Zoveel bloed, en dan zulke verwijten
Veel vrouwen zijn verslaafd aan een foute man
Hospik m
de hel van Srebrenica
zaterdag 23 november 2002
Als hospik was Alfred Broeder
erbij toen Srebrenica viel. Na
7,5 jaar stort hij zijn hart uit. „Zo
veel bloed krijg je nooit uit je her
innering gewassen." Door de par
lementaire enquête komt alles
boven, 'alsof het gisteren gebeurd
is'.
Het verhaal van Alfred Broeder:
„Tijdens de debriefing in Assen
zaten drie hoge militairen tegenover
me. Een schreef alles op, de andere
twee stelden de vragen. Ze bleken niet
echt geïnteresseerd.. Ze lieten me niet
uitpraten. Onderbraken me om de ha
verklap met de vraag of ik nou oor
logsmisdaden had gezien en wie die
dan wel gepleegd had. Of ik soms fo
to's had waar iets opmerkelijks op te
zien was.
Krijg het heen en weer, dacht ik toen.
Als je niet naar me wilt luisteren, als je
het verband niet wilt horen tussen de
gebeurtenissen, dan hoef ik jullie ook
niks te vertellen. Kijk: dit is het ver
slag van die malle debriefing: één vel
letje A4-papier, nog niet voor de helft
volgetikt. Wat ik nu ga vertellen, is
volstrekt nieuw voor al die betweters
die zo fijn weten uit te leggen hoe het
allemaal gekomen is.
Ik blijf erbij dat de VN ons krachtig
luchtsteun had moeten geventoen we
erom vroegen. We hadden meteen
moeten tonen aan de Serviërs dat met
ons niet te sollen viel. Al dat zwarte
pieten achteraf, is alleen maar be
doeld om de aandacht af te leiden van
de hoofdzaak: de VN zag onze 'blau
we' vredesmissie niet meer zitten. De
burgeroorlog in Joegoslavië moest
maar op een 'groene' manier beslist
worden, met Navo-bombardementen.
Om die omslag in het denken te be
werkstelligen, is Srebrenica opgeof
ferd. Zo is het - en niet anders. Ieder
een die betrokken was bij de politieke
bevelvoering, probeert daaromheen
te draaien. Met veel omhaal van woor
den probeert iedere politicus zijn ei
gen rol in die omslag te verfraaien.
Daardoor lijkt het steeds alsof wij, de
soldaten van Dutchbat 3, de schuld
zijn van de catastrofe.
En dan is er nog die Mient Jan Faber
van het IKV. Ik draai compleet door,
elke keer opnieuw, als ik hem met uit
gestreken gezicht hoor vertellen dat
wij 'ons lot hadden moeten verbinden
aan dat van de moslims in de enclave'.
Man, denk ik dan, zwets niet. Waar
was jij, toen kameraad Raviv stuip
trekkend in onze handen stierf? Jij zat
veilig in j e doorzonwoning toen wij als
ratten in de val zaten, geen moment
aan onszelf dachten en drie dagen en
nachten lang - zonder één uur slaap -
gewonde moslims verzorgden. Spon
tane vroeggeboorten begeleidden.
Radeloze vrouwen de keien uit de
handen wrikten waarmee ze zichzelf
het hoofd probeerden in te slaan. Het
touw weghaalden waarmee steeds ie
mand anders zich wilde ophangen.
Wonden behandelden met middelen
die er niet meer waren, omdat ze een
dag eerder door Servische outlaws
waren gestolen. En ondertussen maar
bidden om luchtsteun die niet komt.
Schuld
Al die schijnheilige bollebozen heb
ben er geen idee van, wat we allemaal
gedaan hebben voor de vluchtelingen,
juist op het moment dat de hele wereld
éven de andere kant opkeek. En laten
we vooral niet vergeten dat moslim
krijgers - want die waren er dus bij
duizenden in de enclave - in de weken
ervoor doelbewust de escalatie van
het conflict hebben uitgelokt, juist in
de hoop dat er uiteindelijk luchtsteun
zou komen en de Serviërs een rake
klap zouden krijgen.
Al die zaken moet je meewegen, bij de
beoordeling van het drama. Kom bij
mij niet aan met de simpele verklaring
dat Dutchbat 3 schuldig is aan de
massamoord. Schuld draagt iedereen
die ons niet de wapens, middelen en
steun heeft verschaft om ons te laten
doen wat we op dat moment wilden
doen: de vechtende partijen uit elkaar
te houden.
