Het dorp was vol bedrijvigheid ^mmao' vaort de Gesol met asielzoeker op De Bierkreek r boot noe wee nu Op Kózew dinsdag 17 december 2002 pakk'n '.óór, zegt de oudere man, die zich nu ook in het gesprek mengt. Over het weer natuur lijk. Dat het toch zo hard gevro ren heeft vorige week, vooral in de nacht van maandag op dins dag. Gelukkig was het niet doorgezet, die vorst, want an ders had ie zijn aardappelen, ui en en wortelen nog in uus moet'n brieng'n. Want ja,jelaatdezaak toch niet zomaar bevriezen. Turnclub Even later zitten ze samen bo ven in de niet-rokerssalon. 'k 'En d'r anders m'n bos an 'óór, zegt de moeder tegen het oudere echtpaar, als ze puffend op de bank gaat zitten. Ze wijst op de kleine man, die ze naar boven heeft gedragen. Ze wil niet dat hij strompelend die grote trap pen opgaat, want hij zit overal met zijn handschoenen aan. Een sportclub komt ook in de grote cirkel zitten. Het zijn jon gens en meisjes van een turn club, op weg naar Goes. Ze gaan rustig naast mekaar zitten en schatten onderling hun kansen in om kampioen te worden. Mao Jurgen, hie sproenge dinsdag wel 's even 'ööge zeg, roept een mager meisje naar de andere kant van de cirkel. Jurgen voelt zich gevleid, kleurt en zegt dat hij inderdaad een goede dag had. Maar of het vandaag zal lukken? Hij kijkt wat verlegen naar de andere kant van de ta fel, waar het meisje zit, dat hem zo complimenteerde. Waarom zou ze dat nu zeggen? En zo hard? De bóót vaort al ee mamma?, vraagt de kleine man, terwijl hi] rechtop op de zitting gaat staan. Hij kijkt naar buiten en wijst al le kanten op. Da's nog schööne ee, zegt de oudere vrouw, terwijl moeder de kleine uit zijn jasje pelt en van zijn muts afhelpt. Op dien leeftied is da nog makke lijk, maor as ze zoo gróót zien as die kuufels.. en ze wijst op de jongens en meisjes van de sport club. Ondertussen maakt ze een gebaar van: daor 'èn 'k m'n buuk van vol. Van d'overkant De salon stroomt vol. Het is een uurdienst vandaag. Het is zater- dagmiddag. Bijna iedereen kijkt tevreden rond. Het is ge zellig aan boord. Handen wor den omhoog gestoken. De boot is en blijft een ontmoetings plaats voor de mensen van d'o verkant. Als ze van boord afgaan vraagt onze kleine man waarom die re serveboot niet vaart. Waoit 't te 'ard? Of is 't mistig? Moeder zegt niks en rijdt handig het smalle pad af. Als ze voor de slagbomen staat, ziet ze de sportclub in een paar auto's voorbijrijden. Jur gen denkt aan z'n record, dat hij vanmiddag gaat verbeteren. Een man van de PSD sjouwt een kerstboom in een net aan boord. Zeker voo 't leste kerstfeest an boord? Hij knikt. Rinus Willemsen Agenda In het Pannenkoekenhuisje in Temeuzen wordt vrijdag 20 december een vertelavond van streekverhalen in dialect ge houden. Er zijn optredens van Thea de Bruine, Sanky Koster, George Sponselee en Èd Steijns. De avond begint om 19.30 uur. De toegang, inclusief consump tie, is 5,-. Reserveren via 0115-695874 of 0115-630382 In de Schaapskooi in Heinkens- zand wordt vrijdag 20 december kerst gevierd bij de schapen. Er worden kerstverhalen gelezen, waaronder het kerstevangelie van Lucas in Zuid-Bevelands dialect, er worden kerstliederen gezongen en er is een bezoek aan de schapen in de kooi. Aanvang 19.30 uur, entree€ 4,- (volw.) en €2,50 (kind.), reserveren via 0113-655268. Het veerplein in Breskens ligt er nog wat verlaten bij. Wat chauffeurs drentelen doelloos rond hun vrachtwagens, roken een sigaretje en verdwijnen dan weer in hun verwarmde cabines. Een paar meeuwen scheren over het plein, op zoek naar wat eet baars, De ene fritestent is nóg dicht, de andere is al open, maar trekt nog weinig klanten. Het is te zien dat de PSD en het jaar op hun einde lopen. Ouwe kranten, beschilderde muren met allerlei kreten, resten van vuurwerk en smerige bushokjes. Jaojoeng, da's