Altijd lak
gehad aan
conventies
PZC
Stichting
Dorpsleven
dinsdag 24 december 2002
Wij hadden ze allemaal dubbel, de boekjes van
W. G. v.d. Hulst. Dat moet te maken hebben
gehad met één of andere bestellijst, die werd toege
stuurd aan goed-christelijke personen en organisa
ties. Waarschijnlijk deed uitgeverij Callenbach tel
kens rond Kerstmis één titel in de aanbieding.
Eentje kregen we er bij de kerstdienst van de zon
dagschool. In een papieren draagtasje zaten een
chocolade kerstkrans met witte pikkeltjes, een si
naasappel en een boekje van W. G. van der Hulst. In
die volgorde consumeerden wij dat alles meteen.
Het andere exemplaar - elk j aar dezelfde titel als dat
van de zondagschool - kwam van onze Opoe. Ze was
steenrijk met haar AOW'tje, maar kon nog meepra
ten van de armoede en de uitbuiting van voor de oor
log, die in W. G.'s boekjes ook wel aan de orde kwa
men. Opoe had, geheel volgens de richtlijnen van de
schrijver, haar kracht gevonden in het geloof. Dat in
tegenstelling tot mijn ouders, die meer zagen in de
strijd. Bij ons thuis hadden ze ook wel bestellijsten,
maar die kwamen van de Arbeiderspers. Zo lazen we
de gedichtjes van Annie Schmidt en Peter Heil,
naast 'Een klompje dat op het water dreef', 'Van drie
domme zusjes', 'Een weggetje in het koren', 'Voet
stapjes in de sneeuw' en 'Een plekje dat niemand
wist'.
Het duurde dus niet lang, voordat we doorhadden
dat W. G. van der Hulst erop uit was ons te stichten.
Normaal gesproken hadden we dat niet met ons la
ten doen, maar de christelijke hoofdonderwijzer
deed het op zo'n aantrekkelijke manier, dat je het op
de koop toe nam. Zijn verhalen speelden in een an
dere tijd, in een andere wereld. Het ging over kinde
ren op het platteland, over arme zoons van knechten
die het goed mochten afdragen van de zoon van de
dominee, over meisjes die verdwaalden tussen bos
jes en weilanden, onvoorzichtige jongens, door het
ijs gezakt maar net niet verdronken of over verwen
de, enig-kinderen, die eenzaam en zielig waren maal
later toch vriendjes kregen. In die dunne boekjes
dreigde er altijd iets fout te gaan, maar het kwam al
tijd weer goed.
Van der Hulst wist goed en kwaad, zielig en blij per
fect te mengen tot een verhaal. Fik bijvoorbeeld, het
hondje uit het gelijknamige boekje, wordt telkens
weggestuurd als hij denkt een baasje te hebben ge
vonden. Een aanhankelijke, kwispelende verschop
peling, die uiteindelijk bij een leuk gezin terecht
komt. Stel je voor, daar brandt de kachel, hij heeft
een mandje, een warm dekentje, een bak eten en ze
spelen de hele tijd met hem. Eind goed, al goed, zou
je denken, maar dan ziet Fik hoe zijn nieu we baasjes
de handen vouwen, en de ogen sluiten. Dat snapt Fik
natuurlijk niet meteen. Hij rolt zich op in zijn mand
en gaat slapen, maar de jonge lezers weten het weer:
de goede mensen kennen God.
Wie op het titelblad 'door W. G. van der Hulst, met
ill. van W. G. van der Hulst jr.aantrof, was dus ge
waarschuwd: een mooi verhaal met knusse plaatjes
en een gristelijke moraal. Hij schreef ook dikke boe
ken, onder veel meer: Jaap Holm en zijn vrienden,
Gerdientje en Peerke en zijn kameraden. Die liepen
niet altijd helemaal goed af. Er ging bijvoorbeeld
een jongen in dood. Afgezien daarvan, waren ze ook
minder aantrekkelijk omdat jr. ze niet allemaal illu
streerde.
Het stichtelijke aura van de schrijver werd versterkt
doordat onze hervormde school ruim gebruik maak
te van de lees- en leermethoden die Van der Hulst
ontwikkelde. In het overwegend katholieke Ginne-
ken, waar wij opgroeiden, leerden we uit de reeks
'Toen en Nu', waarin ons de Vaderlandse Geschiede
nis werd bijgebracht, dat we het tijdens de Tachtig
jarige oorlog hadden gewonnen van de slechteriken:
de Spanjolen en de katholieken.
In één ding schoot Van der Hulst zijn doel voorbijDe
schoolplaten van jr., een stadje in de zomer en in de
winter, bedoeld voor de door sr ontwikkelde lessen
stillezen, hielden ons alleen maar van ons werk.
Daar kon je uren over fantaseren terwijl de rest van
de klas staartdelingen maakte. Het kan nooit de be
doeling zijn geweest van de brave veelschrijver,
maar rekenen kunnen we nog steeds niet.