Vlak voor Pasen waren we met vier
man in twee lege ambulances op weg
van Tuzla naar Srebrenica. Johan de
Alfred Broeder:Mannen zochten naar een touw om zich te kunnen verhangen, vrouwen in verwachting kregen een spontane vroeggeboortemensen sloegen zich
zelf met keien het hoofd in, kinderen lagen gewond, apatisch en verlaten in hun eigen vuil.foto Do Visser/GPD
Jonge en ik zaten in de voorste, Mare
de Bruin en Brian de Jong in de ande
re. Bij een roadblock werden we
staande gehouden door een Servische
commandogroep. De hoofdman was
een ukkie van een jaar of zestienmaar
mooi gewapend met een Kalasjnikov.
Drie dagen en nachten moesten we
daar halt houden. Tijdens die gijze
ling mochten we de auto niet uit. Sla
pen, eten, zelfs onze behoefte moesten
we erin doen. We konden alleen via de
portofoon praten met elkaar. We spra
ken met elkaar af om dat pikkie te
pakken, zodra hij in de buurt kwam en
even niet oplette. Ik zette een pistool
op zijn kop en we sleurden hem de au
to in. Zo hebben we de passage afge
dwongen.
Drie kilometer verder, in Canadees
gebied, zijn we gestopt. We haalden
zijn magazijn leeg en lieten hem uit
kleden tot op zijn onderbroek. Zo heb
ben we hem teruggejaagd. Dat had
den ze zelf een keertje geflikt met een
Engelse commando.
Twee dagen later kreeg onze ambu
lance pech, vlak voor een Servische
kazerne. Ik zette de sirene en het
zwaailicht aan, maar Brian en Mare,
die toen voorop reden, hoorden niets
en reden door. Een groep van twintig
soldaten kwam op ons af, richtte de
loop op ons lichaam en haalde alles uit
de ambulance wat erin zat: medica
menten, spuiten, morfine. Eindelijk
kwamen Brian en Marc in volle vaart
terugrijden, met versterking van een
QRF, een Quick Reaction Force die al
tijd te hulp schoot bij zulke noodsitu
aties. Laadklep open, sleepkabel om
de lier en wegwezen voordat de Ser
viërs iets slims konden bedenken.
Daarna heb ik vier weken lang afge
zien op de observatiepost Delta. We
leefden er met zes man achter een aar
den wal. Met alleen maar een genera
tor, een verbindingslijn met het
hoofdkwartier en een YPR, een pant
servoertuig, als uitrusting. Stefan van
de Berg was mijn buddy. We draaiden
samen alle diensten: vier uur vrij
twee uur observeren - en dat elk et
maal rond. We sliepen in een slaapzak
in een tent, hadden geen douche of toi
let. Onze behoefte deden we in een ou
de olieton. Als die vol dreigde te ra
ken, staken we hem aan met diesel.
Als de ton weer voldoende was afge
koeld, kon je er weer schoon opzitten.
We hadden gebrek aan alles, omdat de
Serviërs toen al weigerden om be
voorrading toe te staan aan Dutchbat.
Al die tijd kregen we ook geen post
doorgestuurd uit het hoofdkwartier:
er moest bespaard worden op brand
stof en alleen in uiterste noodgevallen
kwam een QRF onze kant op.
We leefden van noodrantsoenen: één
maaltijd per dag. Met moslimkinde
ren, die elke dag nieuwsgierig kwa
men kijken, ruilden we droge kaakjes,
nutsen, marsen en zuurtjes voor vers
water en brood. Op een dag kwam een
moslimmeisje van een jaar of achttien
een brood ruilen. Ik kwam net onder
de waterkraan vandaan en was pie-
melnaakt, op mijn soldatenkistjes na.
Zo heb ik het brood van haar aange
nomen. Verveling, hé? Dan wil je wel
eens een geintje uithalen. Even later
stonden haar vader, broers en ooms
voor de post. Zwaarbewapend. Mijn
lichaam mocht blijven, maar mijn
hoofd wilden ze hebben. Pas na dui
zend excuses van de sergeant en de be
lofte dat het nooit opnieuw zou ge
beuren, gingen ze weg.
's Nachts was het vreselijk koud. Dan
hoorde je schieten met kkw's, klein
kaliber wapens. Dan waren er weer
moslimkrijgers uit de enclave ont
snapt om raids uit de voeren op Servi
sche dorpen. Daar gebeurden dan de
vreselijkste dingen: plunderingen,
moorden, verkrachtingen. Maar we
konden die uitbraken onmogelijk ver
hinderen. We hadden er de middelen
niet voor.
