Veronique is toch zoals ze is Verzet Verstandelijke handicap dinsdag 24 december 2002 Zelfs als ze naar school is, helemaal naar Goes met een busje, is Veroni- que Slabbekoorn thuis aanwezig. In de tuin achter het huis, waar een zwembad en speeltoestellen staan, in de keuken waar speelgoed ligt, in de huiskamer op de speciale legotafel, die haar vader voor haar timmerde, op de computer met de lees- en rekenspelletjes maar vooral aan de muur, waar haar portret hangt, met liefde geschilderd door iemand die haar goed kent: een opgewekt, rond koppie, brilletje op en een dikke bos blond haar. Wie Veronique Slabbekoorn uit Krab- bendijke ziet, zou niet zeggen dat ze ver standelijk gehandicapt is. Maar dat is ze dus wel. Haar vader en moe der, Jan en Marie, hebben daarover nog nooit teleurstelling gevoeld, al zijn ze nog zo vaak meewarig aangekeken door allerlei men sen, familie en vreemden. ,,Die lui weten niet beter", zegt Marie. „Wij hebben een hele lieve dochter, een kind dat graag wil leren, dat haar best doet, graag naar school gaat. Volgens mij kan lang niet iedereen dat zeggen." „Zo is het maar net", valt Jan bij„Veronique is een mak kelijk kind. Dat klop ik af, want in februari wordt ze dertien jaar. Pubers zijn meestal niet de makkelijksten en misschien zullen we om Veronique wel extra zorgen hebben." „Maar extra zorgen hebben we natuurlijk al tijd gehad", zegt Marie. „We krijgen er alleen zoveel voor terug. Dan merk je dat niet." Veronique zal een jaar geweest zijn, toen een vervanger van de huisarts twijfelde aan een normale ontwikkeling. „Ze vond haar wel erg klein voor een jaar en haar ogen stonden ook niet goed, zei ze. 'Is dat alles, heb je niet meer aan te merken?', vroeg ik. Ik begon al kwaad te worden. Toen vroeg ze of ze niet achterliep in haar ontwikkeling. Ik was witheet. Jan en ik zijn allebei klein, dus ik vond het logisch dat Veronique ook niet groot was. Het voelde alsof ze de allerliefsteallermooiste baby van de we reld stond af te katten. Mijn eigen huisarts vond het ook nogal voorbarig, maar adviseer de me naar een kinderarts te ga an om alle twi j - fel weg te nemen. Die stuurde ons door naar Rotterdam, waar Veronique onderzocht werd. Ze bleek een chromosomale afwijking te heb ben. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat Jan op dezelfde chromosomen dezelfde afwijking heeft. Alleen heeft het bij Jan niet geleid tot een verstandelijke handicap en hij is ook niet extreem klein gebleven", vertelt Marie. „Ho, ho", roept Jan. „Ik heb ook op de LOM- school gezeten. Dat is allemaal goedgekomen, dus waarom zou dat bij Veronique niet gebeu ren. Ik zou er ook niet van staan te kijken als ze nog een heel eind zou groeien." Niet liefdevol Voor Marie staat echter vast dat de leerproble men in J ans j eugd vooral te wij ten zijn geweest aan het feit dat hij als peuter al zijn moeder verloor en vervolgens de gang maakte langs een stiefmoeder, een oom en tante en een inter naat. „Jan en zijn zus zijn niet liefdevol opge kweekt. Hij wilde ook bijna niet geloven dat zoiets bestond. Ik weet dat dat kan, want ik ben met mijn zussen opgegroeid in een warm Knutselen Jan en Marie werken allebei. Jan maakt in de vroege avonduren schoon bij Advanta en Ma rie doet een paar dagen in de week met een team de huisjes in een vakantiebungalow park. Op die manier is er eigenlijk altijd ie mand thuis, als Veronique uit school komt. Ze zijn zich echter