Ooit vingen we er prachtige garnalen
Er kwam weer een transport binnen, weer 750 personen
Afscheid van de Westerschelde
23
De Japanse bezetting
in dagboeken, deel 5
zaterdag 11 januari 2003
Hij heeft er vijf jaar over lopen pieke
ren, maar vlak voor kerst hakte hij
de knoop door. De NZ21, het laatste vis
sersschip van Terneuzen, gaat in de sane
ring. Werner de Rooij (42) zegt met zachte
stem: „Het is een emotionele beslissing.
Thuis liepen ze ook met water in hun ogen
toen het besluit was gevallen. Ik heb
tweeëntwintig jaar op die boot gevist.
Dan is het heel moeilijk om afscheid te ne
men. Maar wat moet ik anders? Er is voor
de Westerscheldevissers geen droog
brood meer te verdienen. Vroeger lag je
's winters drie maanden stil en viste je de
rest van het jaar op garnalen en tong. De
laatste tijd viste ik nauwelijks nog drie
maanden per jaar. Er viel gewoon niks te
halen."
Werner de Rooij komt uit een vissersge
slacht. Z'n voorouders komen van Veere.
Opa Sies verhuisde naar Paalwaar in de voor
oorlogse jaren veertig tot vijftig vissers hun
thuishaven hadden. In 1953, direct na de wa
tersnood, verhuisde opa naar Terneuzen, waar
de vloot toen nog ruim tien boten telde Wer
ner: „Ik heb oude foto's gezien waarop de NZ1
stond, maar je had ook de NZ5, 3,12, 21 en 25
en misschien nog wel meer. Ze lagen allemaal
aan de steiger bij de Scheldekade Mooie tij
den."
Als klein ventje voer hij, net als broer Freddie,
ieder vrij uurtjemeemet vader George. „Fred
die en ik kregen het natuurlij k met de paplepel
ingegoten. Als kleine jongens hadden we nog
van die kleine vingers, waarmee we de kleine
maasjes achterin de netten onderhanden na
men. Je leerde een beetje boeten, een beetje
breien en splitsen. Dat ging allemaal vanzelf.
Er hing een touwtje in de garage en altijd als ik
thuis kwam, oefende ik vijf minuten op het
splitsen. Dat touw heb ik trouwens nog steeds
thuis liggen. Zoiets doe je niet weg.
Van z'n zeventiende tot z'n twintigste deed
Werner een poging aan het vissersbestaan te
ontsnappen. Hij bleek een niet onverdienste
lijk huisschilder, die zelfs deelnam aan het Ne
derlands Kampioenschap. Dat schildersvak
kwam hem de afgelopen jaren goed van pas.
„Toen de vangsten steeds slechter werden, heb
ik 's winters heel wat schilderwerk opgeknapt
om toch maar brood op de plank te hebben. Ik
heb zelfs nog even overwogen een klein schil
dersbedrijf op te zetten. Maar uiteindelijk heb
ik dat idee laten varen omdat ik dan toch weer
- net als in de visserij - tot de kleintjes zou be
horen. Het zou toch weer een strijd tegen de
grote broers worden; dag en nacht bezig zijn
om het hoofd boven water te houden."
Op z'n twintigste stapte hij definitief aan
boord van de NZ21 van vader George. Toen
broer Freddie na verloop van tijd voor zichzelf
begon op de NZ12, verhuisde Werner mee. Na
zeven jaar keerde hij terug naar de NZ21, die
hij in '88 overnam. Toen was hij zelfstandig
visser, overigens met hulp van z'n vader. „Tien
jaar geleden was het allemaal nog goed, had je
goeie vangsten. Voornamelijk garnalen en
soms een zooitje bijvangst. Die vis verkocht je
dan aan de oude mannen, die ons op de Schel
dekade stonden op te wachten. Veel bijvangst
was er eigenlijk nooit De afgelopen jaren
werd het steeds minder, vooral de laatste paar
jaar. Natuurlijk leg je dan direct een link met
de baggerwerken in het kader van de verdie
ping van de Westerschelde. Probleem is dat je
maar moet bewijzen dat er een onlosmakelijk
verband bestaat tussen dat baggeren en de
drastische afname van de vangstVoor ons vis
sers is het wel duidelijk: door dat baggeren en
ook door het dumpen van slib én de zandwin
ning worden de micro-organismen aangetast
en neemt ook het zuurstofgehalte af. Van een
kraamkamerfunctie hoef je dan niet meer te
Werner de Rooij: „Er is voor de Westerscheldevissers geen droog brood meer te verdienen.'
