contact, 350 pag., €19.90 Chris Keulemans: Overal om me heen is ruimte. In achttien korte verhalen schetst Chris Keule mans (1960) een portret van de man in het doel. De keeper maakt deel uit van het elftal, maar nooit helemaal. Er is een klein maar definitief verschil; hij mag de bal in zijn handen pakken. Schrijver/doelman Keulemans verhaalt over zijn complexe verhouding tot de laatste man. Overal om me heen verscheen eerder in 1992. Uitge verij Augustus, 111 pag., €12,50 Simona Moroni: Nimf. Als haar moeder ziek is, wordt de 10-ja- rige Italiaanse Caterina dell'Onde bij familie in Hoek van Holland ondergebracht. De moeder sterft en Caterina moet in een haar vreemde cultuur blijven. De vraag is hoe Cateri na zich ontpopt in dat Neder landse dorpje aan zee, omringd door kassen en water. Het leven van schrijfster Simona Moroni (1969) vertoont enige gelijkenis met dat van Caterina. Moroni werd geboren in Engeland en woont afwisselend in Italië en NederlandNimf is haar roman debuut. Uitgeverij Meulenhoff, 272 pag., €17,50. Erna Schroder: De overbuur man. De verontrustende beken tenis van een door een gevaarlij ke obsessie gedreven man, aldus de uitgever over de eerste roman van de Rotterdamse schrijfster Erna Schroder. Freek (6) is op een dag spoorloos verdwenen. Zijn overbuurman, de leraar Alex van Wassenaar, wordt niet lang daarna door zijn vrouw in zijn eigen kelder opgesloten. Opgesloten besluit hij zijn leven op schrift te stellen in de vorm van een brief aan zijn vrouw. Uitgeverij Bert Bakker, 206 pag., €14,50. Ewoud Sanders: De taal van het jaar. De rumoerige opkomst en dito ondergang van de Lijst Pim Fortuyn leverde in 2002 de meeste nieuwe woorden en uit drukkingen op (demoniseren, ga toch koken, ik heb er zin an, een lijntje hebben met iemand). Maar er was meer; er zit anti- vandaalpasta op Friese brug leuningen, Leefbaar Rotterdam schoot vergadernijlpaarden af, Schiphol installeerde een vol automatisch slikkerstoilet en Jeltje zou haar fractie ontha- nen.TaalhistoricusEwoud San ders registreerde, de illustraties komen van de Fokke en Sukke- tekenaars Reijd, Geleijnse en Van Tol. Uitgeverij Prometheus, 95 pag., €10,-. ommige verhalen moeten wachten voor ze geschreven kunnen worden. Bij Erna Gianotten duurde het 25 jaar eer 'de stofkam van de tijd' er door was. Vervolgens had ze zeven jaar nodig om de roman over haar leven in Afrika als vrouw van een gedreven tropenarts te schrijven; een romantisch boek voor de massa met een extra laagje voor de elite. Dat haar roman goeddeels autobiografisch is, geeft Erna Gianotten grif toe. Of Het gouden licht van Afrika geheel autobiografisch is, weigert ze echter te beantwoorden. Ze gaat ook pertinent niet in op de vraag of de passage waarin ze het bed deelt met een onweerstaanbare avonturier 'met haren als de manen van een leeuw' waar ge beurd is. Gianotten wist van te voren dat ze dit soort vragen zou krijgen. Ze is in Het gouden licht van Afrika immers heel dicht bij huis gebleven. Ze beschrijft het dagelijks leven van Emma, haar peuterdochter Sasja en haar man Tomas, een zeer gedreven tropenarts, tijdens hun verblijf in Tanzania in de jaren zeventig. Zelf Is ze de vrouw van een arts en ging ze met haar dochtertje, in de tijd dat Nyerere de scepter zwaaide over het Oost-Afri kaanse land, mee met haar man. Emma is Erna. Tomas is haar echtgenoot, peuter Sasja haar dochter en David, van wie ze in het begin van hun verblijf zwanger is, haar zoon. Het ver schil zit in details. En dus zal het verhaal over die steeds opdui kende jonge god met leeuwen manen ook wel kloppen. Maar Gianotten, zelf journalis te en columniste, houdt haar kiezen op