Beweeg man, je lijkt wel een drol! Carel Kraayenhof raakte op 02-02-02 de Nederlandse ziel Leen Jansen, een bikkel iDe macht J van de tango zaterdag 7 december 2002 Twintig jaar geleden gaf Leen Jansen de eerste lessen in zijn boksschooltje bij Sint-Maartens dijk. Sindsdien voorziet hij dag- in-dag-uit iedereen die maar bok sen wil van raad en daad. In al die jaren ging hij één keer op vakan tie, naar Spanje. Maar dat doet hij nooit meer. De boksschool is zijn domein, heeft hij geleerd. Tot de dood erop volgt. „Als ik dit zou moeten missen, ga ik kapot." jTïffttóïïfeïj Het is even zoeken naar wat ruimte in het zaaltje van tien bij tien me ter. De entree is tevens kleedkamer en tussen de boksring en de muur is nog net wat ruimte voor wat krachthon ken en de bokszakken. Bij het piep kleine barretje is nog de meeste ruim te voor een babbel. Jansen (72) zit in zijn rolstoel, die hij al lang niet meer nodig heeft. In 1997 veroordeelde een auto-ongeluk hem enige tijd tot een verblijf in dit vervoermiddel. Maar Jansen is een bikkel. Gevormd in de keiharde jaren dertig en veertigheeft hij geleerd de littekens van zijn be staan te dragen. Over zijn kunstheupen en hartinfarc ten heeft hij het niet: „Ik heb al een poos last van reuma en heb een bot ziekte, het syndroom van Tietse. Zelfs als ik met mijn ogen knipper, heb ik bij wijze van spreken pijn. Maar als ik hier ben, voel ik het niet." In het zaaltje werken een mannetje of tien en één vrouw zich in het zweet. Ze boksen, trekken aan zware gewich ten, springen touwtje of rekken de spieren. Tussen het vertellen door geeft Jansen les: „Beweeg man! Je lijkt wel een drol! Beweeg nou een beetje!en: „Draaien met dat lijf, lang gebakkie!" Dat Jansen een Rotterdammer is, lijdt geen twijfel. Na drie zinnen is dat al duidelijk, dankzij de t achter 'ik denkt' en zijn zangerige spreektoon. In de Maasstad was hij een beroemd heid en dat is hij eigenlijk nog steeds. Leen Jansen heeft een prominente plaats gekregen in het boekje Alle maal jongens die lekker uit de voeten kondendat als ondertitel 17 portret ten van Rotterdamse oudboksers heeft. Rotterdam was ooit een boks- bolwerk, met Bep van Klaveren als boegbeeld. Jansen werd in 1930 geboren ('een goed boterjaar') op een schip op de Rotte. „Rotter kan dus eigenlijk niet", zegt hij lachend. Eigenlijk was voet bal zijn grote hobby. Dag in dag uit stond hij tegen een bal te schoppen. Rien ter Louw, de bonkige stopperspil van Sparta, was zijn grote voorbeeld. Hij kwam bij het boksen terecht, toen Leen Jansen,Ik zeg waar het op staat. Ik heb schijt aan iedereen, heb met de hele wereld ruzie gehad. Maar ik doe me niet beter voor dan ik ben en ben wél eerlijk. foto Willem Mieras ze op de training een mannetje tekort hadden. Jansen bleek een natuurta lent. Hij werd drie keer kampioen van Ne derland en twee keer tweede, omdat hij door de scheidsrechter werd gedis kwalificeerd Jaik was een explosief baasje", zegt Jansen, die de bijnaam de Bomber van Rotterdam kreeg. „Ik kreeg het nogal eens aan de stok met de arbiter, vooral als die uit Amster dam kwam." Als amateur bokste hij 130 partijen en won er 121Nadat hij na de Spelen van 1952 prof werd, kwam hij 71 keer in de ring. Daarvan verloor hij slechts vijf partijen, waarvan vier in het buiten land. In 19 6 7 wa s z ij n c arrière voorbij Jansen moest niet alleen zijn tegen standers bestrijden, maar ook zijn eigen blessures. „Bij de laatste wed strijd had ik acht injecties hydro-cor- tisonen in mijn been. Omdat de pauze wat langer duurde, waren die uitge werkt toen ik de ring in kwam. Het was gekkenwerk." Leen Jansen is vooral bekend gewor den door de partij die hij op de Olym pische Spelen van 1952 in Helsinki bokste tegen de 17-jarige Floyd Pat terson, de Amerikaan die in 1956 we reldkampioen werd. Een jonger we reldkampioen kende de bokswereld nooit. Jansen trof hem in de kwartfi nale en werd in de eerste ronde