Mieke van der Jagt
Zijn overhemd hangt zomer en win
ter wijd open. Hij krijgt nog regel
matig oud-leerlingen over de vloer in zijn
huis aan de Ring en hij is liever bot en dui
delijk dan diplomatiek en vaag. Joop van
Ast (69) is tegendraads. Hij stoort zich
niet aan dorpse conventies. De rust en
ruimte van het polderland winnen het
voor de robuuste oud-leraar Nederlands
van het keurslijf waar ze hem nooit in
hebben gekregen.
Van Ast werd als boerenzoon geboren in
Noordgouwe, doceerde bijna veertig jaar
Nederlands aan een middelbare school in Rot
terdam en keerde vijftien jaar geleden terug
naar zijn geboortegrond. Vanuit zijn woonka
mer heeft hij uitzicht op het huis waar hij ge
boren werd. Van Ast is terug thuis gekomen.
,,Ik ben nooit een stadsmens geweest. Ik heb
Rotterdam altijd beschouwd als mijn werk
stad. Al die veertig jaar dat we in Rotterdam
woonden - waar we trouwens best een mooie
flat hadden - gingen we in het weekeinde vaak
naar Noordgouwe."
Noordgouwe. In de kernbeschrijving die het
Zeeuws welzijns- en cultuur-instituut Scoop
ervan maakte in opdracht van de gemeente
Schouwen-Duiveland werd het dorp om
schreven als een sociale en hechte kern met een
goed verenigingsleven. Maar slechts een klei
ne groep mensen die zich actief inzet voor het
dorp.
Noordgouwe. Hoewel hij het innig liefheeft
een wat vreemd dorp volgens Van Ast. Bewo
ners van een naburig dorp als Dreischor vor
men een hechte groep die gezamenlijk dingen
onderneemt. Hoef je in Noordgouwe niet te
proberen, volgens Van Ast.
Geen eenheid
„Je ziet wel dat bijvoorbeeld de muziektent
weer herbouwd wordt. Maar dat gebeurt door
een kleine groep mensen. Niet door het dorp
als gemeenschap. Noordgouwe is geen een
heid. Nooit geweest ook. De bevolking is hier
altijd verdeeld geweest in verschillende groe
pen. Die dan onderling weer ruzie maakten.
Noordgouwe. Het leven is er rustig, maar daar
tegenover staan de ongeschreven wetten waar
je je als dorpeling aan dient te houden. Dat is
de andere kant. Van Ast heeft zich er nooit
overmatig veel van aangetrokken en eventue
le scheve blikken van dorpsgenoten voor lief
genomen. Maar voor sommigen is het, weet
Van Ast, een nauw keurslijf.
Eén van de ongeschreven wetten is dat je als
kerkganger op zondag pas begint naar de kerk
te lopen als de klokken beginnen te luiden. On
zin, vindt Van Ast, maar ook wel vermakelijk.
„Eerst zag je helemaal niemand op zo'n stille
zondagochtend en een paar tellen later zag je
overal deuren opengaan en mensen ter kerke
snellen." Door de jaren heen is het aantal
kerkgangers in Noordgouwe volgens Van Ast
Joop van Ast: „Noordgouwe is geen eenheid. Nooit geweest ook." foto Ruden Riemens
wel behoorlijk geslonken. „God is verdwenen
uit het dorp."
Noordgouwe. Net als in de meeste andere dor
pen is het er gebruikelij k dat bij een begrafenis
klokgelui te horen is. Van Ast: „Toen mijn va
der overleed gingen de mensen op het dorp er
vanuit dat bij zijn teraardebestelling ook wel
klokken zouden luiden. Maar ik zie dat klok
gelui als een Germaans gebaar. Het zou de
kwade geesten moeten verdrijven en zorgen
voor het zielenheil van de overledene. Nou,
daar geloof ik niet in en aan dat klokgelui wil
de ik daarom niet meedoen. Ik doe alleen wat
ik zelf wil en niet wat mensen van mij ver
wachten dat ik doe."
Van Ast neemt nooit een blad voor de mond.
Als hij op z'n duim slaat komt er iets heel an
ders uit zijn mond dan 'potjandorie'. De
Noordgouwenaar bezigt bij voorkeur wat
krachtiger taal. De krachtterm die volgens de
bond tegen het vloeken tot de ergste hoort die
gebezigd kan worden ziet Van Ast niet als
godslasterlijk. „Wat je feitelijk zegt is 'God,
verdoem mij als het niet waar is wat ik zeg'.
Van Ast neemt met zijn tegendraads gedrag en
zijn aversie tegen conventies en dingen doen
omdat dat nu eenmaal van je verwacht wordt,
bewust het risico dat hij zichzelf buiten de
dorpsgemeenschap plaatst. Als je bepaalde
principes aanhangt moet je daar ook naar
handelen, vindt Van Ast. Ook als dat inhoudt
dat je een andere kant kiest dan je dorpsgeno
ten.
