PZC Visdief is gek op rustige en kale plek 19 Elke jachthaven heeft zijn eigen mosdiertjes Vogeleilanden 21 21 23 23 weerwoord Zonder telefoon of telex ZLTO helpt boeren bij vernieuwing Geen water is geen leven Eêns in de vuuf daègen 'n pille dinsdag 21 januari 2003 Door de aanleg van delt- adammen en de Wester- scheldetunnel is Zeeland voorgoed eilandenrijk af. Dat wil zeggen: voor de mens. Want voor de vogels worden de laatste jaren juist weer speciale eilanden aan gelegd. Het aantal van deze voorzieningen groeit ge staag. Ze zijn vooral een uit komst voor de kustbroedvo- gels als plevieren, sterns, visdief jes en kluten. Voor de ze pioniers zijn de broedge bieden door waterstaatkun dige ingrepen, haven- en industrie-ontwikkeling en recreatie achteruit gegaan. Ook andere soorten profite ren trouwens van de door de mens geschapen nieuwe leefgebieden. Kustvogels horen bij de zee als eb en vloed. Het zijn ka rakteristieke bewoners van de kustzone. Ze komen van nature voor in schaars begroeide gebie den in een dynamische omge ving (getijverstuiving, zoute invloed). Juist die dynamiek is in de Delta flink afgenomen; wateren zijn ingekapseld, ont daan van het getij. Nieuwe broedgebieden kunnen niet meer van nature ontstaan, be staande gebieden verruigen en daar houden kustvogels niet van. Ze hebben een voorkeur voor zo kaal mogelijke - zand en schelpen - plekken. Somber De achteruitgang van de pio niersvogels wordt onderstreept door het feit dat inmiddels de kluut, de plevieren en de sterns op de Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten staan. Zonder aanvullende maatregelen ziet de toekomst er voor deze typisch Zeeuwse vogels somber uit. Vandaar dat de aanleg van vo geleilanden een goede bijdrage kan leveren aan het scheppen van nieuwe leefgebieden. Uit onderzoek is gebleken dat deze 't Heentje in de Schelphoek op Schouwen. Krammersluizen is in 1999 een vogeleiland van 600 vierkante meter aangelegd. Op slechts 30 meter afstand ligt een vogel- kijkhut. Dat blijkt de visdieven en kluten die het met een dikke laag kokkelschelpen bedekte ei land bewonen, niet te deren. Het aantal broedparen visdiefjes steeg er in vier jaar naar 95 in zijn voor de ontwikkeling van de kust(broed)vogels. Hij wijst erop dat de dieren na de lange reis vanuit de overwinterings- gebieden in vooral West-Afrika, snel in staat moeten zijn de con ditie op te vijzelen. „Als er dan te weinig voedsel is, komen ze niet in broedconditie en slaan ze over." Naast voedsel en rust is het volgens Wolf voor het wel slagen van vogeleilanden ook zinvol een plaats te kiezen waai de omstandigheden voor groei van vegetatie (struiken en bo men) ongunstig zijn. Bij de Krammersluizen helpen moeflons een handje mee om de begroeiing in te perken. Vogelaar Wolf noemt als succes vol vogeleiland ook 't Heentje in eilanden succes opleveren, als tenminste rekening wordt ge houden met enkele belangrijke uitgangspunten. De eilanden moeten zo ver mo gelijk van het vasteland komen Dat maakt het voor vijanden die zich over de grond verplaatsen, zoals ratten en vossen, minder gemakkelijk bij de vogels en hun nesten te komen. Zo is een vogeleiland bij Neeltje Jans mislukt, omdat het op slechts 100 meter uit de kant werd aan gelegd en over het droogvallen de slik makkelijk bereikbaar bleek. Ook is rust onmisbaar, dus moeten recreanten worden geweerd. Om de vogels toch te kunnen gadeslaan zijn observa- tieschermen en -hutten een op lossing. Vogels kijken en natuur aanleg gen kunnen goed samengaan, heeft stichting Het Zeeuwse Landschap ervaren. In de buurt van de uitzichttoren bij de 2002. De hoogste score voor de Delta afgelopen jaar. Vogelaar Pim Wolf, onder