Als een boer zijn werk niet kan doen Ganzen lijken zich weinig van de kou aan te trekken 23 B edrij fs verzorging weer woord Atlas van de Nederlandse broedvogels 21 Levendig straatbeeld in Middelburg Op elk erf stond een notenboom Niks kan joe nog van de doad redde bijzonder blauw dinsdag 10 december 2002 December veranderlijk en zacht, geeft een wintertje waarmee men lacht. Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC. postbus 18, 4380 AA. Vlissingen. fax 0118- 470102. e-mail redaciie@pzc.tii Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekculriiur, visserij, recreatie en vrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbtis 18, 4380 AA, Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie@pzc.nl Lang voordat de uitzend bureaus als paddestoe len uit de grond schoten, zet ten Zeeuwse boeren al een systeem op dat voorzag in vervanging bij ziekte, onge val, vakantie, cursus, be- stuurswerk en in aanvulling tijdens drukke werkzaam heden. Bijna veertig jaar ge leden ontstond in Oost- Zeeuws-Vlaanderen de eer ste bedrijf sverzorgings- dienst, later gevolgd door diensten in vier andere re gio's. Inmiddels is er één pro vinciale organisatie gevormd: de coöperatieve Vereniging voor Bedrijfs- en Agrihulp Zeeland. Recent voorzien van de werknaam Agrarische Bedrijfsverzor- gingsdienst, kortweg AB Zeeland. Hulp verlenen aan de boer die door omstandigheden zelf zijn werk niet kan doen, is nog altijd het belangrijkste doel van AB Zeeland, vertelt admi nistrateur Ad Courtin. „Dat stellen we ook op de eerste plaats. Bijspringen bij ziekte en ongeval heeft boven alles voor rang. We zorgen dat er altijd ie mand beschikbaar is." Daar voor heeft AB Zeeland op de totaal dertig medewerkers zo'n 25 bedrijfsverzorgers in dienst, verspreid over de provincie en verdeeld over de agrarische sec toren akkerbouw, veehouderij en tuinbouw. Het zij n in hun vak echte specia listen, die in staat zijn de be drijfsvoering snel over te nemen en via bijscholing op de hoogte blijven van nieuwe ontwikke lingen, verzekert Courtin. En er zijn ook enkele 'super-specialis ten' zoals de twee medewerkers die belast zijn met de klauwver- zorging van runderen (aan uitbreiding met een derde klauwkapper wordt gewerkt). Pedicures voor koeien zoge zegd. „Het is niet eens zo een voudig om dat goed te kunnen. Er is ook een opleiding voor. Aan de klauwverzorging heb ben we behoorlijk wat werk", zegt Courtin. Op initiatief van de toenmalige NCB richtten boeren in 1964 in Oost-Zeeuws-Vlaanderen een soort gezinsverzorging op. Bu renhulp was in die tijd niet meer voldoende om boerengezinnen die onder ziekte of ongeval ge bukt gingen, uit de brand te hel pen. Het succes van deze be- drijfsverzorging was voor Tholen en Sint Philipsland (1965), Walcheren (1966), Schouwen-Duiveland (1967) en de Bevelanden (1973) aanlei ding diensten te beginnen. Bond Om in aanmerking te komen voor landelijke subsidie, werd in 1972 de provinciale Bond voorBedrijfshulp opgericht (die nog steeds bestaat). Via de bond kunnen leden van de vereniging die een beroep op hulp doen, re ductie op de tarieven krijgen. Desalniettemin is het voor som- Bedrijf sverzorger Jos Truijman snoeit fruitbomen. mige boeren toch nog te duur, weet Courtin. „Het gaat nu een maal al langere tijd niet zo goed in de land- en tuinbouw." De er varing wijst uit dat melkvee houders sneller om inzet van de bedrijfsverzorgingsdienst vra gen dan akkerbouwers. Veehou ders worden bijna altijd lid van de vereniging. Zeer vitaal Ook in de bedrijfsverzorging sloeg de schaalvergroting toe en in 1990 werden de vijf regionale verenigingen