knock out geslagen. „Ze komen nog steeds terug op de enige partij die ik als ama teur op knock-out verloor. Ik heb jon gens verslagen die zo goed waren, dat ze van de VS naar Europa kwamen. Maar daar heeft niemand het meer over." „Die Yanks zaten drie maanden voor dat de Spelen begonnen in trainings- kamp. Ik moest gewoon werken, 's Morgens vroeg zes kilometer op het fietsie naar het Kralingse Bos, daar tien kilometer intervallen, douchen op de club en dan vijftien kilometer op de fiets naar de haven in Zuid. Daar was het een hele dag pezen, 's Avonds weer terug naar huis en dan ander half, twee uur trainen op de boks school van Theo Huizenaar. Om nog een beetje uitgerust te beginnen heb ik voor de Olympische Spelen twee ver lofdagen opgenomen. Dat was mijn voorbereiding. In de krant stond: Jan sen komt maar tot de laatste acht, maar vind je het gek als je mij verge lijkt met Patterson." Leen Jansen is een over-vriendelijke man, maar ook een tikje verbitterd. Hij is iemand die van zijn hart geen moordkuil maakt. „Ja, ik heb een gro te bek. Ik zeg waar het op staat. Ik heb schijt aan iedereen, heb met de hele wereld ruzie gehad. Maar ik doe me niet beter voor dan ik ben en ben wél eerlijk." Toen hij in 1962 voor het eerst op het eiland Tholen kwam, was hij meteen verkocht. Tholen was zijn beloofde land. Op de camping, waar hij regel matig verbleef, leerde hij de mensen boksen. In 1982 zag hij net buiten Sint Maartensdijk een huisje met een var kensstal. Die stal verbouwde hij tot boksschooltje. Later bouwde hij op eigen terrein - zonder vergunning - een nog veel grotere zaal, maar die moest hij zes jaar geleden op last van de gemeente afbreken. De boksleraar is er nog steeds woe dend over. Het liefst had hij het huis van de toenmalige burgemeester met een shovel met de grond gelijkge maakt, maar daarmee zou hij ook zichzelf gestraft hebben, wist hij. „Het zit in mijn kop en het gaat er nooit meer uit. Hier kom ik nooit meer overheen. Het heeft me zestigduizend gulden gekost. In heel Nederland schieten de moskeeën uit de grond en ik mag hier bij mijn huisje niet eens een bokszaaltje bouwen. Want daar hebben de mensen zogenaamd last van. Ik hield de jeugd van de straat en heb heel wat jongens van de drugs en de alcohol geholpen. Het maakt ze al lemaal niets uit." Op z'n kont „De bokssport ligt in Nederland hele maal op z'n kont. Het komt omdat we hier veel te goed hebben. De armste landen hebben altijd de beste boksers. Hier maken ze van boksers zeikertjes. Als ze een bloedneus hebben, staakt de scheidsrechter de strijd. Hij pakt dan een zakdoekje en veegt het bloed af. Daar krijg je toch geen karakter van?" Hij zegt het met pijn in zijn hart. Hoe slecht het ook met zijn sport gaat, hoe ver die ook afglijdt, Jansen zal het boksen altijd blijven verdedigen. „Boksen ongezond? Man, allemaal klote. Eerlijker kan het niet, het is man tegen man. Boksen is alleen on gezond wanneer je ongettaind bent. Na een knock-out mag je zes weken niet boksen en trainen, daarna wordt een EG van je hersens gemaakt. Is het dan nog niet goed, dan mag je een jaar niet boksen. En als het EG na nog een jaar nog niet goed is, mag je nooit meer boksen. Kom daar maar eens om in de voetballerij. Kijk, boksen staat in een kwaad daglicht. Als iemand iets mis daan heeft, staat er weieens bij dat het om een ex-bokser gaat. Als zo iemand gevoetbald heeft, lees je dat nooit. Begrijp je wat ik bedoel?" Gezelligheid is belangrijk. Vandaar ook dat piepkleine barretje, met een foto van een schaars geklede juffrouw aan de muur. Verder zijn de wanden volgehangen met posters, foto's, lampjes, een hertenkop en diverse tro feeën. Boven de boksring hangt, heel intiem, een huiskamerlamp. Het wordt allemaal gewaardeerd door zijn leerlingen. Ze komen niet alleen van Tholen, maar ook uit West-Bra bant, van Schouwen en Zuid-Beve land. ,Ik scheld ze de pleuris als ze het niet goed