Terug op de compound Srebrenica
kon ik na vier weken eindelijk mijn
post uit Nederland lezenen in een echt
bed slapen. Mijn volgend station werd
Observatiepost Kilo. De situatie was
daar nog middeleeuwser dan op Del
ta: het was één grote modderpoel. We
zaten er met z'n achten. Maar we ver
veelden ons toch minder. Vanuit Kilo
konden we patrouille lopen door het
niemandsland dat als smokkelroute
werd gebruikt. Een keer kwamen we
een groep moslimmannen tegen, met
paarden en muilezels. Ik trok een de
ken weg en zag een kist. Daar zaten
natuurlijk wapens in, of munitie.
Maar we waren niet bevoegd om in die
kisten te kijken, zo machteloos was
Dutchbat! Er ontstond een grimmige
sfeer. Zij met z'n twintigen, wij met z'n
vijven. We konden niks anders dan
doorlopen, maar werden gevolgd door
een steeds grotere groep. Vanuit de
bosrand werden opeens geweerlopen
op ons gericht. We verlieten het pad en
zochten dekking in de berm, wat ge
vaarlijk was omdat daar mijnen kon
den liggen. Het was kiezen voor de ko
gel of de bom. De QRF was te ver weg
om ons vanuit de compound te hulp te
schieten. De redding kwam van het
pantservoertuig uit onze eigen obsei'-
vatiepost. Die kwam eraan scheuren,
met de punt vijftig mitrailleur in stel
ling. De laadklep ging los en één voor
één zijn we toen onder dekking van el
kaar veilig in die YPR gekropen.
Vanuit alle observatieposten, ook de
onze, is eind juni herhaaldelijk aan
het hoofdkwartier gemeld dat de Ser
vische kolonel Zivanovic het gebied
verkende. Dan stond hij daar te wij
zen, met zijn adjudant en chauffeur
van een Mercedes, die waarschijnlijk
was gestolen van de VN en daarna
overgespoten.
Zivanovic stond op het hoofdkwartier
bekend als rechterhand van Mladic.
Zijn foto hing er aan de muur. Omdat
het aantal vuurgevechten tussen Ser-
ven en moslims stelselmatig toenam,
spraken tal van Dutchbatters toen al
het vermoeden uit dat de val van de
enclave nabij was. Dat idee werd ver
sterkt toen we op een avond een heli
kopter hoorden overvliegen. Met onze
helderheidskijkers zagen we dat het
een gitzwarte heli was, van het type
dat de Amerikanen in Vietnam ge
bruikten. Hoe kon dat nou? Er gold
een vliegverbod boven de enclave en
de Serviërs hadden zo'n toestel niet.
We meldden dit aan het hoofdkwar
tier, maar die reageerde met de woor
den: 'Jullie zullen wel vuurvliegjes
gezien hebben'. Twee andere observa
tieposten kregen precies hetzelfde
antwoord. Niemand heeft me ooit wil
len vertellen wat die heli daar deed.
Dat sterkt me in de overtuiging, dat
hogere machten plannen hadden met
de enclave waar wij, Dutchbatters ter
plekke, niets van mochten weten.
Begin juli werden we afgelost op Kilo.
Terug naar de compound. Lekker
scheren, douchen, kleren wassen en
klaarmaken voor de thuisreis, want
mijn uitzending zat erop, Maar op 8
juli schoten de Serven met zwaar ge
schut gaten in de zandzakken van ob
servatiepost Foxtrot.
Op het moment dat ze even moesten
herladen, zagen onze jongens kans
met hun pantservoertuig te ontsnap
pen. Tijdens die terugtocht werd Ra
viv van Renssen, die in de koepel
stond, getroffen door een granaat. Een
moslimstrijder, die woedend wasom-
dat Dutchbat de stelling opgaf, had
die gegooid. Zwaargewond aan zijn
hoofd zakte Raviv in de handen van
Sjef van Schijndel, de hospik van
Foxtrot.
Ik maakte deel uit van de QRF die te
hulp schoot. In de YPR hebben Sjef en
ik alles gedaan om het leven van Raviv
te redden, maar de verwonding was te
ernstig. De dag erna heb ik dat. bloe
derige voertuig schoongemaakt. Dat
beeld schiet altijd als een waas voor
mijn ogen, als ik buitenstaanders hoor
uitleggen dat we lal' zijn geweest in
Srebrenica. Zoveel bloed, en dan zul
ke verwijten achteraf.
Wraakzuchtig
Na het oprollen van de observatiepos
ten door de Serven, zochten alle mos
lims een veilig heenkomen. Op 10 juli
kwam de stroom op gang. Twintigdui
zend doodsbange mensen, vierhon
derd Dutchbatters die niets konden of
mochten, een wraakzuchtig Bos-
nisch-Servisch leger dat oprukte
richting stad en zich steeds opper
machtiger voelde vanwege het uitblij
ven van luchtaanvallen.
