Dan gaen me ma naer Erremu
Zeelands laatste klederdrachtwinkel
zaterdag 14 december 2002
o o o o €1 «i j o O O o o o ooo o o o o o o« o o o non»
p O OOOOQ<» <1 Cï O O O O O tl O O O O O O O O O O O
foto's Ruben Oreel
Corrie van de Ketterij-Maljers en Jan Louis Maljers van Firma De Troye helpen een klant.
Firma De Troye, staat er op de win
kel in de Arnemuidse Noordstraat.
Het is het laatste toevluchtsoord voor
dragers van klederdracht. Op zoek
naar een nieuw beukje, een mooie doek
of een op maat gemaakte lakense
broek? De Troye heeft het. Het is de eni
ge winkel in Zeeland waar drachtdra
gers nog terecht kunnen voor nieuwe
spullen. Hoe lang nog, is ook voor eige
naar Jan Louis Maljers een vraag. „Als
ik of mijn zuster Corrie er om de een of
andere reden mee op moeten houden, is
het gebeurd."
Maljers (65) had al willen gaan rentenie
ren, maar kon het niet over z'n hart
verkrijgen. „Het is bijna een erezaak ge
worden. Ik laat de mensen niet graag in de
steek. 2e komen van heel Walcheren en de
Bevelanden naar Arnemuiden. Noe kan 'k
toch niks me kriege er op 't durp, zeggen ze.
Dan gaen me ma naer Erremu. Ik probeer
het nog zo lang mogelijk voort te zetten.
Het familiebedrijf draagt de naam van de
oprichtster: Antonia de Troye. Een Hugeno-
tennaam. Aan de muur in de woonkamer
van Jan Louis Maljers hangt een schilderij
tje van een kleine hofstede, vlak buiten Ar
nemuiden, waar zijn moeder werd geboren.
Ze trouwde een Maljers uit Veere. Dat hu
welijk liep in 1948 stuk en Antonia vroeg
zelf de scheiding aan. Dochter Corrie, toen
zeventien jaar oud, herinnert zich nog goed
hoe de gemeenschap daarop reageerde.
„Nou! Ik durfde amper naar buiten te gaan
Maar moeder was een krachtige vrouw."
Met de vader was er na de scheiding nooit
meer contact. „Dat was toentertijd niet zo
in als tegenwoordig", merkt Jan Louis
nuchter op. „Een gescheiden man begon er
gens anders een nieuw leven. De vrouw
bleef achter met het gezinZo ook mijn moe
der met haar vier kinderen. Ze moest maar
zien hoe ze het rooide. Maar moeder had een
sterke wil, handelsgeest en werkte hard."
Met de naaimachine zorgde ze voor brood
op de plank. „Vroeger hadden de mensen
veel kinderen. Zelf gingen ze uit werken,
dus ze hadden weinig tijd voor het naaien.
Dat besteedden ze uit. Een vetpot was het
niet. Vissers vingen soms maar voor 2 gul
den 50 in de week, dus echt veel kon je niet
vragen als naaister. Maar je verdiende er
wat bij en je was thuis", relativeert Jan
Louis. Dag en nacht zat zijn moeder achter
de naaimachine om kleding te maken voor
boerinnen. Soms maakte ze wel zeventig
mutsen in de week, herinnert Corrie zich.
Van lang niet alle soorten mutsen waren er
patronen. Op schrift stond er eigenlijk
niets, ieder leerde van moeder op dochter
hoe het hoorde. Antonia's dochter leerde
van haar hoe het allemaal moest: het naaien
van de mutsen, het vouwen en plooien en
stijven. Hoe de onderdelen van het Arne
muidse vrouwenkostuum te naaien. Toen de
zaken goed gingen lopen, kwamen er nog de
mannenpakken bij, en de Bevelandse en
Walcherse klederdracht.
Maar de dracht werd steeds minder belang
rijk. Er was op het dorp na de oorlog steeds
meer vraag naar confectie. In de eerste win
kel van de Firma De Troye, die zijn deuren
opende aan het eind van de Noordstraat,
werd dan ook naast benodigdheden voor
klederdrachtdragers, confectie, ondergoed,
kousen en sokken, babygoed en kinderkle
ding verkocht. „Een gezin telde gemiddeld
vijf kinderen, dus dat verkocht goed." Het
assortiment zou zich in cle jaren die volgden
alleen nog maar uitbreiden. Er kwam sport-
kleding bij, kinderwagens, ledikantjes en
woningtextiel. „Heel de rataplan, want na
de oorlog was er op het dorp geen winkel die
dat allemaal had."
Textielbrevetten
Maljers ging na de mulo in de leer bij tex-
tielgroothandel Boasson in Middelburg,
achter het oude stadhuis. Hij haalde er zijn
middenstandsdiploma en alle textielbre
vetten, en verdiende er tien gulden in de
week. „Dat zal halverwege de jaren vijftig
geweest zijn. Zaterdagmorgens fietste ik
met een koffer met handelswaar - theedoe
ken, baddoeken, sokken - de boerderijen
langs." In 1956 was zijn opleiding afgerond
en kwam Maljers in het familiebedrijf.