doen. Ik eis dat ze hun best doen. Maar ik weet ook dat ze hier voor hun plezier komen. Ze verwach ten van me dat ik ze op een pittige ma nier aanspreek. Soms noem ik ze 'rat jes' en dan ben ik nog netjes. Ach, ze lachen erom en zo hoort het ook." Koen de Vries Wie het zag zal het niet gauw vergeten. Op zaterdag 2 februari dit jaar speelde Carel Kraayenhof rond het middaguur tij- dens de huwelijksplechtigheid van Willem- .d Alexander en Maxima op zijn bandoneon j Adiós Nonino. De muziek uit Maxima's va- 'derland, geschreven door Astor Piazzolla jyjf naar aanleiding van de dood van diens va- der, kreeg een extra emotionele dimensie k omdat de vader van de bruid om politieke ene! re(Jenen niet bij de bruiloft aanwezig kon zijn. Prompt liepen bij de bruid de tranen °ver de wangen en een moment later ging menigeen daarin mee, in de kerk en thuis leiï voor de televisie, ts „Gelukkig zaten we in de afgelopen vijftien jaar nooit om werk verlegen", zegt Carel daï Kraayenh°f relativerend. „Maar dankzij j. dat optreden tijdens het huwelijk van Wil- *s lem-Alexander en Maxima, kreeg ik toch kansen die ik anders nooit zou hebben ge- ïtie ^ad' ^at sl°e8 voor ons de brug naar het grote publiek. Opeens is voor zoveel mensen ere] de tango dicht bij huis gekomen. Ik ben daar f blij om, want ik heb nu eenmaal een missie: I de tango verspreiden." Die missie is dit jaar uitstekend gelukt. De tango had de Nederlandse ziel geraakt. De ikff Cd met de 'Oranje' huwelijksmuziek liep de winkels uit en het afgelopen voorjaar speel- diej de Kraayenhof met zijn Sexteto Canyengue ere driemaal in een uitverkocht Concertge- f bouw. jreJ "^e ^adden er al vijftien jaar pionieren op zdten", stelt de bandoneonist uit Noord- ene deemster nuchter vast. „Maar in Argentinië het warer) we al een begrip. We speelden in Bue nos Aires voor zesduizend mensen in het Te- Db- atro Colón. Nu is de doorbraak in Neder land een feit. Dankzij dat optreden in de i ai kerk speel ik nu mee op de nieuwe cd van André Hazes. En René Froger vroeg me hem Q !e begeleiden toen hij in Ahoy Liefde van la- jna ter van Jacques Brei zong. Ook die gastop- ens ^redens met Adiós Nonino in de nieuwe show van Holiday on Ice zouden vorig jaar j nog ondenkbaar zijn geweest. Carel Kraayenhof Het verhaal van Kraayenhof begint al vroeg. Thuis leerde hij pianospelen. Maar toen hij ging studeren en er voor een piano in zijn kamer geen plaats was, kreeg hij van zijn broer de raad een trekharmonica en een concertina te kopen. Daarmee begon Carel Ierse muziek te spelen. Later ontdekte hij de bandoneon, een Argentijnse variant op de trekharmonica. Kraayenhof: „Dat gebeur de in de jaren tachtig, net toen er een groot scheepse invasie van Argentijnse orkesten op gang kwam. Het bleek een instrument te zijn dat mij enorm veel nieuwe mogelijkhe den kon bieden. Want met de tango en de bandoneon heb je zoveel manieren om iets te vertellen^" foto Robert van Stuy venberg Vervolgens kwam Carel hier in contact met Osvaldo Pugliese, een van de grote vernieu wers van het genre. „Ik reisde zelfs mee met zijn orkest. Er was altijd wel iemand bij wie ik onderweg in een hotel kon blijven sla pen." In die sfeer leerde hij de bandoneon bespelen en werd de geest van de tango over hem vaardig. „Het is muziek die meer is dan de begeleiding van een dans. Het is een ver haal, al dan niet zonder woorden." Argentinië is niet het enige land waar Kraayenhof zich als muzikant in hart en nieren thuisvoelt. „Onlangs hebben we als sextet onze eerste tournee door Ierland ge maakt. Voor mij was dat een lang gekoester de droom die in vervulling ging, want ik speelde vroeger vaak Ierse muziek. De tan go vond nu als het ware een nieuw thuis: de Ieren begrijpen deze muziek. Argentinië en Ierland hebben dan ook veel gemeen. De mensen zijn onderling heel solidair, zijn grote muziekliefhebbers en hebben veel ge voel voor humor." „Ze hebben ook allebei jarenlang