meer lid van de Vogelwerkgroep Wal cheren, volgt de ontwikkelingen op het vogeleiland bij de Kram mer al enkele jaren op de voet „We tellen elk jaar de broedvo- gels en gaan ook het broedsuc- ces na. Er zitten tientallen paren visdieven, kokmeeuwen, kleine plevieren en kluten. Vorig jaar was het beste visdievenjaar tot nu toe. Het eiland is een heel wonderlijke plek. Het is om ringd door wilgenbos, de bees ten hebben geen horizon, die no dig is om predatoren aan te zien komen. Toch broeden ze er; blijkbaar zijn er andere voorde len. Het is een luw plekje en waarschijnlijk zitten ze dicht bij voedsel Ze hoeven daarvoor niet ver te vliegen. Wolf maakt duidelijk dat in het algemeen de beschikbaarheid van voedsel en rust belangrijk Is 't op Sint Vincent us zonneschijn, clan zal er in de schuren veel koren zijn, maar brengt hij lichte regen, 't is voor de wijnbouwers een zegen Sint Vincentus is 22 januari Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC, postbus IS, 4380 .4.4. Vlissingen. fax 0118- 470102, e-mail redactic@pzc.nl. Meerkoet bij de Krammersluizen. foto's Dirk-Jan Gjeltema de Schelphoek op Schouwen. In 2001 deden met name sterns en dwergsterns (totaal circa 80 broedparen) het daar goed, me de omdat er veel vis was. Ook de visdief en de sterk bedreigde bontbekplevier liftten mee. „Het voordeel van dit eiland is dat het kaal blijft. Er is wel een nadeel: bij springtij kunnen de nesten voor een deel wegspoe len." Het Zeeuwse Landschap heeft in 2001 in de Noord-Bevelandse inlaag 's-Gravenhoek twee nieuwe vogeleilanden van elk 450 vierkante meter aangelegd, als aanvulling op het bestaande eiland, dat in een grote behoefte bleek te voorzien. Voor belang stellenden is een kijkscherm neergezet. Het is nog te vroeg om al over resultaten te kunnen praten, maar de ervaringen met het eerste eiland wezen uit dat de vogels het nieuwe leefgebied snel wisten te vinden. Vluchtplaats Pim Wolf geeft aan dat de nieu we eilanden zich nog moeten ontwikkelen. „Dat is een kwes tie van tijd.Wat dat betreft zijn vogels net als mensen: als zich ergens een leuke, interessante plek aandient, hebben ze dat gauw in de gaten Hij tekent er bij aan dat daarbij niet alleen moet worden gedacht aan ont wikkeling tot broedgebied „Ze blijken ook geschikt te zijn als hoogwatervluchtplaats en rui- gebied." Rinus Antonisse Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur, visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bi] de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA, Vhssingen, fax 0118-470102. e-mail redactie<&pzc.nl De meerderheid van de mos diertjes Bryozoaleeft in zee. Sommige mosdiertjes leven in riviermondingen of brakke binnenwateren en slechts een klein aantal soorten leeft in zoet water. Mosdiertjes zijn klein, de meeste soorten zijn tussen de 0,3 bijzonder blauw en 1.2 millimeter lang. Ze leven in kolonies, die in grootte kun nen variëren van enkele exem plaren tot duizenden individu en bij elkaar. Met het blote oog kunnen de kolonies worden waargenomen, maar voor de terminatie is een loep of binocu lair met vergroting tien keer - of beter nog dertig keer - onont beerlijk. Aan rotsachtige kusten zijn mosdiertjes een algemene ver schijning. Tientallen soorten komen op een rotskust voor, voornamelijk bij de laagwater- lijn of net daaronder. Onze zan dige kust is zonder meer mos- dierarm te noemen. Andere habitats leveren in Zee land de grootste soortenrijk dom: golfbrekers, havenpijlers, pontons in jachthavens, scheepshuiden en kademuren. Het valt op dat elke jachthaven zo zijn eigen soortenaanbod heeft, afhankelijk van onder an dere het zoutgehalte en de ver vuiling. Brakke wateren her bergen