's Nachts kwam nog één keer het bevel
om met een QRF-patrouille naar de
rand van de stad te gaanEen pantser
wagen van ons, met slechts twee man
erin, stond daar tegenover een over
macht van Serven. We liepen met z'n
vijven dwars door Srebrenica en sta
ken het grote plein over. Het stond af
geladen vol met moslimmannen, alle
maal tot de tanden gewapend, als
rambo's zoals je dat alleen in slechte
films ziet. Ze schopten naar ons,
spuugden, dreigden. Met de hand aan
het pistool moesten we ons een weg
door die menigte banen. De volgende
dag waren al die gewapende mannen
verdwenen: gevlucht, de bergen in, in
de hoop op eigen kracht veilig gebied
te bereiken.
Er bleven alleen ongewapende man
nen, vrouwen, kinderen en ouden van
dagen achter. Ze bleven maar toestro
men, terwijl de Serven al schietend
oprukten. Op de terugweg naar onze
compound in Srebrenica zag ik die
ochtend van alles. Het was mensen ra
pen, een ander woord heb ik er niet
voor. Ik herinner me kleine kinderen,
verlaten in de berm. Een oude vrouw,
die zich alleen nog maar op handen
voortbewoog. Ze had geen vel meer op
haar handpalmen, maar hoopte ons
hoofdkwartier te bereiken vóór de
Serven haar te pakken kregen.
De mensen verdrongen zich voor de
poort van de compund. De Serven
mikten heel precies. Een mortiergra
naat spatte vlak voor onze ingang uit
elkaar. Overal lagen gewonden. We
kwamen verband, morfine, injec
tiepuiten, infuuszakken, naald en
draad tekort om iedereen te helpen.
We probeerden de gewonden te verza
melen in de bar, de keuken, de kanti
ne, maar de situatie was onhoudbaar.
We moesten de compound opgeven en
met de gewonden vanuit Srebrenica
naar het hoofdkwartier in Potocari
trekken, zo'n 7 kilometer verderop,
terwijl we al omsingeld waren door
Serven.
De moslims wilden niet in handen val
len van de Serven. Als trossen bana
nen bungelden ze aan onze vierton-
ners. Ze vochten om een plek in de
laadbak. Die toestand van massapa
niek is alleen te vergelijken met het
vertrek van de laatste Amerikaanse
legereenheden uit Vietnam, bij de val
van Saigon. Een Sei*vische strijdster
met mitrailleur wilde me de doorgang
beletten, toen ik nog een gewonde wil
de helpen. Ik kreeg een ldap op mijn
hoofd en ben, heel even, buiten westen
geweest. Uiteindelijk kon ik in de al
lerlaatste wagen stappen.
Aangekomen op het hoofdkwartier
Potocari, ontwikkelde zich een infer
no in de hal waarive de vluchtelingen
verzamelden. Mannen zochten naar
een touw om zich te kunnen verhan
gen, vrouwen in verwachting kregen
een spontane vroeggeboorte, mensen
sloegen zichzelf met keien het hoofd
in, kinderen lagen gewond, apatisch
en verlaten in hun eigen vuil.
Ik deed wat ik kon, zoals alle Neder
landers ter plekke. Als in een roes
sjouwde ik van de ene naar de andere
gewonde. Allemaal smeekten ze om
hulp. Drie dagen duurde die nacht
merrie. Toen kwamen de viertonners
waarmee zwaargewonden afgevoerd
konden worden richting Tuzla, waar
een ziekenhuis was dat hopelijk beter
geoutilleerd zou zijn.
Daarna kwamen de bussen voor de
rest van de doodsbange bevolking.
Pas achteraf heb ik me gerealiseerd
dat mannen en vrouwen daar geschei
den werden. Op het moment zelf stond
ik daar niet bij stil. Ik kon niet meer
helder denken door alle stress. Ben
wel nog in de trechter gaan staan, die
Dutchbatters gevormd hadden om het
busvervoer soepel te laten verlopen.
Niet met de bedoeling om mee te hel
pen aan de separatie, maar om de eva
cuatie ordelijk te laten verlopen. Men
sen liepen over elkaar heen en juist de
zwaksten kwamen in de verdrukking.
Ja, ik heb twee dagen later meegedaan
aan die barbecue in Zagreb. Maar het
was geen feestje van Karremans, zoals
die tv-flitsen willen doen geloven. Het
was de ontlading na een krankzinnige
week, waarin bijna iedere Dutchbat-
ter de dood in de ogen keek en een af
scheidsbrief heeft geschreven. Ik ook.