elkaar. Ze heeft eigen lijk groot gelijk: de mythe blijft zo in stand. „Het is een roman Dus ik heb de vrijheid dat in het midden te laten." Een tipje van de sluier licht ze niettemin op: „Mijn man en kinderen weten hoe het met Sven zit. Dat is vol doende. En voor de goede orde: met 'mijn man' bedoelt ze de tropenarts van weleer. Bij hem is ze zonder een spoor van twijfel gebleven. De missie was sterker dan de passie. „Tomas, de doe ner, vergeet haar door zijn werk. Sven, de dromer, geeft wat ze nodig heeft: aandacht. Hij ziet haar staan. Voor hem is Emma de totale vrouw die het toch maar doet: zwanger mee met haar man, mee op safari. Zij stapt in het primitieve Afri kaanse leven met al zijn gevaren en ongemakken. Sven was meer een soulmate, een geestverwant, Erna Gianotten: „Ik wilde al mijn kennis van relaties, ouderschap en reizen combineren met het leven zelf." artistiek, visueel, sensitief le vend. Net zo zintuigelijk en lij felijk als zij." Hoe hartstochtelijk ze ook ver liefd was op vrije vogel Sven, de tropenarts fascineerde haar nog meer. „Tomas en Emma zullen elkaar nooit helemaal begrij pen. Dat leidt tot een ultiem spanningsveld. Zonder hem was ik nooit zo gaan schrijven als ik heb gedaan." Het gouden licht van Afrika is namelijk wel haar eerste roman, maar niet haar eerste boek. Over haar eerste verblijf in Afrika, in West-Afri kaanse vluchtelingenkampen, schreef ze 'Ik wilde niet naar Afrika'. Verder heeft ze een handvol bundels van columns over relaties op haar naam. Daarnaast schreef ze kinder boeken. Gianotten heeft zeven jaar ge werkt aan haar roman, een ver haal 'dat er uit moest', maar waar 'eerst de stofkam van de tijd door moest' om het op te kunnen schrijven. „Ik had zulk mooi materiaal en vond dat ik, als journalist, daar iets mee moest doen. En ik wilde voor mijn kinderen hun ontstaan schetsen. Zij hebben in het boek dingen gelezen die ze nog niet kenden." Het was eer. hele klus. Naast schrijven aan de hand van dag boeken, brieven en prentenboe ken die ze maakte voor haar kinderen, moest ze heel veel schrappen. „Ik heb een even dikke parallelversie van verha len en gebeurtenissen die er niet in zijn gekomen." Af en toe moest ze stoppen om zich nader te verdiepen in de techniek van het schrijven van een roman. „Ik wilde al mijn kennis van rela ties, ouderschap en reizen com bineren met het leven zelf. Het moest een boek worden waar de massa van kan genieten, van daar dat romantische verhaal met ogenschijnlijk cliché-in grediënten." Maar voor de elite zit er nóg een laag in. De oplettende lezer herkent dat ook; Sven blijft in Emma's (en Sasja's) ban, ook als ze zwanger is van haar derde kind en hij haar op een prachtig plekje fo tografeert. „Een ultieme lief desverklaring. Hij laat haar over zichzelf vertellen en geeft haar een armband bij wijze van den - konden de twee artsen haar samen opereren. „Je moet er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren als we waren doorgereden en onderweg was die blindedarm doorgebroken", huivert Gianotten nog. Uiteindelijk is de roman gewor den zoals ze hem zich had voor gesteld. Maar Gianotten is en blijft journalist en daardoor ra zend benieuwd of anderen her kennen wat zij in het boek heeft gestopt. Dat de belevenissen die ze heeft moeten herbeleven niet hebben geleid tot een wurgende spanning in de roman, verrast haar, maar ze begrijpt het wel. trouwring." „Een van de be langrijkste blokkades tijdens het schrijven was het herbele ven van gebeurtenissen." Ze doelt op opstanden in het nabij gelegen Uganda, waar Idi Amin zich begon te roeren. „Dat was erg dichtbij en beangstigend. Ik beleefde ook weer de ziekte