Vroeger mochten Belgische loodsen nog dronken zijn Akker-mannen zaterdag 7 december 2002 Wido WillemsWe gingen er gewoon op af.Frans Meij er met een schilderij van de Jacomina De Piet Heinkade zal nooit meer de Piet Heinkade zijn. foto's Ruben Oreel Kapot zijn ze ervan, de echte Akker-mannen. Hun bedrijf is straks niet meer. De Piet Hein kade in Vlissingen zal nooit meer de Piet Heinkade zijn, zonder de bergingsvaartuigen van Van den Akker en de verroeste ankerket tingen langs de weg. „Ik liet m'n vreten ervoor staan." Wido Willems houdt de wacht aan de telefoon. Een dag eerder heeft het personeel van Van den Akker zich schoorvoetend neergelegd bij het ein de. Veel keuze was er niet. Alleen al in november leed het bedrij f15.000 euro verlies. De moeder, de Belgische Unie van Redding- en Sleepdienst (URS), biedt vervangend werk aan. Dat is het. Af en toe belt er nog iemand. Willems praat daarna rustig verder, over hoe goed het Van den Akker vroeger ver ging. En vooral, hoe keihard er werd gewerkt, als dat nodig was. „Om er flink tegenaan te gaan was dit een ide ale plek.In 19 6 3 was hij een halfjaar tje weg. Hij wilde dichterbij huis zijn, in Terneuzen, en werkte op een zuiger aan de verbreding van het Kanaal Gent-Terneuzen. „Een dag leek wel een week te duren." Wout Mange, de legendarische direc teur van Van den Akker die kon vloe ken in alle vormen, vroeg hem terug. En Willems ging. Onmiddellijk. Hij heeft er nooit spijt van gehad. „Geen mooier werk dan duikwerk." Want dat was hij, duiker. „Nee, niet met een kikvorspak, maar met zo'n klassieke duikuitrusting. Koperen duikers helm, stukken lood op je lijf en aan je voeten, alles bij elkaar woog dat ne gentig kilo." Willems wijst naar boven, naar de uit kijkpost op het kantoor van Van den Akker aan de Piet Heinkade. „Daar stond hij vaak, Wout Mange, naar de Westerschelde te kijken. Om te zien of er werk aan de winkel was. Ook Leo de Graaff, die later directeur werd, deed dat. Want als er iets gebeurde, moest je er natuurlijk wel als eerste bij zijn." Nafta Het uitzicht vanuit de uitkijkpost is veranderd. Waar tot in de jaren tach tig vaak tientallen schepen voor anker lagen op de rede van Vlissingen, is geen ankerligger meer te bekennen. Rijkswaterstaat haalde daar een streep door, nadat een naftatanker en een bulkcarrier in 1991 met elkaar in aanvaring kwamen. De naftatanker, de British Esk, verloor lading. Een veel gevaarlijker goedje dan nafta is er niet. „Maar", zegt Willems, „daar dachten we nooit over na. We gingen er gewoon op af. Dat was ons brood." Met het verdwijnen van de ankerlig gers voor Vlissingen verloor Van den Akker een belangrijk werkgebied. Wachtende schepen worden tegen woordig buiten gehouden, op zee, waar ze meer ruimte hebben. De kans op ongevallen met schepen die van hun anker worden geslagen, is enorm afgenomen. Willems stelt gelaten vast: „Dat heeft Van den Akker een hoop geld gekost." Niet dat het transport- en bergings bedrijf het alleen van aanvaringen moest hebben. Minstens zo belangrijk waren het ruimen van wrakken en het opvissen van verloren ankers. Oprich ter Johannes van den Akker was speciaal voor de vele Westerschelde- wrakken uit Rotterdam naar Zeeland gekomen. In 1952 om precies te zijn. Vier j aar later koos hij de Piet Heinka de - toen nog de Kanaalstraat - als vaste stek. 