Altijd in balans Museum zal schitteren tot ver over de grens Tienduizenden pareltjes tussen hedendaagse lelijkheid - I i h' ■i - Satire van Siegfried Woldhek 25 V W ,/v* 1 94 w, Monumentenboek vrijdag 17 januari 2003 r chrijver Willem DFrederik Hermans als onbarmhartige «in het verder zo vlakke rjiandse land. Gerrit £(runj, poserend met idood, penseel en kwast - iBeester die moeiteloos Segenres beheerst. Het oede hoofd van literair BgerCees Nooteboom, heel vormgegeven als pografische kaart, muskenbaar toets en visie satirisch tekenaar fegined Woldhek (1951). liecember kreeg Woldhek de cnejaarlijkse G.H 's Grave- K^prijs voor zijn 'bijzonde- hteraire verdienstenen zijn ïillende tekentalent, dat in 'ózomaar braak bleek te lig a-oenhij als student biologie 3 tekening instuurde voor de averse Boekenbijlage van i Nederland. Met krabbels in kantlijn van collegeschriften svoornaamste vooropleiding .enstijl losjes naar voor bid van Amerikaans tekenaar mdLevine) wist hij met z'n koele literatuur' de precieze Bonte treffen. Een kwart eeuw 500tekeningen later koestert z'n werk nog steeds - als vi- ïlerecensies, 'met inzicht in rtrk en karakter van schrij- !S', oldheks tekeningen zijn als 3interieur van zijn boerderij iGiethoorn die hij in 1998 be- fckiop orde, niets te veel, alles idejuiste balans, toten met het ■doseerde licht uit lampen van ÈnoPremsela. Achter de me- rshoge glazen gevel verheft Eioverrompelend mooie riet- Wzich uit de mist, in de lente Kt ooievaar. Een mooie setting wreen oud-directeur van de jgelbescherming en het We- IdNatuur Fonds, want dat is bldhek ook - „al kennen meer ênsen me van m'n teken- tetekenaar heeft niets van de mstenaar in manchestergoed, «reen manager namelijk in ïi;rui,die in de natuurbescher- ingbewees dat je het aantal fNF-contribuanten flink kon meerderen (van 203000 naar 6 000). Heldere campagnes Induceerde, met duidelijke leerpunten - zoals de verdub kling van het oppervlakte aan Utuurbinnen tien jaar. En trots op de instelling van een FSC- airmerk voor tropisch hout, iduurzame wijze gekapt, aarvoor het WNF zich zo be ierde. biddels werkt hij alweer an- riialf jaar aan 'Nabuur', een inject in kinderschoenen, be leid om mensen in gebieden te problemen hebben toegang igeven tot anderendie iets lebben met de plek, of met hulp, eid,acties en kennis kunnen toragen vanuit een soort 'na- rorschap'. khelderheid van de campag- «zitook in z'n spreken en on- *gsizeggelijk in zijn denken - page de tekeningen waarin -] net wezen van schrijvers net terug te brengen tot de es- Mie: de donkerbruine som- Tekening van Siegfried Woldhek met onder andere Jan Wolkers (I), Maarten t' Hart, Harry Mulisch en S. Carmiggelt (vanaf het midden naar rechts). berheid van Jeroen Brouwers bijvoorbeeld - de grondtonen in de tekening - of de zwartgallig heid van Hans Dorrestijn (afge beeld met ogen als zwarte brandgaten). In 1976 had hij, afgestudeerd, het liefst onderzoek in de ökolo- gie (leer van milieu en omge ving) willen doen, maar alle on- derzoeksplekken zaten net vol met verse mensen. Hoe kom je dan aan inkomen? Het latente tekentalent leek een middel. „Ik dacht: misschien kan ik iets doen voor krantendaar hebben ze steeds behoefte aan vers werk." Elke krant had een poli tiek tekenaar en hij richtte zich dus op literatuur. Mooi en loute rend, maar ook eenzaam werk. In alle jaren kreeg hij hooguit tien reacties op een tekening (hoewel een onflatteuze