de jeugd ee, hoor ik een oudere vrouw tegen haar man zeggen. Het echtpaar is op weg naar een feestje van een kleinkind in Vlissingen. Ze zijn er piekfijn voor aangekleed. Me bluuv'n 'iere nog maor even ben- nej'n staon, zegt ze, terwijl ze het tasje met daarin een groot pak neerzet. Da's 'iere ook ge- daon, zegt hij terwijl hij op het hokje wijst, waarin de kaartjes verkocht werden. Die zunn'n ze we gebruuk'n bie 't voetveer, zegt zijn vrouw. Buiten groeit het aantal wach tende auto's gestaag. Twee rijen zijn al bezet, 't Lóópt al schööne vol, zegt de man, terwijl hij zijn bril afpoetst met de punt van zijn das en naar buiten kijkt. De mist is overgegaan in nevel. Als de boot vanavond maar vaart, hoor ik de man en vrouw den ken. Een jonge moeder met een kind van een jaar of drie komt op de fiets aangereden en remt langzaam af. Ze staat bij de ou de fuik van de boot en kijkt naar zee. Ze praat tegen het kind, zet z'n mutsje nog eens recht en komt onze kant opgereden. De rode automatische deuren gaan open en dicht. Mammao, vaort de bóót noe wee nii?, vraagt het mannetje, ter wijl zijn moeder afstapt. Zijn moeder lacht en vertelt tegen het oudere echtpaar dat zoon lief niet gewend is. dat ze hier van de fiets stapt. Dat ze meest al rechtdoor aan boord rijden, maar dat het nu te koud is om buiten te wachten. Nêê, wudder rööken allemao nii en dan zat je 'n kind 'iere toch nii in de róók ee? Bie al die stien- kende brommers. Het mannetje zit achter op de fiets en speelt met de capuchon van zijn moe der. Ik begrijp nu ook dat ons Bressiaondertje zo graag op de fiets zit. Alli, vooruut, roept hij, terwijl hi] met zijn knuustjes in de capuchon verdwijnt en er eens flink aan trekt. Voouut, roept hi j nog 's en het weer kaatst door de wachtruimte. 'n Bitje geduld ee, zegt de oude re vrouw, terwijl ze het manne tje op z'n schouder tikt. Moeder zegt dat hij eigenlijk wel best geduld heeft. Vandaag moeten ze even naar d'r zus, in Souburg en de bóót, da vindt ie zóó leutig. D'r zus, da's nogal 'n handige weet je, die maakt van die 3D- kaarten. De hele familie en ook de buurt verzamelt de oude kerst- en nieuwjaarskaarten voor haar en daar werkt ze dan het hele jaar aan. En tegen deze tijd, dan kopen we die kaarten weer terug. Jao, ofdao vee wérk an is. En het geld is voor vluch telingenwerk. En da's ook schööne ee? Nee, ze heeft drie kinderen en ze kan eigenlijk niet gaan werken, omdat haar man onregelmatige diensten heeft. Vandaar dat ze dan met deze kaarten aan het werk is gegaan. En zóó mao nik doen, da zit nii in ons ee?, zegt ze, terwijl ze de kleine man z'n dasje wat losser maakt. Nee, straks aan boord, dan mag de das uit en de-muts af. Wanj'eit 'iere zóó 'n kouwe te Een Zeeuwse boerderij, gelegen op een ruim erf, met bomen, struiken en gras, was een zelfstandige woon- en werkgemeenschap met tal van eigen voorzieningen. Dat is in deze rubriek al va ker aan de orde geweest. Er was altijd samenhang, sym biose op zo'n erf. Bij de mest vaalt hoorde het kwikstaart je, bij de meidoorn de mei kever (meulenaer), bij het hout van de schuur hoorde de zwarte teer. Diezelfde sa menhang tref je aan in de omgeving van de boerderij. Het dorp in de buurt was in feite een agrarische ge meenschap waar de voorzienin gen waren die op een boerderij ontbraken. Boerderij en dorp leefden in onderlinge samen hang en verbondenheid. Dat be gon al met het personeel. Vaak waren er bij de boerderij een paar huisjes van knechten en ar beiders. Het merendeel van het personeel woonde op het nabij gelegen dorp. Dat kwam 's mor gens naar de boerderij, op de fiets of nog vroeger per benen wagen. Vaak gingen de arbei ders tussen de middag naar huis voor het warme eten. Dan weer naar de boerderij of naar het perceel land waar ze bezig wa ren; zodoende vaak twee keer per dag