weinig soorten, maar toch enkele bijzondere. Schelpen op opgespoten stran De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben- kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de Oesterput, langs de noordkust van Noord-Beveland behoort bij het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het be houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw' wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora en fauna ter sprake. den zijn dikwijls drager van mosdiertjes, al dan niet fossiel. Allerhande substraat is drager van mosdiertjes: hout, wieren, zakpijpen, stenen, schelpen, plastic of rubberen voorwerpen, krabbenschilden, poliepkolo nies enzovoorts. Aangespoeld in de vloedlijn ko men bepaalde soorten los voor, het bekendst zijn hier Flustra foliacea (bladachtig hoornwier) en Electra pilosa (harige vlies- celpoliep). Emmertjes In Nederland zijn ongeveer 45 soorten mosdiertjes inheems. Zeeland is het soortenrijkst. Op het strand kunnen zuidelijke soorten aanspoelen op drijven de voorwerpen, in het bijzonder op plastic kratten en emmertjes. Ongeveer honderd soorten be reiken op deze wijze de Belgi sche en Nederlandse kust. Wie mosselen bereidt, komt on gewild en vaak onbewust in contact met de meest algemene inheemse mosdiersoorten. Naast de zeepokken komen op de mosselschelpen twee soorten mosdiertjes voor. De ene soort Conopeum reticulum) is een korstvormende soort die een verkalkt huisje maakt. Hij is te herkennen aan het kalkachtige korstje met gaatjes, net kant werk. In elk gaatje zit een diertje met tentakelkrans. De andere soort (Alcyonidium mytili) is niet verkalkt en herkenbaar aan een dunnegelatineuze laag. Ook hier is de kolonie opgebouwd uit tientallen tot honderen indivi duen. Omdat de kolonie zich uitbreidt door knopvorming, zijn alle in dividuen binnen een kolonie ge netisch identiek. Beide soorten komen aan de hele Nederlandse kust voor op harde substraten. Veel soorten mosdiertjes komen enkel in Zeeland voor, dit door de aanwezigheid van de vele dijkvoeten en jachthavens, het beschutte karakter en een voor vele soorten gunstig zoutgehal te. Eén soort, Flustrellidra hispida (zonder Nederlandse naam), krijgt hier bijzondere aandacht. Flustrellidra hispida komt en kel voor op wieren en is in Ne derland alleen gemeld op de ge zaagde zeeëik (Fucus serratus Zij vormt een kraakheenachtige korst. De kolonie is donker bruin en heeft een zacht uiter lijk. Kolonies kunnen twee jaar oud worden. In Nederland zijn de kolonies vrij dun en niet erg uitgebreid. Voor duikers zijn vooral de uit staande blauwachtig witte ten takelkransjes opvallend en is de rest van de kolonie moeilijk te zien. De individuele diertjes (zoïden) zijn voor mosdiertjes relatief groot, tot 1,2 millimeter lang, ovaal tot zeshoekig. Doorschijnend Hun oppervlak is glad, door schijnend, het eigenlijke diertje is in ingetrokken toestand zichtbaar als een witte streep. De spleetvormige opening is omgeven door twee lippen, wat uitzonderlijk is bij mosdiertjes. De tentakelkrans is relatief groot, tot anderhalve millimeter in doorsnede, met veel tentakels (27 tot 40). Bij onraad wordt de tentakelkrans in het bescher mend omhulsel teruggetrokken. Deze soort is in Nederland slechts bekend van een beperkt aantal locaties in de Ooster schelde, hoewel de gezaagde zeeëik, waar ze altijd op wordt gevonden, langs de hele kust voorkomt. Hans de Blauwe Links op de foto is een kreeft achtig diertje zichtbaar dat, evenals het mosdiertje, vaak op wieren zit. Het wordt het tering- lijertje Phtisica marina) ge noemd, uiteraard vanwege het zeer dunne lichaam. foto Marco Eaasse

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 19