Beatrix meteen de gramschap van hon derden lezers opwekte). Satirisch tekenen werd in de praktijk ook: in het luchtledige werken. Het denken moet voor al op eigen kracht gebeuren, want meer dan een naam en een onderwerp geven redacties meestal niet door. Het kwam dus als een volslagen verrassing, toen hij met vriend Joost Veer kamp op de Stripdagen in Haar lem stond en op enthousiaste respons stuitte, van mensen die z'n werk prachtig vonden, din gen wilden kopen, hun favoriete schrijvers aan de muur wilden: instant feedback. En een markt. Anoniem Inmiddels maakte hij prints van 500 schrijversportretten en 200 sportmensen (steeds in series van 55) die op twee plaatsen worden verkocht: Waanders in Zwolle (waar hij twee jaar op het lyceum zat) en boekhandel Scholtens Wristers in Gronin gen. Niet alleen leuk vanwege de inkomsten (een print kost 75 tot 100 euro) maar ook vanwege het één-op-ééncontact met de mensen die het waarderen, waarmee het grote zwarte gat wordt opgevuld waarin teke ningen na het faxen en e-mailen meteen leken te verdwijnen. „Het was gewoon heel lang heel erg anoniem werken." De toeloop valt wellicht uit te leggen als toenemende belang stelling voor tekenwerk in het algemeen. Het niveau is hier met mensen als Peter Vos, Peter van Straaten en Jaap Vegter 'uit zonderlijk hoog', vindt Wold hek. „In het buitenland is het niet ongebruikelijk dat teke naars tot ere-doktor worden be noemd, musea werk aankopen, gen in de maatschappij". In zijn tekenwerk wil Woldhek vooral clichés omzeilen. Eerst leefde hij zich er expres op uit, in een NRC-serie die ook Het Clichée heette: met figuren die aan stoelpoten zagen, broekriemen vanwege de messcherpe visie van tekenaars. Daar worden te keningen als een vorm van jour nalistiek gezien. In Frankrijk werd cartoonist Jean Plantu journalist van het jaar." Hier bestaan die tradities niet, al vindt Woldhek dat de op 14 januari overleden tekenaar Jaap Vegter een puur journalis tieke prijs had verdiend, „van wege het langdurig en precies signaleren van de veranderin- aanhalen, op de grote trom slaan. „Dat soort dingen pro beer ik in het andere werk juist helemaal te vermijden, te ge makkelijk, het stelt namelijk veel minder eisen aan een teke ning. Ik probeer het voor mezelf leuk te houden." De minimumeisen? „Ik wil met mijn tekeningen dat ze lijken, een idee bezitten, en dat het aangenaam is om naar te kijken. Waarbij die drie elkaar tot op Gerrit Komrij zekere hoogte mogen opheffen." Bovendien is respect bij het te kenen van schrijvers een uit gangspunt, een nogal verras sende opvatting in deze hoek van de journalistiek, waar nog graag zwavelzuur wordt vergo ten. „Ik maak zelden of nooit een tekening van een schrijver waarmee ik niks heb Vaak zit er zelfs iets liefdevols in. „Ik kan me heel goed voorstellen hoe een schrijver, twee, drie jaar alleen thuis zit om het mooiste boek ter wereld te schrijven, wat soms helemaal niet lukt - maar wat toch ook een beetje een intieme sfeer en benadering rechtvaar- digt." Politiek en sport zijn genres, waar het minder fijnzinnig mag Sport is zelfs rechttoe rechtaan - meestal een close-up van de sporter. Punt. Om het hier leuk te houden probeert Woldhek steeds een andere techniek: inkt, potlood, streepjes a la Van Gogh bij Boris Becker ('die wel wat van Van Gogh heeft'), al is het de vraag of het iemand is op gevallen in NRC Handelsblad - waarin elke maandag weer een prent