„Mijn moeder en mijn zuster Corrie legden
zich toe op de klederdracht. Ik hield me met
de rest bezig. In 1960 trouwde ik en kwam
mijn vrouw ook in de zaak."
Zijn moeder overleed in 1988; op het hoog
tepunt, toen de Firma De Troye twee aan
grenzende winkelpanden besloeg. Dat was
aan de overkant van de huidige vestiging.
Maar halverwege de jaren negentig verloor
de 'winkel van Sinkel' van De Troye het van
de speciaalzaken. En de dracht verdween.
„Hier op het dorp leeft het nog het sterkste,
maar elk jaar wordt het minder."
Firma De Troye heeft zich sinds vier maan
den teruggetrokken op nummer 25. Voor
heen een oude boerenschuur. Het ene deel
van het oude De Troye is verkocht, daar
wordt nu feestkleding verhuurd. Het ande
re staat nog te koop. „Ik ben hier kleiner
gaan zitten om de zaak nog een beetje voort
te zetten. Ik ben nu 65 jaar. Als er in Zeeland
voor. Een vrouw is minder kwijt. „Tenzij ze
een merinoswollen, zondags schort neemt."
Een daags schort met onder- en bovenrok,
onder- en bovenmuts, doek en beuk komt op
350 euro. Zonder de sieraden natuurlijk.
Maljers heeft wel imitatiekralen en krullen,
stikken en strikken van koper in de winkel,
die het betaalbaar houden voor leden van
klederdrachtgroepen. Wie echte bloedko
ralen, gitten en goud wil, verwijst Maljers
door naar in streeksieraden gespecialiseer
de juweliers, zoals Minderhoud in Arne
muiden en die in Goes en Heinkenszand.
„Daar weten ze precies het verschil tussen
Walcherse en Zuid-Bevelanclse sieraden."
Wie eens op 'n koopje in dracht wil lopen,
kan trouwens ook mannen-, vrouwen- of
kinderkostuums huren bij De Troye.
Van de echte drachtdragers die De Troye be
dient, is de jongste 65 en de oudste over de
honderd. Op Arnemuiden leeft de dracht
nog het meest. Volgens Maljers lopen er hier
nog 55 'op z'n boers'. „Volgende week kan
het er al eentje minder zijn. Zo gaat dat.
Het zijn vooral vrouwen, al zijn er nog wel
een paar oude boertjes in een bejaardente
huis die het daagse boezeroen dragen van
blauwe satijnstreep, met daarbij de daagse
stikken. „En dan nog twee, op Nieuw- en
Sint Joosland en op Sint Laurens." De klan
dizie bestaat verder uit Bevelanders en Wal-
chenaren, die ieder voor hun eigen kostuum
terecht kunnen. Niet dat er veel voor een
heel kostuum komen. Ze verslijten amper
en wat nu in de mode is, is dat over tien jaar
nog. De daagse ondermutsen slijten natuur
lijk wel, en de schorten ook. Voorde bruiloft
van een kleinkind willen ze nog wel eens iets
nieuws kopen.
Katoen
Er mag dan geen mode in zijn, maar dat wil
nog niet zeggen dat alles maar kan. „Niet
om het even welk stofje kan een beuk wor
den", waarschuwt Jan Louis. Hij gaat regel
matig naar groothandels om nieuwe stof te
zoeken, „Tussen die duizenden dessins die
er liggen, zijn er een of twee die voor ons ge
schikt zijn. Bepaalde kleuren, stoffen en
dessins kunnen niet. Rood bijvoorbeeld zal
nooit gaan. Ruiten niet, stretchstofvoiles
en dunne bloesjesstof niet. Het moet katoen
zijn. Voor de zondag of een feestelijke gele
genheid mag het glanzende stof zijn."
Aan een knaapje hangt nog een omslagdoek
van broekedoek, ingenaaid en al. „Telkens
opnieuw spelden is een hoop werk, dus werd
de doek vaak in de plooi genaaidDat maakt
het wassen moeilijk. Vroeger waren ze er
zuinig op. Best kans, als je zo'n doek nu
tweedehands tegenkomt, dat-ie nog nooit
gewassen is. Vaak liepen de vrouwen enkel
in de katoenen beuk niet erover een omslag
doek. Die kon je even in een sopje doen.
Dracht telt niet zo nauw als confectie, als
het gaat om de maat. „De doeken hangen
géwoon klaar, in één maat, die passen ieder
een." Negen van de tien beukjes worden zo
uit de rekken verkocht, net als hemd, borst
rok en hemdrok. Ze hebben een overslag en
worden met spelden op het lichaam pas ge
maakt. Corrie naait indien nodig de rokken
en schorten naar taillemaat en lengte, maar
ook die liggen op voorraad: in ieder vakje
2,5 centimeter langer. „Hier ligt net een
schortje klaar voor een meisje van zeven in
Amerika."