heen en weer. Maar de boer en de boerin moes ten ook vaak op het dorp zijn. Net als de kinderen, die er naar school gingen. De boerin had boodschappen nodig - niet zo veel want ze maakte veel zelf - maar suiker, garen, zeep en een aantal huishoudelijke zaken kocht ze op het dorp. Net als de boer. Sommige zaken konden niet op de boerderij zelf gebeu ren; daar had je de hulp van am bachtslui voor nodig. Als je vanuit onze boerderij vroeger in het dorp kwam, trof je eerst de schoen- en gareelma ker aan. Volstrekt onmisbaar op een dorp. Werkschoenen sleten snel en werden vaak opgelapt. Mooie (zondagse) schoenen gin gen langer mee, maar werden ook eindeloos verzoold. Garelen en ander tuig van de paarden ging vooral in het najaar vaak stuk, als er geploeterd en ge zwoegd werd in de taaie natte klei met grote voeren aardappe len en bieten. Dan moest er snel gerepareerd worden. De schoen- en gareelmaker, die verbazend handig al werkend z'n pruim in de mond verschoof en van grote afstand feilloos in de kwispedoor spuwde, had te vens een kruidenierswinkeltje. Daar werd onder meer stroop verkocht. Dat werd vanuit een grote kan met tuit in het meege brachte kleine kannetje ge schonken. Als je dan als kleine jongen naar de boerderij fietste of liep, was het bijzonder verlei delijk om af en toe eens een vin ger in de stroop te steken en af te likken. Naast de schoenmaker/kruide nier was weer een krui denier. Die verkocht tevens klompen. Zeer regelmatig was je daar te gast, want de klompen van jon ge jongens gingen (te) vaak ka pot. Als de kap kapot was, ging er wel een ijzeren bandje om heen, maar dat hield het meestal niet langer dan één partijtje voetballen. Die kruidenier was Beeld van de Jagtluststraat in Kloetinge dat de samenhang tussen dorp en boerderijen goed laat zien. Temidden van de burgerhuizen staat op de achtergrond de boerderij gepacht door de familie Noteboom en links staat een klein hoefje. Op de voorgrond burgemeester Zandee, die ook boer was op de monumentale hoeve Olmenstein. De man rechts tikt met zijn hand tegen zijn hoed bij wijze van groet aan de burge meester-boer. tevens koster van de kerk en klokkenluider. Daarnaast had hij ook een paar bunder grond. Zo scharrelde ieder op zijn ma nier z'n kostje bij elkaar. Verderop in het dorp had je drie bakkers dichtbij elkaar. Wij waren klant bij de derde. Die z'n voorganger was nog verre fami lie geweest, zodoende... Ieder najaar ging eenpartijtje van ons graan naar de molenaar. Die maalde het en bracht enkele zakken naar de bakker die het gebruikte voor onze 5 ponds broden. Smederijen Verspreid door het dorp waren drie smederijen en twee wagen makers. Natuurlijk waren er ook nog allerlei andere winkel tjes. Een horlogemaker/klok kenmaker annex boekhan del/geschenkenwinkel, nog een boekhandel/huishoudzaak, een stoffenwinkel met garen en band, kruideniers en elektro, een café annex hotel/restaurant en twee slagers. Daartussen wa ren drie grote hoge huizen. Twee waren pastorie, en in het derde woonde de huisarts. Die werd slechts geraadpleegd bij nood gevallen. Eens was er op het land een gro te eg van een wagen gevallen. De oude boer die probeerde het werktuig tegen te houden, zag een grote eg-tand door z'n schoen en z'n voet gaan. Kalm beval hij zijn zonen de eg weer omhoog en uit z'n voet te trek ken. Toen stapte hij op z'n oude brommer en reed naar de dokter. Pas toen hij z'n blote bebloede voet zag, trok hij wit weg... De smidse en de wagenmakerij waren vlak bij elkaar. Dat was zo bij ons en in ieder ander dorp. Dat was logisch, want ze had den elkaar vaak nodig bij het werk. Om de houten wagenwie len moesten ijzeren banden ge legd worden. Dat deden de smid en de wagenmaker altijd samen. De smid maakte de banden op maat en in vorm, het smidsvuur werd hoog opgestookt en de