verschijnt. De tekeningen ontstaan in twee fases, „die sterk van elkaar ver schillen en waarschijnlijk te maken hebben met de twee ver schillende hersenhelften." Eerst het bedenken. „Dat kan een paar minuten duren of een paar uur. De fase van dingen la ten rondtuimelen in je hoofd. Dan moet er niemand in mijn buurt komen, geen telefoon, ik ben dan ook niet goed in staat om een gesprek te voeren. Als het eenmaal is bedacht voel ik me meteen een stuk rustiger." Dan volgt het tekenen zelf. „Dat duurt altijd nog wel vier, vijf uur voor het er naar tevreden heid opstaat, meestal wordt de eerste versie terzijde gelegd - die nodig was om de vloeiende, logische lijn te krijgen." Daar mag de televisie bij aan, en mag er door echtgenote Katja Pronk weer worden gesproken. Meest al moet het snel af - soms met 's middags de opdracht en 's a- vonds al de deadline. Fijn wel - zo'n keurslijf. Als beginnend te kenaar kon hij er vaak langer over doen, en dééd dat dus ook. Dat leidde tot een belangrijke en ook rustgevende weten schap: „Als je er langer aan werkt wordt het nog niet per de finitie beter." Jelle Boonstra Van Siegfried Woldhek verschijnt bij de Bezige Bij dit voorjaar een bundel met zijn beste satirische te keningen. Na een lange bouwgeschie denis is het Van Abbemuse- um in Eindhoven eindelijk klaar. Vandaag verricht konin gin Beatrix de opening, twee da gen later gaat het museum open voor het publiek. Architect Abel Cahen praat over zijn ontwerp. Genietend 'gidst' architect Abel Cahen door 'zijn' museum Nu eens met weidse armgebaren alsof hij alles wil omvatten, dan weer met een kleine handbewe ging wijzend op een detail Hij toont de eenvoud van de ge bruikte materialen, wijst op het licht dat van verschillende zij den binnenvalt, prijst de helder heid van de expositieruimten, legt de logica van het tentoon- stellingscircuit uit, ziet hoe on derdelen van zijn architectuur in elkaar grijpen of juist uiteen wijken. Verbaasd lijkt hij. ver baasd dat alles is geworden zo als hij het heeft getekend En trots? Nee, dat niet. Dat woord past niet bij Cahen. Een gelukzalig gevoel heeft hij wel en het is hem aan te zien ..Moet j e hier eens gaan sta an zegt hij met een blik op de 'lichtstraal', die de verbinding vormt tussen de tentoonstellingszalen en de schuine toren „Hier mag je even naar mij kijken, naar mijn kunst Voordien heeft hij op verzoek van de interviewer verteld over de oorlog. Doet die er nog iets toe, nu en hier? Misschien niet, maar zijn persoonlijke geschie denis wil ook wat Hij is van 1934. „Voor mensen van mijn generatie is er altijd het leven van voor, tijdens en na de oor log." Brabant was van ervoor, toen alles nog mooi en prachtig was. Geboren in Geldrop, jong verhuisd naar Valkenswaard. Daarna ging het naar het noor den en brak de pleuris uit, werd hij als joodse jongen midden in de nacht achterop de fiets gezet en van het ene onderduikadres naar het andere gereden. Op het laatst bij Friezen: „Aan hen heb ik mijn leven te danken." Doet het er iets toe: bijvoorbeeld op een zolder ondergedoken zit ten en niet uit het dakraam mo gen kijken? „Het kan haast niet anders dan dat dat invloed heeft gehad, maar als je me waagt welke, ik zou het niet weten." Dat een huis, een museum voor zijn part, bescherming moet bieden, is zo'n primair gegeven, dat staat hij als architect niet meer bij stil. Zijn fascinatie voor architec tuur is intellectueel en kunst zinnig, zo