'Goudvinken' heetten ber gers in die tijd, zoveel viel er te verdie nen. Frans Meijer uit Oost-Souburg heeft alle directeuren meegemaakt. In 1956 kwam hij bij Van den Akker in dienst. Veertig jaar later nam hij afscheid. Hij moest eruit als 65-jarige. „Sinds die tijd ben ik, geloof ik, maar één keer te rug geweest. Anders begint het weer te schuimen. Dat zit domweg in je bloed." Willems en Meijer zijn twee echte Ak ker-mannen, zoals praktisch ieder een die bij Van den Akker werkte. Wat wil je ook. Wout Mange die van 1952 tot eind 1986 feitelijk dé baas was in Vlissingen, was veeleisend. „Hard als steen was hij", weet Meijer. „Hij was ook een goede kerel om zaken mee te doen, maar je moest hem niks flikken. Vroeger of later kwam hij daarop tel ing." Butskop Hoe Mange dat deed, ondervond de hele vaderlandse pers in 1958. De Pro vinciale Zeeuwse Courant had hem kwaad gekregen. De krant had een aardige reportage geschreven over duiker Moos Moeyes, maar maakte één foutje: niet Van den Akker zou zijn werkgever zijn, maar een zekere Van den Tak. De redactie dacht er vanaf te zijn met een kleine rectificatie. Mange zon op wraak en al snel lukte dat. Kranten controleren alles, ja, ja. Voor de Vlissingse boulevard was een schip gezonken, de Corale, én op een plaat in de Westerschelde was eèn^ butskop aangespoeld. Dood. Een werkschip van Van den Akker haalde het drie ton wegende zeedier opMan- ge gaf opdracht de butskop met een scherp voorwerp te bewerken, alsof ermee was gevochten. Hij vertelde er bij dat dit was gebeurd bij het wrak van de Corale. Vette koppen in de kranten waren het resultaat, waarvan de mooiste was: 'Duiker trof monster- vis in scheepswrak'. Zo'n geintje paste bij het bergersvak, het vak van de 'vrije jongens', zeker in de gloriejaren van Van den Akker. Bij na alles kon en als het moest, gingen ze tot het gaatje. Zo herinnert Willems zich de berging van een landingsvaar tuig dat in de Vlissingse buitenhaven was gezonken. Hij moest als duiker een tunnel in het zand onder dat schip blazen, zodat er een hijsstrop door heen kon worden getrokken. „Elf uur heb ik daaraan gewerkt. Alleen om te eten kwam ik even naar boven. Daar werd niet over gesproken, dat deed je gewoon." Meijer ziet J an van der Linde nog voor zich, een andere duiker. Van den Ak ker moest een oude kolenboot in de Nieuwe Waterweg bergen. „En die vent bleef maar onder water, op ze venentwintig meter diepte, ongeloof lijk. We hadden niet eens een decom- pressietank aan boord. Op den duur kreeg je hem bijna niet meer naar bo ven, zo lang ging die door." Springstof Veel en hard werken, het hoorde erbij maar altijd op je tellen passen. Wil lems heeft veel met springstoffenge- werkt om scheepswrakken beetje bij beetje te ruimen. „Ik kon onder water geen hand voor ogen zien, werkte als een blinde, op het gevoelDaar moet je echt interesse in hebben. Je zat wel eens klem, maar daar stond je niet bij stil. Maar die springstof, dat was niet gevaarlijk. Met springstof kan im mers niets gebeuren zonder ontste kers. Prachtig werk was dat. Een schip waaraan honderden mannen hadden gebouwd, sloopte je in je één tje. Maar vuurwerk, nee, dat heb ik nooit gekocht. Veel te gevaarlijk." En de regels, ach ja, de regels. „Als we van Vlissingen naar Bath moesten va ren, sneden we alles af", vertelt Wil lems. „En geen mens die erop lette. Van scheepvaartbegeleiding had nie mand nog gehoord. Moet je tegen woordig eens proberen." En als een schip een anker had verloren, dan ging een vaartuig van Van den Akker desnoods zonder lichten de haven uit. Om concurrenten niet wakker te ma ken. Meijer: „Anker vissen, daar heb ben we tussendoor lekker mee ver diend. Af