band werd er in gelegd. Met een paar man werd de gloeiend hete band met behulp van tangen naar het houten wiel gebracht. Dan werd het goed op z'n plaats geklopt en snel met emmers wa ter afgekoeld waardoor het kromp en muurvast om de velg van het wiel ging zitten. Het klinkt simpel, maar het was een moeilijk werkje waarbij veel mankracht, hoge snelheid en groot vakmanschap nodig was van zowel de wagenmaker als de smid. Fascinerend was het ook altijd als er boomstammen wer den doorgezaagd bij de wagen maker. Op een hoge stellage lag de boomstam. Daarop stond een man met een trekzaag. Onder de boom stond de andere man. En dan maar planken zagen. De on derste man zat na een kwartier al helemaal onder het zaagsel. Even spectaculair was het be slaan van paarden bij de smid. De paarden snuivend in de stra- valje; het hete hoefijzer werd sissend met grote nagels aan de hoef geslagen. De smid werkte met een leren voorschoot en blies steeds om de rook van de hoeven weg te houden. De geur van schroeiend hoorn, het ge hinnik van de paarden en de klank van het beslaan vormen een combinatie die voor altijd in je geheugen blijft. Het was altijd een bedrijvigheid van jewelste op de dorpen. Ze ker als er ook nog een haven was. Dat gaf veel extra drukte en verkeer. De boerenwagens reden ratelend naar het veer om bieten te lossen, kunstmest op te halen en aardappels of soms stro naar de schepen in de haven te brengen. Pulp, eenrestproduct (veevoer) van de suikerbieten, kwam ook altijd in de haven aan. Al die drukte bij het veer, de ka des en de haven trok natuurlijk weer nering aan. Geen haven of veer zonder café, een weegbrug, een frietkot. Want er moest vaak gewacht worden tot er geladen of gelost kon worden. Dan werd er onderling gepraat, gedron ken of wat gegeten. Als er iets mis ging tijdens het vervoer - als er bijvoorbeeld een paard op hol sloeg - zocht ieder een een goed heenkomen. Want een paard in paniek doet rare dingen. Het was ook wel specta culair een briesend en snuivend paard met het schuim om de mond te zien draven door de dorpsstraat, die plotseling ge heel verlaten was. De mensen stonden dan door een kier van de deur naar buiten te gluren om te zien of het dier nog niet be daarde. Het beste zicht op zo'n paard had de kleermaker die op z'n tafel gezeten met gekruiste benen en met spelden in z'n mond het tafereel rustig over zag en zittend voortnaaide, Kooplui Naast kruideniers, bakkers, sla gers, smid en wagenmakers, tuig- en schoenmakers, trof je op het dorp ook meestal een aantal kooplui aan, als commis sionair aangeduid. Want er was handel in uien, vlas, in aardap pelen, in vee en stro. Er waren agenten voor de suikerfabrie ken. En natuurlijk de vrachtrij der, de bode, en de melkrijder. Ook de vuilnis werd eenmaal per week alleen in het dorp op gehaald, door een boer met een klein 'oef je'. Die had zodoende aardige neveninkomsten. De boerenwagen met paarden ver anderde eenmaal per week in een vuilniswagen. De paarden van diezelfde boer kregen een zwart kleed over zich heen als er een begrafenis was. Dan stonden ze voor de lijkwa gen. Die stond in een apart schuurtje, dat eigendom van de gemeente was. Eén van de interessantste ver schijnselen van de voormalige dorpen waren de oude mannen. Die waren meestal bij elkaar. Ze zaten te praten in een soort gla zen huisje (in Sint Maartensdijk en in Sint Annalandzijn ze re centelijk gerestaureerd) of ze zaten op de klapbank onder een oude boom (Oudelande). De J.V. of Jongelings Vereniging wer den ze ook wel genoemd. Soms, als het mooi weer was, stapten ze stram maar kras op de fiets, en bespraken de toestand van de wereld en het dorp. Hoewel het groepje natuurlijk in de loop der jaren wisselde van samenstel ling, waren het voor mijn gevoel altijd weer dezelfde grijze oude mannetjes die