bewust van het feit dat ook Ve ronique steeds zelfstandiger moet worden. „We gunnen haar echt wel haar eigen dingen. Dat hebben we altijd gedaan, niet te veel stu ren en trekken." Marie vertelt dat Veronique nooit naar poppen heeft omgekeken. „Ze speelt liever met lego, trekkers of ze knutselt." Jan: „Zelf ben ik ook een knutselaar, ik heb het hele huis zelf verbouwd. Als ik in de schuur be zig benwil Veronique ook graag wat doen. De gevaarlijke dingen houd ik uit haar buurt, maar verder mag ze met een hamer en een nijp tang aan de slag." Buitenshuis, zonder haar vader en moeder, heeft Veronique ook al een sociale omgeving opgebouwd. Op school, natuurlijk, maar ook verderop in de straat. Daar woont Erik. Die zit ook op de Deltaschool en reist op en neer met hetzelfde busje als Veronique. „Erik is mijn vriend"zegt Veronique.,Ik ga vaak naar Erik en vrijdagavond en zaterdag gaan we bij Con nie, dat is Eriks buurvrouw, thee drinken. En op zondag gaan we naar de kerk en naar de zondagschool met Connie." Veronique houdt van orde. Ze doet alles graag op vaste tijden en ze geniet erg van het feit dat ze goed kan klok- kijken. De Slabbekoorntjes zijn erg blij met de vriendschap met Erik en diens buurvrouw, die de kinderen heel veel aandacht geeft. Zelf zijn ze helemaal niet kerks, maar als Connie de kinderen wil meenemen naar een opgewekt soort kerkgenootschap in Tholen, juichen Jan en Marie dat alleen maar toe. „Veronique vindt het leuk, ze mag op de zondagschool knutselen en er is vertrouwde begeleiding bij." Daarbij vindt Jan het aardig, dat de twee vrienden tussen normaal begaafde kinderen overeind blijven. was. Het enige alternatief was de Deltaschool, voor zeer moeilijk lerende kinderen. Ook daar ben ik gaan kijken en het klikte meteen. Ik denk dat je zoiets als moeder beter aanvoelt dan de mensen dié met een beroepsmatig oog naar de kinderen kijken. Veronique zit nu ruim zes jaar op de Deltaschool en het gaat heel goed met haar. Pas geleden nog riep de onder wijzer mij bij zich. Het was hem opgevallen dat ze zo lekker in haar vel zit. Ze hoort zelfs bij de betere leerlingen en anderen trekken zich aan haar op. Dat is fijn om te horen, hoor. De steun die je krijgt vanuit zo'n speciale school is van onschatbare waarde. Al was het alleen maar dat je weet watje van je kind kunt verwachten." Jan en Marie zijn niet veeleisend ten opzichte van hun dochter, ze genieten van haar zoals ze is. Maar soms blijkt dat Veronique tot veel meer in staat is, dan iedereen had durven dro men. „Dan stellen we onze houding gewoon bij." Veronique Slabbekoorn foto Ruden Riemens gezin. Veronique moet dat ook hebben.Marie weet dat haar dochter zich kiplekker voelt in de gezinssituatie en Jan heeft inmiddels ook ervaren hoe dat is. „Wij hebben lang gewacht. Ik ben wel meteen, toen ik Marie ontmoette, bij haar ingetrokken. Maar dat was ook een beetje omdat ik thuis, bij mijn vader en stief moeder, geen enkele binding had. We hebben acht jaar samengewoond voordat we gingen trouwen. Iedereen zei: 'dat duurt geen twee weken', maar we zijn al meer dan twintig jaar bij elkaar." De uitslag van het DNA-onderzoek kregen de Slabbekoorntjes toen Veronique al bijna twee jaar was. „In Rotterdam adviseerden ze een of andere hormoonbehandeling om de puberteit uit te stellen. Ik wilde daarover nadenken. Bij de kinderarts hoorde ik dat ze dan 4 of 5 centi meter langer zou worden. Nou moet je toch niet denken