spreken; die is gewoon om zeep geholpen."
Zijn broer Freddie ontpopte zich de laatste ja
ren als een verbeten vechtjas, die ten strijde
trok tegen Rijkswaterstaat en andere instan
ties die hij verantwoordelijk achtte voor de
dramatische daling van de vangsten. Werner
geeft het ruiterlijk toe: „Freddie heeft het
voortouw genomen en heeft dat voornamelijk
in z'n eentje moeten opknappen. De overige
vissers - ja, ik ook - en de visserij organisatie
Zevibel wachtten de resultaten van de proce
dures af. Ik zeg niet dat Zevibel tot nu toe geen
goed werk heeft gedaan, maar ik kan best be
grijpen dat wij als Westerscheldevissers - er
zijn er nog een stuk of acht, schat ik - weinig
gewicht in de schaal leggen. Economisch ge
zien zijn wij natuurlijk maar peanuts, vergele
ken bi] die grote kottervloot. Je ziet ook dat de
politiek alleen in verkiezingstijd belangstel
ling voor onze problemen heeft. Nee, wij zijn
kleine jongens; wij tellen nauwelijks mee.Hij
zegt het niet eens verbeten. Werner de Rooij
heeft z'n geloof in een goede afloop al een tijdje
verloren. Wat hem wél dwarszit is de enorme
aandacht voor natuurcompenserende maatre
gelen in het kader van de verdiepingswerken
en het totale gebrek aan belangstelling voorde
gevolgen die het baggeren heeft voor de visse
rij, hoe klein ook, wél een bedreigde beroeps-
tak.
Vissen op de Westerschelde? Dat was 's mor
gens in alle vroegte uitvaren, de zon zien opko
men, soms nauwelijks scheepvaart en dus stil
te. „En je kunt zelf bepalen wanneer je vist,
afgezien dan van het tij natuurlijk. Als één van
m'n twee zoontjes moest tennissen, hield ik
daar rekening mee. Dan viste ik bijvoorbeeld
begin van de week wat intensiever zodat ik
eind van de week mee kon naar zo'n toernooi.
Hoor je het? Ik spreek al in de verleden tijd,
terwijl die aanvraag voor sanering nog niet
eens gehonoreerd is. Maar echt, het is een
prachtberoep. Het water is altijd anders, de
lucht is geen dag hetzelfde, je vangst staat
nooit van tevoren vast; het blijft altijd een gok.
Maar één ding is zeker: als je geen mannetje
bent 'van acht tot vijf' dan is visserman het
mooiste beroep dat er is."
Om verzekerd te zijn van een redelijk vast in
komen, voer Werner.de Rooij doorzie jaren
heen vooral in de weekends vaak met groepjes
Belgen uit. De gekste dingen maakte hij met ze
mee. „Dan kwam er een groep aan boord,
waarvan één van die mannen de avond daar
voor kennelijk nogal flink was doorgezakt.
Die vent kon niet op z'n benen staan en die
hebben we vastgebonden op het achterdek Ik
vond het te riskant om hem los te laten rondlo-
tig jaar in het eerste elftal. Bij Luctor leerde h ij
zijn \touw kennen. Monique. Een korfbalhu
welijk. Net als twee broers van Monique. Als
korfballer ook getrouwd met een korfbalster.