van mijn man." Hij had last van steenpuisten in zijn oor en door een verkeerde diagnose balan ceerde hij op de rand van de dood. Het meest ingrijpend was de ziekte van Sasja. Op weg naar huis, kreeg ze last van een blin dedarmontsteking en door een gelukje - ze bleven op aanraden van de collega-arts een nacht lo geren in plaats van door te rij Het is haar spanning. Ze kan ook leven met de opvatting dat er twee grote lijnen in haar ro man zitten: Emma's dagelijks leven dat tot de laatste dag veel hindernissen kent en haar ont moetingen met Sven, die haar steeds heel even in extase bren gen. Maar zo heeft ze het niet be doeld. „Ik heb meer lijnen in het verhaal verwerkt: het meisje uit een beschermd milieu dat heel snel volwassen wordt, Emma's relatie met haar man, de relatie van Emma met het Afrikaanse personeel en het dagelijks leven waarin ze steeds meer haar draai vindt. Ze leert geleidelijk aan steeds meer gemeten van de mensen en de natuur. Verder vond ik dat Sasja een gelijk foto Harry Verkuylen/GPD waardige rol moest krijgen naast de volwassenen; in de meeste romans spelen de kinde ren nauwelijks een rol." Die lijnen zitten er allemaal in, maar ze kan zich voorstellen dat Sasja en het Afrikaanse perso neel als bijlijn in het verhaal over Emma's dagelijkse geploe ter worden gezien. En dat lezers als tweede lijn de relatie met haar man en die met Sven op vatten Het resultaat is een boek met twee gezichten. Het begint als een vlot geschreven registra tie van het sombere dagelijkse leven van Emma. Een menge ling van een ongedateerd dag boek en een wijd uitgeschreven verslag in een krant zonder al te sterke spanningsboog. Geleide lijk wordt het een roman. De verhaallijn van Sven wordt van rode draad een web waarin ze Emma en de lezer vangt. Steeds duikt hij op, steeds meer ver langt ze naar deze vrijbuiter. Het effect van het uitbundig ge bruik van de Flower Fairies van Cicely Mary Barker, de roman tische geheimtaal waarin Em ma en Sven met elkaar commu niceren, wordt dan sterker. Dan ontstaat wel een spannings boog, maar Gianotten verlaagt zich niet tot de romantiek van een doktersroman. Ze blijft (bij na koel) feiten, gedachten en ge voelens registreren met hier en daar een vleugje ontroering. Een mooie combinatie. Geen wonder dat het boek al aan de derde druk toe is. Erik Huisman Erna Gianotten: Het gouden licht van Afrika - Uitgeverij Luitingh- Sijthoff, €17,95. Aartsvijand van mijn rust, verraderlijke vrind, Bevorderaar van al mijn lijdeloze plagen, Gevlerkte Dwingeland die vroeg mij kwam belagen, Inwendig zijt g' een Beul, schoon uiterlijk een kind. Gij veinst, Bedrieger, u onnozel, zedig, blind, Doch weet door snood vergif des mensen hert te knagen. Gij zijt te duchten meer dan felle Donderslagen. Vervloekte Bengel, die m' aan Vrouwenlokken bindt! Verdoemlijk Wicht dat elk in weerwil dwingt tot trouwen! Volmaakte Mannen boeit aan onvolmaakte Vrouwen, En Twist en Afkeer hen opdringt tot tijdverdrijf Tiran en Moordenaar van vrijgeboorne Mensen Gij trouwt en krijgt, indien mij Wraak helpt aan mijn wensen, Een hoerig, lekker, boos, verspillend, dronken Wijf Hermanus van den Burg TTTegmet de liefde! Er is bijna VV niemand die het met deze oproep eens is. In elk geval de poëten niet, want zo vaak dich ten zij bij gratie van de liefde. Alleen de drekpoëten durfden te protesteren, bijvoorbeeld Hermanus van den Burg (1682- 1752) in z'n 'Vloekwens aan Cu pido', een boos sonnet tegen het godje dat ons met z'n giftige pij len belaagt. En hij was beslist de enige niet. Jan Goeree (1670- 1731) schreef een minstens even felle 'Zang tegen de liefde'. Hij constateerde: „Daar de Mingo din gebiedt/ Ziet men dat Mi nerva vliedt". Ofwel: wanneer de liefde het voor het zeggen heeft, wijkt de godin van de wijsheid. Zo klaagt hij nog even door: „Ik geef de Min de zak:/ Liefde is te zwaar een pak". De drekpoëten! De term zal weinig poëzieliefhebbers iets zeggen, laat staan dat men be kend zal zijn met de dichters achter die term. Het zijn alvast geen auteurs die mogen rekenen op de sympathie van de officiële literatoren. Ze vallen wél in de smaak bij Gerrit Komrij. Een van de eerste deeltjes van de Sandwich-reeks, waarvan hij als redacteur optreedt, is aan hun werk gewijd. In de serie zal aandacht worden gevraagd voor debutanten én voor verge ten dichters. Komrij zelf ge waagt van „een heel persoonlij ke hobby". Uit het werk van de misprezen dichters heeft hij een prijzenswaardige keuze ge maakt. Het gaat om schrijvers die rond 1700 actief waren. Figuren als Salomon van Rusting, J. Pook en Jan de Regt. Stuk voor stuk gedoemden en verdoemden. Pieter Langendyk verwees ze in een 'Grafschrift op een drekpo- eet' zonder omwegen naar de letterkundige hel: „Hier rot een vuns poëet, die ijvrig in zijn le ven/ Van duivels, watjekal, en dreutels heeft geschreven". Waarmee we meteen een goed beeld hebben van de thematiek van de drekpoëten. Poep, kak, stront. Het zijn woorden die niet alleen kinde ren met een heimelijk genoegen uitspreken. Welnu, hetzelfde heimelijke genoegen valt aan deze onbeleefde gedichten te beleven. De scheet is een van de favoriete ondeiwerpen, de stront wordt uitvoerig bezon gen. De drekpoëten hebben ove rigens meer te bieden dan drek alleen. Maar nooit praten ze het beschaafde publiek naar de mond. Wanneer het over erotiek gaat, zeggen ze verrassend pre cies waar het op staat. Een jon geman „gaat uit krollerij en op de kitteljagtZe zullen de handboeken nooit halen, maar aanstekelijk zijn ze beslist. We zal een glimlach kunnen onder- I drukken om de vrolijke gra schriften die Jan van Gyzen over zichzelf schreef, of om het vrijmoedige zelfportretje door Jan Goeree. Op de vraag hoe het hem gaat, antwoordt hij zonder omwegen: „Ik eet gelijk een Mus,enschijtgelijkeenReiger/ Ik drink gelijk een Koe, en pis net als een Verken./ Ik slaap ge lijk een Roos, en ben een Ezelin het werken". Er schuilt vaak een merkwaar dige wijsheid in deze poëzie, Ze ker Hermanus van den T schreef originele bespiegelin gen. Na heel veel onberispelijke1 poëzie is het een verademing, 1 zo'n dwarse denker, iemand die luchtig vervloekt wat voor an- 1 deren heilige ernst is, een fi die zelfs durft te spotten met de almachtige liefde. Mario Molegraaf1 De drekpoëten. Uit het werk vanSa- lomon van Rusting, Jan Goeree, Hermanus van den Burg en consor- ten - Uitgeverij 521 Amsterdam,IS pag./€12,50. Rudy Kousbroek Ruïnes in de jungle oe ontstaan ruïnes? Ik bedoel wanneer ze niet het gevolg zijn van een oorlog, een epi demie of een natuurramp? Die vraag houdt mij al sinds lang bezig en een duidelijke voorstelling van hoe een gebouw in een ruïne verandert heb ik eigenlijk nog steeds niet, Soms lijkt het bijna of het bij afspraak is gebeurd, of de mensen ergens in het verleden hadden besloten niet meer in te grijpen - aan de andere kant, wie weet was het juist als gevolg van besluiteloosheid, dat een gebouw in een ruïne is veranderd. Bijna alle ruïnes zijn mooi om te zien. Ook dat is iets waar ik geen duidelijke verklaring voor heb - de schoonheid van ruïnes. In mijn ogen tenminste, want niet iedereen ziet het zo; de bewoners van sommige landen met veel ruïnes hebben er, zo lijkt het, nauwelijks oog voor; maar misschien is dat een variant van de ge dachte dat de boer geen landelijk schoon ziet. De aanblik van sommige ruïnes is in staat hevi ge emotionele reacties of zelfs tranen bij mij op te roepen; ik wox-d dan overspoeld door gevoe lens waarin melancholie, vergeefsheid, mach teloosheid, onvervulbaar verlangen en berus ting om de voorrang strijden, herinnerend aan Baudelaire's definitie van schoonheid: 'Ik heb de definitie gevonden van het Schone, van wat voor mij Schoonheid is', schreef hij. 