alles van iedereen afwisten... Gerard Smallegange Boer of knecht met sleper en eg. Beide werktuigen waren het resultaat van de gezamenlijke aanpak van wagenmaker (houtwerk) en smid (ijzer). De Bierkreek tussen IJ- zendijke en Schoondijke is de eerste biologische ro zenkwekerij van Neder land. Wat begon als een hobby van vier vrienden, is drie jaar later een pro fessionele kwekerij, waar idealisme en dadendrang gelijk opgaan met zake lijk inzicht en behoefte aan perfectie. Wat blijft is het deeltijd-ondernemer schap. Want Geertje van der Krogt, Eric de Millia- no, Marianne Lundahl en Hans van Hage hebben er allevier een baan bij. Geertje is teleurgesteld, moe deloos en kwaad tegelijk. Sinds juni probeert ze een al vierenhalf jaar in Nederland verblijvende Azerbeidzjaanse asielzoeker op de Bierkreek aan het werk te krijgen. Bij die po ging liep ze op een lawine aan regelgeving en ambtelijke for maliteiten. „Onvoorstelbaar. Ik noem dit een staaltje van sollen met mensen, dat zijn weerga niet kent. En niet alleen met mensen die ik graag wil helpen, maar ook met mijzelf", zegt Geertje verontwaardigd. Een reconstructie: Het is juni 2002. Een 27-jarige asielzoeker wil graag een paar uurtjes op De Bierkreek aan het werk. Het be drijf is niet ingericht op vast personeel en werkt alleen met tijdelijke krachten. „Toen die jongen uit zichzelf naar ons toe kwam en dus liet blijken dat hij graag de handen uit de mouwen steekt, dachten we meteen: waarom zouden we hem geen extra centje gunnen? Daar wil den we best moeite voor doen en dan liefst via de koninklijke weg. Volgens de regels dus. Van het uitzendbureau kregen we te horen dat hij een verklaring van het Centraal Orgaan Asielzoe kers (COA) nodig heeft om een tewerkstellingsvergunning te krijgen van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)." De asielzoekeryraagt een COA- verklaring aan. Pas vijf weken later heeft liij die in zijn bezit. Het document is zes weken gel dig en in dermate ingewikkelde taal opgesteld dat het zelfs Geertje (afgestudeerd als inge nieur aan de Landbouwuniver siteit in Wageningen) af en toe duizelt. Vervolgens gaat het richting CWI, waar wordt mee gedeeld dat hij een aanvraag formulier moet aanvragen om een tewerkstellingsvergunning aan te vragen„Ook van de gek ke, maar goed. Hiervoor heeft hij een kopie van zijn W-docu ment (een speciale identiteits kaart voor mensen die geen pas poort van het land van herkomst bezitten) nodig. Dit document is net nieuw aangevraagd, omdat het blijkt te verlopen. Voordat dat rond is, is de COA-verkla- ring weer verlopen en wordt de tewerkstelllingsvergunning ge weigerd. Door al dit gedoe komt alles pas maanden later rond." Sofinummer Snel daarna komt er een brief van het COA dat de uitkering van de asielzoeker wordt opge schort - niet onlogisch volgens Geertje - tot na het inleveren van zijn urenbriefjes. Nu moet de man nog worden ingeschre ven bij het uitzendbureau. Daarvoor heeft hij een sofinum mer nodig. „Bij het belasting kantoor in Terqeuzen krijgt hij te horen dat hij hiervoor z'n te werkstellingsvergunning en z'n W-document moet overleggen. Dus weer terug naar Breskens (waar de man woont) om die do cumenten op te halen. Klaar blijkelijk was het teveel moeite om hem dat vooraf mee te de len." Met de tewerkstellingsvergun ning gaat de asielzoeker terug naar het belastingkantoor. Daarna gaat het richting uit zendbureau en kan Geertje ein delijk haar handtekening onder de werkbrief jes zetten. Die moeten weer worden opge stuurd aan het uitzendbureau en het COA. Inmiddels is het half december. Geld heeft de asielzoeker nog niet gezien. Het is koud en op het land is voorlo pig geen werk voor hem. De te werkstellingsvergunning loopt op 27 januari af... René van Stee

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 25