Dat alles onder het eeuwenoude motto: 'Hup
Jan.dekMina'. „Ja, ja... ik weet wat je wil vra
gen. Of we gemengd douchten zeker hè? Mooi
niet dus. Ik was aanvoerder, dan doe je dat
niet. Maar het zal bij andere clubs heus wei
eens gebeuren hoor. Drinken ze na de wed
strijd eerst een pilsje of wat en dan zal het best
weieens gebeuren dat ze met z'n allen onder de
douche gaan. Ach.Tegenwoordig is het in
huize De Rooij allemaal tennis Kevin (14) en
Kenny (11) slaan een verdienstelijk balletje bij
Animo in Terneuzen. Kennv heeft het meeste
talent. Die haalt al regelmatig de krantenko
lommen. Kevin schiet fysiek iets tekort. En
pen. Lachen natuurlijk. En foto's maken. Het
jaar daarop lag nog iedereen dubbel, inclusief
die man."
Maar toen de vangsten terugliepen, nam ook
de belangstelling van de 'gezelligheidsvissers'
af Het werd voor De Rooij trouwens ook te
duur. „Had je bijna niets gevangen, zag je die
sombere gezichten en deed je nog maar een ex
tra sleepje. Maar daarmee joegjejezelf wel ex
tra op kosten. Extra gasolie en dergelijke."
Korfbal
Of een visser nog tijd heeft voor een sociaal le
ven? Zeker weten. Hij was tot voor kort een
zeer verdienstelijk korfballer, eerst bij Luctor
in Terneuzen, later op Zaamslag. Vijfentwin
zelf neemt Werner nu dus ook regelmatig het
racket ter hand. Sport en ontspanning of niet,
de sanering speelde de laatste jaren dagelijks
door z'n hoofd Het worden spannende weken.
In de loop van februari hoort hij of z'n aan
vraag wordt gehonoreerd. „In mijn sector - de
kleintjes, zeg maar - zijn maar twee aanvragen
ingediend Ik en nog één elders in het land. Er
is voor de kleinste vissersboten twee miljoen
euro beschikbaar. Mijn probleem is dat ik de
limiet van tachtig procent van mijn zeedagen
niet haal. Ik kwam de laatste jaren meestal
niet verder dan de helft. Hopelijk houdt het
ministerie rekening met de bijzondere om
standigheden, waarmee ik op de Westerschel
de wordt geconfronteerd. Tja, en voor het ge
foto Peter Nicolai
val die sanering niet doorgaat, heb ik al met
m'n huidige baas afgesproken dat ik f i fty-fifty
ga doen. vissen en werken voor Montis Moor
ing, een bedrijf dat hand- en spandiensten
verleent aan de scheepvaart."
Hoezeer het hem ook aan het hart gaat, hij
hoopt vurig op die sanering. Ook al komt daar
mee definitief een einde aan de Terneuzense
vissersvloot en verdwijnt daarmee de registra
tieafkorting 'NZ' in de archieven. „Dat is jam
mer, maar ik kan het ook niet helpen Ze heb
ben het, hoe dramatisch dat ook klinkt,
allemaal om zeep geholpen. Neem de Everin-
gen, prachtig viswater. Een mooi groot gebied,
rustig, zonder veel scheepvaart. Ooit vingen
we er prachtige garnalen Sinds ze daar bag
ger dumpen, haal je alleen nog slik boven wa
ter. Van garnalenvisser tot slikvanger, zo kun
je het samenvatten. Neem het visgebied voor
de Braakman De mooiste stek voor de tong
visserij. Afgepakt omdat Delta er een kabel
heeft getrokken. Achterin de Westerschelde
kan ik je zo zes stekken aanwijzen waar we
ooit prachtige garnalen vingen. Allemaal ver
dwenen."
Tegenwoordig wordt hij regelmatig uitgeno
digd op scholen om te vertellen over z'n vak.