samengevoegd tot de huidige coöperatieve vereni ging. Voorzitter is H. Vercaute- ren uit Nieuw Namen. Lande lijk zijn er nog vijf bedrijfs- verzorgingsdiensten actief, waarvan de Zeeuwse de kleinste is. Maar zéér vitaal, onder streept Courtin. Het bestuur voelt dan ook niks voor opgaan in groter verband en wil zelf standig blijven. In het spoor van de daling van het aantal boerenbedrijven zak te ook het ledental van de be drijfsverzorgingsdienst ge staag. Nu zijn er ongeveer 950 leden, volgens administrateur Courtin een kwart van de Zeeuwse boeren. Dat het er niet meer zijn, schrijft hij onder meer toe aan groeiende samen werking tussen boeren onder ling, de aanschaf van grotere machines en het meer een be roep doen op een loonwerker. „Dat is voor ons als bedrijfsver zorgingsdienst natuurlijk niet zo geweldig. Niet alleen omdat we minder uren maken, maar ook omdat onze specialisten daardoor niet altijd in hun eigen sector bezig kunnen zijn." Omdat er niet altijd voldoende vraag is, wordt bijstand ver leend buiten de agrarische sec tor. Als voorbeelden noemt Courtin de groenvoorziening bij gemeenten, werkzaamheden bij waterschappen, afzetcoöpera- ties en aan de land- en tuinbouw verwante ondernemingen. De foto's Peter Nicolai administrateur vindt dat het 'aardig' lukt de vaste bedrijfs- verzorgers in te zetten, met de winter als de rustigste periode. Smalle basis De agrarische bedrijfsverzor ging als zodanig is voor AB Zee land een te smalle basis. Het combinatiebanenplan van de Stichting Agrarische Projecten (STAP) vormt een welkome aanvulling. Via STAP worden (jeugdige) werklozen ingezet om werkervaring op te doen door een volledige baan te creë ren bij verschillende onderne mers in land- en tuinbouw. Het is al in 1986 ingevoerd en loopt nog altijd prima, stelt Courtin. Een andere, in belangrijkheid toenemende poot van AB Zee land is de uitzendbemiddeling, waarvoor in 1994 ABService werd opgericht. Deze service voldoet aan dezelfde eisen als de reguliere uitzendbureaus. „Dat is best succesvol", meldt Court in. „In 2001 hebben we zo'n vijf honderd mensen ingezet, het aantal uren steeg met 34 pro cent. Ze werken vooral bij sor- teerbedrijven, in kassen van de glastuinbouw en een aantal in de aannemerij. Het is echt onge schoold productiewerk, waar voor redelijke belangstelling blijkt te bestaan." Rinus Antonisse Nico Mieras kapt een hoef van een koe. De Agrarische Bedrijfsverzorgingsdienst Zeeland heeft twee klauwkappers beschikbaar. Op de foto Nico Mieras. Op de kop van Sint Philips land, half december. We zijn achter de dijk gaan lopen om aan de snijdend koude oosten wind te ontkomen. Van over de dijk klinken flarden van een massaal, ingehouden gemur mel, als van een menigte die op het punt staat oin in opstand te komen. Het is afkomstig van de rotganzen die zich en masse op een akker gestort hebben om daar de maag te vullen Het ge luid wordt omschreven als rot- rot-rot en de naam rotgans is in feite gebaseerd op twee klanknabootsingen want ook de familienaam gans is in feite be doeld als klanknabootsing, maar dan van het gegak van de grauwe gans. De ganzen lijken zich niet al te veel van de koude aan te trek ken, want spiedend van achter de dijktop ontwaren we een gro te groep die driftig aan het foe- rageren is. Voor de boer is dat in deze tijd van het jaar onder nor male omstandigheden niet zo'n ramp. Pas aan het einde van het verblijfsseizoen kunnen de rot ganzen fikse schade veroorza ken. Het is altijd de moeite waard om zo'n groep af te speu ren of er niet een van de zeldza me ondersoorten, de wit- buikrotgans of de zwarte