Vroeger was anders. Veel conventies van toen
gelden anno 2002 niet meer op het dorp. Er
woont inmiddels een andere generatie en die
heeft weer zo haar eigen ongeschreven wetten
Wat gebleven is, is de dorpseigen sociale con
trole. Van Ast laat in het midden of dat nou wel
zo erg is als vaak beweerd wordt.
De andere - positieve - kant is, stelt de gepen
sioneerde neerlandicus, dat het fenomeen bu
renhulp gelukkig nog wel steeds bestaat in
Noordgouwe. Hoewel het al lang niet meer
vanzelfsprekend is dat op het dorp iedereen ie
dereen kent staat men als de nood echt aan de
man is wel voor elkaar klaar.
Vroeger was niet beter. Van Ast is er de man
niet naar om het leven van toen te verheerlij
ken en te roepen dat alles in die tijd gezelliger,
beter en veiliger was. Wel signaleert hij dat de
natuur verarmd is en dat vrijheden die je je
vroeger als dorpsbewoner kon veroorloven nu
vallen in de categorie 'vragen om problemen'.
In de tijd dat Van Ast nog in korte broek het
dorp onveilig maakte deed geen mens de voor
deur op slot. Wie de buurman even wilde spre
ken liep gewoon binnen, riep 'vollek' en ver
trok weer als er geen antwoord kwam. En als je
op vakantie ging hing je een briefje op de ruit
waarop dat en tevens de vindplaats van de
voordeursleutel vermeld stond. Hoef je nu niet
meer te proberen, weet Van Ast.
Van Ast kiest vaak een andere kant dan de
meeste anderen. De bij veel mensen heersende
angst voor jongeren heeft hij nooit gevoeld.
Hij heeft zich altijd proberen te verplaatsen in
de wereld van de jongeren, zijn leerlingen. Wie
in de problemen zat kon - en kan - op de hulp
van Van Ast rekenen. „We zijn altijd een soort
opvanghuis geweest. We zaten vaak genoeg
met een huis vol. En er is nooit iets gebeurd."
Van Ast is bijzonder verknocht aan de rust en
het weidse uitzicht dat Noordgouwe hem
biedt. Dat er slechts één klein winkeltje is en
één dorpscafé deert hem niet. „Vera verkoopt
in haar winkeltje bijna alles wat we nodig heb
ben. Wat ze niet heeft kopen we in Zierikzee en
als we willen stappen gaan we naar Middel
burg of Vlissingen."
Op het dorp is het in vergelijking tot vroeger
minder gezellig geworden, vindt Van Ast. In de
tijd dat alleen notabelen en midenstanders
een auto reden en er nog gewoon op straat ge
voetbald kon worden zat in de zomer half
Noordgouwe op de stoep in het zonnetje. De
wereldpolitiek werd er besproken, het weer
geanalyseerd, de laatste roddels uitgewisseld
en gemopperd op de gemeente.
In 19 5 8 vergaapten de dorpelingen zich aan de
gemeentelijke televisie. „Dan zat het hele
dorp naar één tv-scherm te kijken. Dat is nu
wel anders. Dat soort gezelligheid is sinds ie
dereen zelf thuis een televisie en een auto heeft
verleden tijd. Ach, je moet wat dat betreft
roeien met de riemen die je hebt."
Boerenlanddag
De jaarlijkse Boerenlanddag bloedde dood en
behalve de jaarlijkse viering van Koninginne
dag en de intocht van Sinterklaas valt er dan
ook bar weinig te beleven in het ringdorp. Van
Ast zit er niet mee. Aan verplichte gezelligheid
heeft hij een broertje dood en in de tijd dat de
Boerenlanddag nog wel gehouden werd was
hij er ook lang niet altijd bij.
Hij heeft zich ook nooit geroepen gevoeld ac
tief deel te nemen aan het verenigingsleven.
Ooit was hij lid van een kaartclub, maar dat
was voor Van Ast geen overweldigend succes.
„Ik ben geen verenigingsmens. Nooit geweest.
Er is hier ooit iemand aan de deur geweest om
te vragen of ik niet in het bestuur van de oude
renbond Anbo wilde gaan zitten. 'Rot op met je
ouwe lullen' heb ik gezegd.
Van Ast is er de mens niet naar om achter de
geraniums te kruipen. Van schaapherder Joost
Ringelberg kreeg hij de liefde voor de natuur
mee. „Ik ruik de vogelnesten gewoon." Dat hij
de drukte van Rotterdam heeft verruild voor
de rust van Noordgouwe heeft hem nog nooit
één seconde berouwd. „In Rotterdam lag je
vanwege het verkeer soms te schudden op je
nest. Nee, geef mij dan de stilte en weidsheid
van de polder bij Noordgouwe maar. Die ruim
te heb ik gewoon nodig."
Piet Kleemans
illustratie Corde Jonge