te maken gehad met armoede, onderdrukking en hon gersnood en ze weten wat emigratie is. Er zijn trouwens ook Ieren naar Argentinië verhuisd. De tango is typische emigranten- muziek: je hoort er heimwee in. Het is mu ziek waarin wordt gefilosofeerd over het leven. De tango is een smeltkroes van veel verschillende muziekculturen: de Spaanse tango andaluz, de Italiaanse cancioneta Napoletana, de joodse klezmer, de Russi sche, Duitse en Franse volks- en klassieke muziek en de Portugese fado. Maar de fado is toch meer de muziek van de haven, van het afscheid, van de achterblijvers. De tan go is de muziek van hen die hun land verlie ten." Wereldmuziek „Wat wij spelen noemen ze 'wereldmuziek', wat dat ook mag zijn. Het is in elk geval een handig etiket voor mensen die in de winkel een cd van ons zoeken, dan weten ze in wel ke bak ze moeten kijken. We spelen zowel in het Tropenmuseum als op jazzfestivals en ook op het festival van Edinburgh. We staan de ene keer in een concertzaal, dan weer in een kerkje of op een plein. Ons maakt het niet uit, het is allemaal interessant Het blijft tango, met al zijn mogelijkheden." „Je kunt de tango op allerlei manieren ar rangeren. Adiós Nonino zoals dat in de Nieuwe Kerk werd gespeeld met het Con certgebouw Kamerorkest en het Neder lands Kamerkoor was dus helemaal niet zo vreemd. Zoals bij de jazz de improvisatie centraal staat, gaat het in de tango om het arrangement, de interpretatie en het klankidioom Carel Kraayenhof gruwt er bijkans ervan als mensen de Argentijnse tango associëren metballroommuziek. „Die hebben niets met elkaar te maken," zegt hij resoluut. „Een stuk als Olé Guapa van Malando is amusementsmuziek en heeft weinig met de Argentijnse tango te maken. Je merkt dat misverstand wel eens als je wordt gebeld voor een optreden en de organisatoren ver tellen dat er voor het publiek gelegenheid is om ballroom te dansen. We treden overigens wel regelmatig op voor mensen die de Ar gentijnse tango dansen, een prachtige in troverte dansvorm waarin de beide dans partners vanuit een omhelzing hun passen en figuren improviseren." De thuisbasis van het sextet is het Noord- Hollandse, nu in kille winternevels verscho len Noordbeemster. „De helft van het sextet woont inmiddels hier in de buurt", zegt echtgenote Thirza. Hoezeer de groep daar wortelt, bleek wel toen het orkest dit jaar een benefietconcert in het dorp verzorgde en zo'n beetje iedereen daar bijdroeg in de organisatie. „Met bijvoorbeeld hapjes van de slager." Het geld dat bijeen werd gespeeld brachten ze in juli naar een tangomuziekschool in het door de zoveelste crisis verarmde Buenos Aires. Dit is te zien in de documentaire over Kraayenhof en zijn ensemble die de AVRO op 15 december uitzendt, „We doen het", zegt Thirza, „omdat onze vrienden daar wonen. En dan gaat het hun nog niet eens om het geld. Belangrijker is het gevoel van solidariteit dat ze op de school ervaren. Ze hebben nu tenminste het idee dat er mensen zijn, ergens ver weg, die aan hen denken. Juist dót geeft ze de kracht om door te gaan en om te overleven. Ik ben blij met alle aandacht die sinds het huwelijk van Móxima en Willem-Alexander voor Ar gentinië is ontstaan. Maar ik heb moeite met de mensen die zo snel oordelen. Móxima is niet verantwoordelijk voor de ellende tij dens de dictatuur. Kijk naar wat hier in Ne derland na de oorlog is gebeurd: er zijn hier nog steeds vrouwen met een trauma omdat ze in 1945 na de bevrijding zijn kaalgescho ren omdat hun vader bij de NSB was." „Nederlanders begrijpen de Argentijnen niet," vat Thirza samen. „Dat bleek wel toen Maxima aan de pers werd voorgesteld en ie mand vroeg of ze niet bang was om in haar nieuwe rol als echtgenote naast Willem- Alexander haar zelfstandigheid te verlie zen. Want dat zal nooit gebeuren. Zo zijn de Argentijnse vrouwen niet opgevoed. Hans Visser

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 25