'Het ïsiets dat intens is en treurig... Ik kan mij nauwelijks een vorm van Schoonheid voorstellen waar Verdriet niet een bestanddeel van is.' Is dat gevoel spontaan of aangeleerd? Het is aannemelijk dat Piranesi's etsen van de oudhe den van Rome, met hun overweldigende per spectieven, hun desolate grandeur en hun evo catie van een mythisch verleden, ons gevoelig hebben gemaakt voor vergane grootheid. Zo zijn omgevallen zuilen voor mij het zinnebeeld van het tragische. Een van de meest aangrij pende foto's die ik ken toont een gebroken Griekse zuil, liggend in een ondiepe, zonver- lichte zee. Maar er is nog een andere dimensie, niet van Piranesi afkomstig, en dat is die van monu mentale overblijfselen overwoekerd door tro pische plantengroei. Ook vergane grootheid, maar dan Aziatisch. De bijgaande foto is een indrukwekkend voorbeeld. Het is de zuilen zaal van de tempel van Preah Khan, deel van het Angkor complex in Cambodja, gebouwd in 1191 De begroeiing verbergt een hoog voet stuk waar de zuilen op rusten. Gebouwen met cilindrische zuilen zijn ir. dat deel van Azië overigens een grote zeldzaamheid. Waar de zaal voor gediend heeft is niet bekend. De foto werd gemaakt door de expeditie van Lucien Fournereau, die tussen 1886 en '88 de Boed dhistische oudheden in Cambodja heeft on derzocht. Het ontdekken van zo'n ruïne in de jungle moet wel een van de meest aangrijpende belevenis sen zijn die voor een mens zijn weggelegd. Een iets minder exclusieve versie daarvan heb ik als kind in Indië zelf een keer meegemaakt. Ik herinner het mij als een soort wonder. Ik mocht met mijn vader mee het oerwoud in, om een zo genaamde rintis te leggen, dat was het banen van een pad om het land op te meten. De be groeiing was volkomen ondoordringbaar, er moest met kapmessen een passage of beter ge zegd een soort tunnel in worden gemaakt. 'Jong bos', zei mijn vader; het oerwoud in kwestie was in feite een in de 19e eeuw verlaten en daarna door de jungle heroverde tabaks plantage. De mandoer droeg mij op zijn rug, vanwege de slangen, en wees aan - wah, boe- roeng rangkok, njo, een neushoornvogel, kijk, daar is zijn nest. Daar zit zijn vrouw in gevan gen, ze kan er niet uit. En die boom daar, zie je hem? Die boom is kramat, die mag niet worden omgekapt. Het was er vochtig, donker en ver geven van de muskieten. En toen ontdekten we het huis, of de overblijf selen ervan: een carré van stenen neuten waar het op had gestaan. Maar het meest indruk wekkende was een grote stenen vijver, een badplaats leek het, een lotusvijver. Iedereen stond doodstil, je hoorde alleen de vogels. Aan één kant, aan de donkere kant, was een stenen trap, groen van mos en algen, maar het water was zwart en helder, je zag er de wolken in voorbijdrijven; er groeide een netwerk van planten in en soms zag je iets bewegen, een vis. - Hoe komen die daar, mandoer? Door de lucht, sinjo, gebracht door de vogels. Nog steeds roept dat bij mij het beeld op van een vogel met een vis in zijn snavel. Die laat hij dan in het wa ter vallen. Welk Hollands kind heeft zulke herinnerin gen? Het was net als op deze foto, alleen don kerder. 'Verdriet is er een bestanddeel van'. Ik denk dat de foto te licht is afgedrukt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 26