dat ik voor een paar van die centi meters zo'n kind laat inspuiten met die rot zooi. De kinderarts gaf me groot gelijk. Je kind is toch zoals het is? Ik kan niet begrijpen waar om het anders zou moeten zijn." Het advies om Veronique naar het Medisch Kleuter Dagverblijf (MKD) te sturen, hebben ze meteen opgevolgd. „Professionele steun bij de opvoeding van je kind, is heel belangrijk. Zeker als er iets aan de hand is. Je weet per slot van rekening ook niet precies wat er eigenlijk aan mankeert." Marie gaat ervan uit dat het MKD alles uit haar dochter heeft gehaald wat erin zat. Ze heeft er immers maar tot ze 65 j aar was gezeten. „Toen moest er wat anders ge beuren. De psycholoog adviseerde de Zunne- guus, ook een dagverblijf. Maar hoe makkelijk ik me ook laat adviseren, dat zag ik na een be zoekje aan de Zunneguus niet zitten. Ik wist zeker dat Vernonique daar niet op haar plaats Begeleiding Marie maakt zich nog weieens zorgen, want de lichamelijke, emotionele en intellectuele ont wikkeling lopen bij Veronique niet synchroon „Toen ik, meer dan twee jaar geleden, bij een kinderarts de snelle lichamelijke ontwikke ling aan de orde stelde, kreeg ik te horen dat dat helemaal niet kon. Dat was overgewicht, zei ze. Ik had ernaar gevraagd omdat een meis je met alles erop en eraan, maar met het ver stand van een kind van acht, misschien wel speciale aandacht nodig heeft. Al snel bleek dat ik gelijk had. Vervolgens heb ik alles ge daan om weer bij de vorige kinderarts terug te komen. Weet je, het is heel belangrijk dat je in zulke vraagstukken een beetje begeleiding krijgt. In hoeverre kun je haar loslaten? Vast binden kun je haar niet. Andere ouders zitten ook met dat soort vragen, dat weet ik wel, maar bij Veronique lopen de ontwikkelingen wel erg uit elkaar." Maar Jan ziet het zo'n vaart nog niet lopen. „Als je iets tegen Veronique zegt, en ze merkt dat het je ernst is, dan knoopt ze dat echt wel in haar oren. We zeggen bijvoorbeeld: met nie mand meegaan zonder dat wij het weten. Dan zit dat in haar hoofd en het komt er nooit meer uit. Je moet haar alleen niet vragen voor je te liegen, want ze is goudeerlijk. Laatst reden we een klein stukje in de auto door de straat. Ze hoefde van mij haar gordel niet omMaar ik zei dat ze daarover niets tegen mama mocht zeg gen. Die heeft haar al honderd keer op het hart gedrukt dat ze haar gordel aan moetWat den k je? We waren nog niet binnen of ze begon er over. Je kunt j e gewoon geen liever, eerlij ker en aardiger kind voorstellen." Mieke van der Jagt Kort voor Kerstmis wist ik de kluit altijd te bela zeren. Mijn vader maakte qualitate qua deel uit van het comité dat het kerstfeest voor de kinderen voorbereidde en bij ons thuis werd jaarlijks een gro te, kartonnen doos vol boeken bezorgd. Van de Uit geverij Callenbach uit Nijkerk. De boeken, waarin geen onvertogen woord voorkwam, werden op twee de kerstdag cadeau gedaan aan de kinderen die een speciaal voor hen belegde bijeenkomst bijwoonden. In de kerk. Als de boeken in zijn studeerkamer waren gezet, leg de mijn vader er briefjes met namen in. En dan kwam ik in beeld. Of eigenlijk juist niet, want ik zorgde ervoor dat er niemand in de buurt was als ik de boeken taxeerde en het briefje met mijn naam legde in het dikste exemplaar of dat met het mooiste omslag of, als het even kon, allebei. Succes verze- kerd. Het kind dat mijn boek kreeg, wist van de om wisseling toch niks