zegt hij. Pas wanneer wordt afgeweken van vanzelf sprekendheden, wordt archi tectuur voor hem interessant. Zoals hier met het Van Abbe. waar hij meer kan doen met ruimte en licht dan gewoon is. Architectuur als moeder van de kunsten, daar wil Cahen best achterstaan. „Maar je bent geen vrije kunstenaar, je reageert als architect op de behoeften van een ander." Mede vanwege deze overtuiging werd hij - tot zijn vreugde - gekozen voor het ont werpen van het nieuwe Van Ab be. Cahen: „Niks is zo bijzonder als het maken van een museum voor moderne kunst, een open baar gebouw waarin iets komt dat voortdurend verandert Maar architectuur die alléén maar dienstbaar is, is saaizoals een museum met alleen maar mooie zalen ook saai is. Ander zijds: een gebouw dat op zich zelf een adembenemend kunst werk is, is voor de kunst die er wordt getoond een slecht muse um. Waar sta ik in dat dilemma, vroeg Cahen zich af voordat hij aan zijn klus begon. Het ant woord op zijn vraag was simpel: ertussenin. Opluchting „Eigenlijk heb ik twee musea gemaakt. Aan de ene kant is er de aaneenrijging van serene za len die dienend zijn aan de kunst, aan de andere kant is er, verbonden door de avontuurlij ke 'lichtstraat', de torenzaal waarvan ik mijn ruimtelijk kunstwerk heb gemaakt." Daar, in die provocerende toren, wil hij de kunstenaars uitdagen. De spanning van het nieuwe Van Abbe zit 'm in het contrast tus sen die twee. Nu het er staat, overheerst bij Cahen een enorm gevoel van op luchting. „Er is een groot ge wicht van me afgevallen toen we uit de gevarenzone kwamen, toen het moment aanbrak dat alle dingen die nog mis konden gaan het gebouw niet meer stuk konden maken." En daarmee zijn we bij de lange, slopende bouwhistorie van het museum. Zijn eerste plan, dat niet kon doorgaan vanwege de protes ten, zijn tweede plan dat met zo veel pijn en moeite tot uitvoe ring is gebracht. ..Dit gebouw is zo'n ongelooflij ke krachtmeting geweest", zegt Cahen. Het overstijgt alles wat hij tot nog toe heeft meege maakt. Er waren momenten dat hij wilde stoppen. Er waren mo menten dat anderen wilden dat hij ophoepelde ..Ik heb gezwo ren tegen iedereen die het goed met me voorheeft om het niet meer te relativeren. Het is bal last die ik kwijt moet." Hij spreekt plots in de derde persoon, alsof het over een an der gaat. ..Van alles wat er mis is gegaan, kreeg de architect Abel Cahen de schuld De budget overschrijding. de planning, noem maar op. Nooit is hij er gens zo beledigd, nooit heeft hij zich ergens zo vernederd ge voeld als in Eindhoven. Alles lag aan Cahen. Dat was ten onrech te, want Abel Cahen - dat mag u gerust opschrijven - is een hele goeie architect." Je kunt hem vragen waarom hij zich nooit heeft verdedigd. „Omdat ik alle ruimte en ener gie nodig had om dit gebouw tot stand te brengen, zeker als niet iedereen meewerkt." Je kunt hem ook vragen hoe hij het heeft volgehouden. „Door verdrin ging. Als ik iets van de oorlog heb geleerd is het dat ik dingen kan verdringen." Uiteindelijk is het werk gelukt. „Nu het klaar is, ben ik begon nen van alle ellende te genezen- Ik knap op van dit gebouw. Ter wijl ik in mijn genezingsproces zit, zal dit gebouw schitteren tot ver buiten de grenzen van Eind hoven en tot ver buiten de gren zen van Nederland." Peter van Vlerken Het nieuwe Van Abbemuseum in Eindhoven. Tie wordt gevraagd het aantal monu- menten in ons land te schatten, zal al- een verkeerd