rot gans tussen zit. Maar zoveel ge luk hebben we niet. Wel een ander buitenkansje trouwens, want laag boven het schor wiekelt een middelgrote roofvogel die overwegend blauwgrijs van kleur is, maar met donkere vleugeltoppen. Dat is het mannetje van de blauwe kiekendief. De blauwe kiekendief is in de winter geen zeldzame verschij ning. hoewel de vogel het ene jaar veel talrijker is dan het an dere. Maar negen van de tien keer is het een vrouwtje of een juveniel exemplaar wat je te zien krijgt en die zijn tamelijk egaal grauwbruin gestreept. Ze zijn herkenbaar door de witte vlek op de stuit, iets boven de lange staart. Zoals bij veel roof vogels zijn de vrouwtjes een stuk forser dan de mannetjes. Er wordt wel verondersteld dat bij mannetjes de noodzaak om in de winter zuidwaarts te trekken minder is omdat ze een veel klei ner lichaam te onderhouden hebben, en dus met minder prooien toe kunnen. Hoe dit ook zij, een feit is dat de mannetjes in besneeuwde landschappen een perfecte schutkleur hebben en dat de vrouw tjes boven de dorre schorvegetatie in onze contreien tamelijk onopvallend kunnen opereren. De kiekendief scheert boven een plas waaruit in paniek een groep eendjes opvliegt. Een op vallend gebogen nek en een schril fluitgeluidje verraden dat het om wintertalingen gaat. Ze hebben niet zoveel te vrezen, want de kiekendief lijkt meer geïnteresseerd in een prooi die ergens tussen de zoutmelde aan de voet van de dijk moet zitten. Daar maakt de vogel na een plotselinge scherpe bocht een landing. Voor een muis of een klein vogeltje? We kunnen het niet zien, maar in ieder geval was de jacht niet succesvol, want binnen vijf seconden vliegt de vogel alweer. Tussen het aangespoelde vloed merk zien we volop bewijzen hoe weinig beschaafd onze be schaving is. Lege drankflessen, gloeilampen, rubber laarzen en natuurlijk het onvermijdelijke speelgoed in de vorm van een verlepte pop. Het drama wat zich hier lijkt te hebben afge speeld heeft natuurlijk hele maal niet plaatsgehad; de pop is gewoon afgedankt en over boord gekieperd. Dan is er toch iets leuks tussen de troep. Er staan prachtige blauwgroene paddestoelen met een vlokkige witte steel. Ze zijn zo fel van kleur dat je even het idee hebt dat ook dit iets van kunststof is dat aangespoeld is. Maar het zijn wel degelijk echte padde stoelen. De hoeden hebben een doorsnee van een centimeter of vier en ze zijn halfbolrond. Dit is zowaar de kopergroenzwain, een bospaddestoel die hier wel erg verdwaald lijkt. Maar dat blijkt achteraf mee te vallen. De kopergroenzwam is opgesplitst in verschillende soorten en een ervan heeft een voorkeur voor afval en humus in sterk ver stoorde omgeving. En zo mag je het vloedmerk gerust typeren. Maar een rotzooitje of niet; er valt genoeg te beleven. Er danst een groepje groenlingen op zoek naar eetbare zaadjes en een paar kraaien inspecteert de dijkvoet systematisch op aangespoelde kadavers. Wie weet wat die nog allemaal ontdekken. Chiel Jacobusse De PZC heeft een stuk Oosterscheldenatuur geadopteerd. Het gaat om de Rumoirtschorren en de Slikken in de Krabben- kreek, achterin de Oosterschelde. Ook het schorretje voor de Oesterput, latigs de noordkust van Noord-Beveland behoort bij het geadopteerde gebied. De krant betaalt mee aan het be houd van dit bijzondere stukje Zeeland, door een sponsorbij drage aan Het Zeeuwse Landschap. In 'Bijzonder blauw' wordt het wel en wee van het reservaat belicht en bovendien komen er regelmatig vertegenwoordigers van de unieke flora en fauna ter sprake. foto Jan de Vries/GPD

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 19