af en wat niet weet, dat deert niet. Ik was verlost van spanning en onzekerheid, mij kon niks meer gebeuren. In ons huis veranderde de sfeer. Een boom, daar de den wij niet aan. Dat was iets voor heidenen en lie den die behoorden tot lossere kerkelijke nominaties dan de onze en die er op de Dag des Oordeels wel van zouden lusten; een bemoedigende gedachte die veel goedmaakte. We hadden dan wel geen boom, maar onze tijd kwam nog, Trouwens, wij hadden ook iets groens in huis. Van de spar en van de hulst. De tak ken staken we achter de schilderij en die het hele j aar door onze wanden ontsierden en die rond kerst de den denken aan niet goed gelukte geweien. Hier en daar werd een kaars geplaatst, ook al omzoomd met takken. Daarin waren rode linten verwerkt en een enkel glazig vogeltje op een metalen knijper. De ge zelligheid was te snijden. Het feest kon wat ons be treft een aanvang nemen. Wij dineerden met soep vooraf en na het hoofdgerecht ook nog een toetje en we baden, dankten en zongen dat het een aard had. De Grote Dag, dat was echter niet de eerste kerst. Dan duurde de kerkdienst veel te lang, zeker als het welhaast eindeloos herhaalde Ere zij God op het programma stond. Tsjonge, dat hield maar niet op. En dan 's avonds nog een keer. Nee, de Dag der Dagen viel op de tweede kerst. Dan werd er niet gepreekt; dan was er een verhaal. Dat werd verteld door de huisschilder in het dorp, mijn heer Kraak heette hij. Mijnheer Kraak kon er wat van. Hij was in het verzet geweest en gebleven. In de oorlog waren de Duitsers de vijand en na de oorlog alles wat zweemde naar gevestigde orde. Vandaar dat hij nooit in de kerkeraad werd gekozen. Hij was te wederspannig. Die eigenschap klonk door in zijn kerstverhalen. Daarin werden telefoonkabels door gesneden waardoor de bezetters niet meer met el kaar konden bellen. Ook ging er ooit, door een kleine onachtzaamheid binnen kringen van de onder grondse, een bazooka af in de consistoriekamer van een kerk. De afgevuurde granaat vloog rakelings over de nabijgelegen Ortskommandantur en het verzet moest vervolgens alle zeilen bijzetten om de daar vertoevende vijand om de tuin te leiden. Mijnheer Kraak kon heel mooi moduleren. Hij liet zijn stem vaak dalen; bijna fluisterend, de fenome nen oorlog en religie naar eeuwenoude traditie vak kundig aaneensmedend, trok hij ons het verhaal binnen. Wij werden de helden die de Blonde Bestie onverschrokken in de flank aanvielen. Wij kozen maanloze nachten om verbindingen onklaar te ma ken en wij wisten de sporen uit die door dat stomme schot met de bazooka waren achtergebleven. Wij tartten de dood; omwille van God, Nederland en Oranje. Wat waren we dapper en wat waren we goed. Een deken van welbehagen verwarmde ons. En dan was er chocolademelk. En een sinaasappel in van dat zachte vloeipapier. Plus het boekje met een stichtelijk verhaal dat ons zou sterken in de overtuiging dat normen en waarden er zijn om naar te leven. 's Avonds op bed begon ik in mijn boek. Morele be zwaren tegen de manier waarop ik het mij had toe geëigend, had ik niet. Dat Dirk Zemel, het zoontje van de koster, op datzelfde moment waarschijnlijk mijn flutverhaal lag te lezen, wat maakte dat nou uit. Dirk was toch maar een eikel. Dat ruiltje, och, dat kon je met een beetje echt bij Kerstmis behorende goede wil best zien als een ver- A.J. Snel illustratie Corde Jonge

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 31