antwoord geven. Lijkt 411 paar duizend niet al aan de hoge kant ons dicht bevolkte en een groot deel «gebouwde grondgebied? Het verrast dan I* aangenaam dat samensteller/auteur «rel Loeff in het recent verschenen Monu- yntenboek vermeldt dat Nederland op het j»ment van publicatie niet minder dan «ol9 geregistreerde rijksmonumenten Wde. Van gemak tot barometer en van pa- totkralentuin: de variatie onder dit on- •erwacht hoge aantal is bovendien enorm. ^presentatie van enige honderden voor- ^lden uit de fotocollectie van de Rijks- u'?nst voor de Monumentenzorg in deze ™gave is verfrissendEr is dit keer niet ge- ®zen Voor een voor de hand liggende alfa- *'|sche opsomming waarin de lezer onder «tetter k vanzelf terecht komt bij het. Ko- --nkJijk Paleis op de Dam en onder de p au- •wiatischbij Paleis Soestdijk Om het ge- van saaiheid af te wenden, bevat het ffook ge<?n chronologisch overzicht van j*-bouwkunst of een indeling naar stijlen, al 't de leergierige niet bezorgd te zijn dat aan nuttige wetenswaardigheden op die gfoaiontbreekt Educatief voorbeeldig •«pakt' in de uitgebreide onderschriften «"'feter vol van -auteur plaatst de monumenten kriskras ffla( K tar'met a's en*Se ordening de the- j|t s tehoud, groen, gebruik, interieur, samenhang, omgeving, materiaal, en water. Hij hoopt met deze onconven- e*janPak de bewustwording te bevor- sta f Nederlanders eeuwenlang in creè Wan n een bijzondere leefomgeving te re.n' oij nieuwe ontwikkelingen hebben <en t !?S b°eö altijd en overal ook te ma- met die oude structuren en bebouwing. uUEUUtl BBBiaiQ _0fl -JLyvU ife L ■H%W' kr. Menkemaborg bij Uithuizen (Groningen) na restauratie. Een open deur? Helaas niet: het is gezien de nog steeds oprukkende schrikbarende le lijkheid een illusie te verwachten dat bou wend Nederland ooit wél voldoende reke ning zal houden met de waardevolle erfenis uit het verleden. Het kan natuurlijk hele maal geen kwaad daar nog eens op te wij zen. Loeffs hoop dat het Monumentenboek van zelf zal prikkelen tot bewuster en beter kij ken, lijkt alleen al gerechtvaardigd omdat hij zich niet beperkt tot grote monumenten als paleizen en kerken. Op zijn tocht door het land laat hij oeroud, recent, kolossaal, zeer klein, beroemd én onbekend de revue passeren en opent zo de ogen voor tal van ju weeltjes van onvermoede schoonheid. Als daar ook vertegenwoordigers van bouwend Nederland tussen zitten, zou dat mooi mee genomen zijn. Ooit bewust gekeken naar een gemak, de voorloper van de wc? Op sommige plaatsen in Nederland bleven deze toiletten in de buitenlucht tot ver in de twintigste eeuw in gebruik omdat er nog geen riolering was aangelegd. Favoriete locatie was de nabij heid van een sloot waaruit geen drinkwater werd gehaald. In Barsingerhorn (Noord- Holland) is er een behouden gebleven uit de negentiende eeuw. Voorzien van een een voudige houten ombouw met een klein dakje werd de voorzijde versierd met klok- vormig geveltje waarvan de randen wit ge schilderd zijn. 