Hij doet het graag. Neemt dan steevast zijn
bijzondere vangsten mee: mammoetbotten en
kiezen, ruggenwervels van walvisachtigen, de
snavel van een snavel walvis, een geprepareerd
zeepaardje ('prachtig gevernist een stukje
net en foto's van vissersschepen. Dan vertelt
hij van de blauwe zwemkrab en de gevlekte
lipvis, die hij ooit in z'n netten aantrof en over
de zeven mijnen die hij door de jaren heen op
viste. Laatst vroeg zo'n mannetje van groep 7
hem: „En vangt u ook nog weieens vis?" Dat
was een rake!
Wout Barcman
lTeroen Brouwers schreef in zijn roman
w "Bezonken Rood' (1981); 'De geschiede
nis van die kampen dreigt verloren te gaan'.
Met die kampen' bedoelde hij de jappen
kampen in Indonesië tijdens de Tweede We
reldoorlog. Het Nederlands Instituut voor
Oorlogsdocumentatie (NIOD) heeft de zorg
van Brouwers weggenomen met de serie De
(opanse bezetting in dagboeken. Deel vijf
van deze reeks gaat over Tjideng, een van de
fampen in Batavia, waar voornamelijk
wWwen en kinderen zaten.
van de geschiedenis van Nederlands-Indië
zullen geboeid zijn, met name door de vaak
ontroerende teksten van Els Berg. Zij is zes
tien jaar als ze in oktober 1943 met haar
moeder en broertjes en zusjes in Tjideng be
landt. Met name het eerste jaar van haar in
ternering schreef ze veel en uitgebreid. Ze
legde haar diepste gevoelens vast in haar
dagboek, in feite gelijk aan tijdgenote Anne
Frank. Anders dan Anne Frank meent Els
Berg dat haar dagboek weinig waarde zal
hebben later. Op 24 december 1943 schrijft
ze: 'Als iemand later dit dagboek te pakken
zou krijgen, in de wetenschap, dit is ge
schreven onder de Japanse bezetting in
Tjideng, dan zou hij vol verwachting 't geval
openslaan en na 't gelezen te hebben vol te
leurstelling weer dichtdoen. Want 't gaat
helemaal niet, wat je van een dagboek zou
verwachten, over feiten van de dag, over 't
kampleven en al 't typische van deze tijd.
maar over mezelf en over m'n geluk en ver
driet.'
Als in maart 1942 de Japanners Batavia (het
huidige Jakarta) in handen krijgen, veran
dert het leven voor dc Europese inwoners
van Nederlands-Indië ingrijpend. Niet lan
ger zijn het de blanken die de orders uitde
len; ze - en met name de Nederlanders -
worden door de 'Nippen' (Japanners) subiet
gedegradeerd tot inferieure wezens. Gelei
delijk aan worden alle westerlingen geïn
terneerd. Eerst de mannen en later ook de
vrouwen en kinderen. In Batavia worden
Vrouwen en kinderen in de 'badkamer' van een Japans interneringskamp in Indonesië tij
dens de Tweede Wereldoorlog. foto ANP
twee wijken voor vrouwen en kinderen in
gericht: Raden Saleh (Kramat) en West Pe-
todjo (Tjideng).
Aanvankelijk huizen ongeveer 2.500 vrou
wen en kinderen in Tjideng. Het leven is er
dan nog dragelijk. Halverwege 1943 wordt
Kramat opgeheven en worden alle bewo
ners in Tjideng geplaatst. Het inwonertal
verdubbelt en blijft ook daarna gestaag
groeien - er komen onder meer bejaarde
mannen en katholieke zusters bij Tegen het
einde van de oorlog wonen meer dan 10.000
mensen in het kamp, dat in de loop van de
tijd steeds kleiner is gemaakt door de Ja
panners. Het is in 1945 niet ongewoon dat in
de grotere huizen meer dan 150 personen
wonen. Anneke Henkes-Rijsdijk, die met
haar twee kinderen in Tjideng verbleef
schreef op 14 mei 1945: 'Wonen toch in
Tjidaroemweg nummer 10, een gekkenhuis
met nu 122 mensen erin! Ondertussen
kwam er wéér een transport uit Tjihapit
binnen, weer 750 personen. De rommel en
de viezigheid is vermakelijk.