en toe was het onderling dan wel eens oorlog, met andere bergings bedrijven, maar ja, dat hoorde erbij. Als je maar sportief bleef." De groot ste vangst van Meijer woog 195 ton, het anker plus de ketting. „Een hele trein vrachtwagens was nodig om dat spul naar het schip te brengen. Dat was al doorgevaren naar Frankrijk." Meijer is 'overal' geweest, met eerst het bergingsvaartuig Jacomina en la ter de Deurloo, zijn lieveling. Waar iets te halen viel, was Van den Akker. In het Skagerak bij Denemarken een anker opvissen. „Op driehonderd me ter diepte." In de offshore, de gas- en olie-industrie, voor de Engelse kust. „Na alle zeeroverij gingen we dat doen." En aan de Spaanse kust, waar de gezonken olietanker Prestige de laatste weken voor zoveel problemen zorgt. „Daar hebben we oud en nieuw gevierd. Met de bemanning van een schip dat we moesten bergen. Eén van die lui had zijn accordeon meegeno men." Herald Hij was ook bij de Herald of Free En terprise, het veerschip dat in 1987 voor Zeebrugge zonk met honderden passagiers aan boord. Meijer had met de Deurloo dolgraag aan de reddings actie mee willen helpen, maar de Bel gische autoriteiten gaven niet thuis. Tot de slachtoffers eraf moesten. Ze ker 110 lijken heeft hij toen aan boord gehad. De lichamen moesten één voor één van de Herald worden getakeld met de kraan van de Deurloo. Sommi ge lijkzakken konden niet goed dicht en bleven door de warmte op het dek plakken. Bij aankomst in Zeebrugge vroeg een marineofficier waarom hij de vlag niet halfstok had hangen. „Dat hadden we net nodig, van dat zijden-sokkengedoe." Het thuisfront leefde altijd mee bij Meijer en Willems. Kan ook niet an ders, denken ze. Willems: „Ik draaide elke maand een week telefoonwacht. 's Avonds de scanner afluisteren en 's nachts kon je altijd gebeld worden, ook voor de sleepboten. De volgende dag liep je dan je gewone dienst. Het was eigenlijk ook geen werk, het was hobby. Je leef de ervoor.Achteraf rea liseert hij zich: „Ik heb mijn kinderen niet zien opgroeien." Bij Meijer ging het niet veel anders. Hij zou met kerst een keer thuis zijn. „Ja, ja, ik kom." Zijn vrouw deed de kalkoen uit de vriezer. „Nee, nee, ik kom toch niet." Zo ging dat door, tot drie keer toe. De kalkoen is uiteindelijk in de vuilnis bak aan zijn einde gekomen. Dat Van den Akker nu verdwijnt, doet hen pijn. Meijer: „Ik liet m'n vreten er voor staan.Smit, de eigenaar van Van den Akker vanaf 1965 tot de over name door de Belgische URS in 1999, heeft volgens hem het Vlissingse be drijf financieel leeggezogen. Bewij zen heeft hij niet. Hij denkt het Ter loops geeft hij een andere, nuchtere verklaring voor de teloorgang: de mo dernisering van de scheepvaart. „Toen ik bij Van den Akker begon, hadden we een scheepstoetertje. Toen ik er wegging, werkten we met satel lietverbindingen." Willems die maart volgend jaar vervroegd uittreedt, laat zich niet uit over Smit Hij heeft het overde tand des ti jds' die Van den Ak ker fataal is geworden. „Neem de bok die wij altijd hadden. De laatste, de Rotterdam, moest weg in 1998, omdat er geen werk meer voor was. Je zou het na de Prestige niet denken, maar de scheepvaart is in al die jaren veel vei liger geworden." Jan Beerman die in de jaren tachtig even directeur was, geeft - over de te lefoon - in het kort weer wat 'de tand des tijds' in zijn ogen betekent. „Vroe ger mochten Belgische loodsen op de Westerschelde nog dronken zijn. Harmen van der Werf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 23