'Het mocht dan om de billen draaien, het oog wilde ook wat!observeert Loeff. Na een inventarisatieproject zijn de afgelo pen jaren ook duizenden overblijfselen uit de periode 1850-1940 in het monumenten- register bijgeschreven. Misschien wel een van de merkwaardigste vondsten was vol gens Loeff de barometer uit 1878, die zich nog steeds op de Kaasmarkt van Medemblik bleek te bevinden. Het prachtige instru ment werd geplaatst op een gietijzeren paal met ornamenten en is een van de weinige be waard gebleven meteorologische monu menten. Of hij het nog doet wordt niet ver meld, maar als vertegenwoordiger van de jongere bouwkunst is ook dit object niet aan de aandacht ontsnapt. Onder de vele uitingen van vroomheid die nog steeds langs de openbare weg in Lim burg zijn te vinden, bevindt zich het wegka pelletje uit de achttiende eeuw aan de Schansweg in Berg en Terblijt. In de met ro caillemotieven versierde nis staat boven het altaar een kruisbeeld dat wordt afgedekt met een klein zadeldakje. Natuurstenen monumenten als deze zijn onlosmakelijk verbonden met het rooms-katholieke Lim burg en je moet er niet aan denken dat zo'n overblijfsel uit eerdere vrome tijden zou zijn verdwenen door verval of vandalisme. Ge lukkig staat ook de waarschijnlijk negen- tiende-eeuwse duiventil in Leens (Gronin gen) nog fier overeind en wordt ook nog steeds goed gezorgd voor de glazen kralen- tuin aan het Havenrak in het Noord-Hol landse Broek en Waterland. Het kralenperk was in de achttiende eeuw onderdeel van ui terst nette, formele tuinontwerpen waarin alles geharkt en geknipt was en vaak zelfs de stammen van de bomen werden geschil derd. Onder de rijke voorraad in het Monumen tenboek bevindt zich ook het ir. D .F. Wouda- gemaal in het Friese Tacozijl. Het stoomge maal, tussen 1917 en 1920 gebouwd naar een ontwerp van ir. Ph. Dijkshoorn, is zo bij zonder dat het werd uitverkoren voor de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Ten tijde van de opening door koningin Wilhel- mina en prins Hendrik was het met een ca paciteit van 4000 kubieke meter per mi nuut, het grootste in zijn soort in Europa. Loeff vermeldt als aardig detail dat het bij wijze van spreken in twee etmalen het hele Sneeker Meer had kunnen lcegmalen Een vermakelijke bijdrage uit Friesland staat in Bears, waar het in 1756 gesloopte slot Uniastaete in 1993 werd herbouwd als staalskelet. Loeff vergelijkt het resultaat raak met een virtueel computerspel; de sta len contouren in het weiland geven een pri ma beeld van uit 1616 daterende slot, com pleet met trapgevels en een toren. Wie wil kan ook nationalistische gevoelens krijgen over de fontein in de tuin van Paleis het Loo, tussen 1685 en 1692 in Lodewijk Xrv-stijl gebouwd door Jacob Roman en Daniël Marot. In 1692 kom men de fontein dertien meter en zeventig centimeter laten spuiten, hoger dan de hoogste fontein in Versailles. Zinnig om verder in dit boek aan te treffen (objecten jonger dan vijftig jaar hebben op dit moment nog geen wettelijke status van monument, maar kunnen ook al buitenge woon waardevol zijn), is het niet meer ge bruikte politiebureau in Almere Haven. Het was in 1985 het eerste gerealiseerde gebouw van het Office of Metropolitan Architecture (OMA) van de pas later wereldwijd beroem de architect Rem Koolhaas. Loeff toont zich bezorgd: de opvallend op de gevel geplaats te letters P-O-L-I-T-I-E zijn inmiddels al verwijderd. Het Fina-station van Sybold van Ravesteyn in Arnhem met zijn opval lende inhammen langs de dakrand werd gebouwd in 1957, ook te jong voor een wet telijke status en de bijbehorende rijksmid delen. Behoud van dit fraaie gebouwtje is desondanks zeker gesteld: na restauratie is het in gebruik genomen als kantoor. Frangoise Ledeboer Karei Loeff: Het Monumentenboek - Waanders Uitgevers. -148 pag., €.4,50.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 25