De overbevolking zorgt voor problemen op
velerlei gebieden als het hebben van een pri-
vé-ruimte (was er simpelweg niet), hygiëne
en voedselvoorziening. Toch zijn geen van
de deze problemen de grootste kwelling.
Kampleider Kenichi Sonei is dat wel. Van
april 1944 tot juni 1945 is hij commandant
van alle burgerkampen in Batavia en Bui
tenzorg. Sonei oefent een waar schrikbe
wind uit. Hij heeft onvoorspelbare woede
aanvallen en is dan vaak erg wreed.
Veel van zijn wandaden zijn toegeschreven
aan zijn 'maanziekte', een soort zenuwziek
te waarbij de drager reageert op de
verschillende standen van de maan. De
kampbewoners zijn hiervan op de hoogte.
'Half zeven megafoon: 'Alle alleenstaande
vrouwen onmiddellijk koempoelen (aantre
den voor appèl)' dat wil zeggen zij die geen
familie hebben. Het stortregent... ze gooien
hun regenjassen in de tuin. Sluipend halen
we ze binnen. Het wordt weer volle maan en
Sonei is gevaarlijker dan ooit', schrijft Hen
kes-Rijsdijk (28 januari 1945). Janneke
Boerma - ze was zestien toen ze in Tjideng
kwam in oktober 1944 - schrijft een dag la
ter: 'Sonei is een 'tropencaller': als het om en
bij volle maan is, dan krijgt hij de kolder in
zijn kop.'
Maar veel van Soneis wreedheden hebben
niets met zijn zenuwziekte van doen. Vaak
hebben zijn wandaden het karakter van
doelbewuste en weloverwogen afstraffin
gen. Hij wordt dan ook 'de gesel Gods' ge
noemd door zuster Rosalinde, oftewel Cor
nelia Borst, lid van de congregatie van de
Zusters onder de Bogen in Maastricht.
Historicus Jeroen Kemperman heeft de ver
schillende aspecten van het leven in Tjideng
in aparte hoofdstukken, waaronder trans
porten en huisvesting, kamporganisatie, en
voeding en materiële situatie, onderge
bracht. Als gevolg daarvan zijn de dagboe
ken van de zeven vrouwen 'versnipperd'.
Wel is het overgrote deel van alle dagboeken
meegenomen. Het is even wennen aan de in
deling van het boek. Alle vrouwen hebben
een eigen sch ri j fsti jl en de lezer hopt dus van
de ene naar de andere stijl. En het ene frag
ment leest als een verhaaltje waar het ande
re fragment slechts uit twee zinnen bestaat.
Maar het gewennen aan is zeker geen ver
spilde moeite. Niet voor mensen die zelf in
Jappenkampen hebben gezeten of anders
zins aan die tijd zijn verbonden en niet voor
jongere lezers.
Het dagboek van Anne Frank verschaft ve
len die de oorlog niet hebben meegemaakt,
een veel beter beeld van die Tweede Wereld
oorlog dan een opsomming van feiten uit
een regulier geschiedenisboek. Zo is het ook
met dit boek. De persoonlijke aantekenin
gen van de vrouwen van Tjideng nemen de
lezer mee naar het laatste stukje geschiede
nis van Nederlands-Indië, dat opeens heel
dichtbij en levend lijkt.
Kiki van Bilsen
De Japanse bezetting in dagboeken, Tji
deng. Samengesteld door Jeroen Kemper
man - Uitgeverij Bert Bakker, 435 pag.,
24,50, ISBN 90 351 25037.