Hij zegt het achteloos. Want hij en zijn zus
ter mogen de zaak dan draaiende houden
voor de drachtminnende Zeeuwen, ze heb
ben in de loop der tijd heel wat gekkigheid
meegemaakt. Corrie toont een foto van de
Amsterdamse Nicky Nicole: een neger in
Arnemuidse travestie, daar draait ze haar
hand niet voor om. De Troye leverde ook de
kostuums voor het Holland Village in Ja
pan, en maar liefst veertig stuks voor het
Zeeuwse margarine-meisje van Unilever.
Het Openluchtmuseum Arnhem kwam
aankloppen en jaren terug al riep de VPRO
De Troye te hulp voor de film De Vliegende
Non. Vele keren moesten ze komen opdra
ven om ergens in het land kostuums in orde
te maken voor reclamefilmpjes of -foto's.
Soms komt er een stel binnen dat per se in
dracht wil trouwen; of er stapt een Ameri
kaan of Australiër binnen die Zeeuwse
voorouders had. „Ze kunnen er weinig
mee", lacht Jan Louis. „De vrouwen kunnen
zich niet goed aankleden. De muts opzetten,
dat moet je leren, dat kun je niet van een
plaatje. In dansgroepen als Ons Boerengoed
leren ze het elkaar."
Simpele dingen, als: hoe stijf je een muts?
Hoe speld je een doek? Hoe moeten de haren
gekapt worden? De stemmen van degenen
die het weten verklinken. Gelukkig wordt
hun kennis soms in boeken vastgelegd, zo
als het naslagwerk over klederdracht waar
aan de Bevelandse streekkenner Peter
Fraanje momenteel werkt. Aan drie boeken
over de Zeeuwse klederdracht heeft De
Troye bijgedragen. Jan Louis wijst in één
ervan met trots een fraai geklede boerin
aan: zijn moeder. „Maar die", hij wijst op
een andere foto, „Die is verkleed. Dat is
geen echte. Hoe ik dat zie? Dat kun je niet
uitleggen. Een echte boerin, die staat an
ders en die loopt anders, 'tis net als een boer
die naar zijn koeien wijst en zegt: dat is die,
en dat is die, terwijl jij geen verschil ziet. Zo
zien wij gelijk: dat is een verklede."
Ondine van der Vleuten
Haarstukje met rol. Overige foto's, vanaf
linksboven met de klok mee: Arnemuidse
muts, Arnemuidse beuk, schortenstof en
Walcherse beuk.
nog een andere speciaalzaak voor Zeeuwse
dracht overgebleven was, had ik me mis
schien wel teruggetrokken. Maar het is bij
na een erezaak geworden. Ik laat de mensen
niet graag in de steek, wij proberen het nog
zo lang mogelijk voort te zetten."
De Troye is aan het afbouwen, zoveel is dui
delijk. Binnen is er amper genoeg plek voor
het allegaartje aan dracht-benodigdheden.
Er zijn beukjes in kleurige batik-achtige of
gebloemde katoentjes en glanzende, soepe
le stofjes. Er liggen grote rollen schorten
stof: wit met een piepklein grijs motiefje
van hartjes, kruisjes en blokjes. Ook de wit
te ondei- en bovenmutsen zijn hier te koop.
Zorgvuldig genaaid en gesteven door de zus
van Maljers. Er liggen zakjes rauwe- en
kookstijfsel, er zijn pilo broeken en lakense
vesten, dozen met allerlei soorten band. De
merinos wol is helaas op en zal ook niet meer
ingekocht worden, zegt Maljers. Speciale
stoffen zoals deze fijne wol worden op be
stelling gemaakt, maar dan moeten er dus
wel genoeg afnemers zijn. Een paar maan
den geleden kwam er iemand uit Urk om de
laatste meters te kopen voor zondagse man
nenpakken naar Urker model. Ze komen
wel vaker uit de plaatsjes rond het IJssel-
meer, op zoek naar bruikbare stoffen. Het
probleem is, zegt Maljers, dat de stoffen
vaak dezelfde zijn maar de patroontjes per
dracht verschillen. Eind vorig jaar heeft hij
speciaal stof laten maken voor de Zeeuwse
mannenhemden: kamgaren met 'n werkje,
driehonderd meter „Dat kwam op verkoop,
honderd gulden de meter. Vroeger had je het
bij de grossier voor het uitzoeken. Nu ben ik
de enige in heel Nederland die het heeft.
Schortenbontkun je in blauw nergens meer
krijgen. En broekedoek is ook verdwenen."
Wat kost dat nou, zo'n mannenpak? Met
imitatiestikken, 625 euro, rekent Jan Louis