Aan mijn moeder. Ik dacht dat ik ging
sterven bij de verdediging van de en
clave en was daar ook toe bereid.
Soms is het alsof mensen het me kwa
lijk nemen dat dit niet gebeurd is. Zo
lang ik dat gevoel niet kwijtraak,
blijft Srebrenica een open wond die
maar niet wil genezen."
John van Oppen
f
"TA r zijn vrouwen die jarenlang bij hun echtgenoot
Ui blijven, ook al worden ze regelmatig bont en
blauw geslagen. En gaan ze toch weg, dan is de kans
groot dat ze na verloop van tijd weer bij hem terugke
renOf ze ontmoeten een andere ma n die hen ook weer
slecht behandelt. Vrouwen die dit regelmatig over
komt zijn relatieverslaafd.
Ellen (47) is een alleenstaande moeder met drie kin
deren. Haar hele volwassen leven lang had ze relaties
met mannen die haar niet goed behandelden, maar ze
bleef bij hen omdat ze niet alleen kon zijn. Ellen:
„Mijn eerste man ontmoette ik toen ik zeventien jaar
was. Hij was erg knap en tot over zijn oren verliefd op
mij. Na vijf jaar ben ik met hem getrouwd. Ik dacht
dat ik gelukkig met hem zou worden, maar al na drie
maanden ging het mis. Hij sloeg me helemaal verrot
toen ik op een keer geen seks met hem wilde. Vanaf
dat moment kreeg ik regelmatig klappen. Natuurlijk
besefte ik wel dat deze relatie niet goed voor me was,
maar van huis uit had ik nu eenmaal meegekregen dat
je je als vrouw maar moest opofferen in je huwelijk.
Dat deed mijn moeder ook."
Na drie jaar huwelijk was Ellen moeder van een meis
jestweeling en een zoontje. Als haar man op een dag
ock de kinderen begint te slaan, besluit ze om te
vluchten. Ellen komt in een Blijf-van-mijn-Lijfhuis
terecht, maar houdt het daar niet lang uit. „Ik kon
mijn man nog niet loslaten. Ik dacht dat ik zelf schul
dig was aan demishandelingen. Binnen de kortste ke
ren was ik weer thuis. Pas toen hij me weer in elkaar
timmerde en me van de trap afduwde, drong het tot
me door dat ik moest scheiden. Van de rechter mocht
hij geen contact meer met mij en de kinderen opne
men. Desondanks heeft hij nog een keer bij me voor de
deur gestaan. Maar toen werd ik voor het eerst zo
kwaad op hem dat hij me sindsdien met rust heeft ge
laten."
Na haar scheiding heeft Ellen al snel weer een nieuwe
vriend. Ditmaal met een alcoholist, die wil dat zij hem
van de drank afhelpt. „Ik wilde er graag voor hem
zijn, maar na drie jaar zag ik in dat hij niet geholpen
kon worden. Hij bleef gewoon doordrinken, hij dacht
alleen maar aan zichzelf."
Als ze ook bij hem is weggegaan, ontmoet ze op een
dansavond voor alleenstaanden een nieuwe partner.
„Een aardige man, hij sloeg me tenminste niet. Maar
uiteindelijk heeft hij mij tien jaar lang aan het lijntje
gehouden door te zeggen dat hij met mij wilde trou
wen. Ik geloofde hem, maar telkens had hij weer een
smoes. We hebben overigens nooit samengewoond.
Soms hoorde ik wekenlang niets van hem. En ik bleef
maar op hem wachten.
Pas als Ellen zo wanhopig wordt dat ze met zelf
moordgedachtes rondloopt, wordt ze via haar huis
arts doorverwezen naar een hulpverleningsinstel-
foto Jan Venema/GPD
ling, waar ze therapie krijgt van Carolien Roodvoets,
relatietherapeute, psychotherapeute en seksuologe.
„Er zijn veel relatieverslaafde vrouwen zoals Ellen",
zegt Carolien. „Ze kiezen telkens een man uit die niet
goed voor hen is. Ze worden mishandeld of misbruikt.
Toch vinden ze hef moeilijk om weg te gaan. En als ze
al vertrekken, dan is de kans groot dat ze toch weer te
rugkeren of contact blijven houden. Of ze krijgen een
nieuwe relatie met weer een man die hen mishan
delt."
Relatieverslaafde vrouwen voelen een grote aantrek
kingskracht voor foute mannen, stelt de therapeute.
„Dat zijn mannen die gewelddadig, crimineel of ver
slaafd zij n of ze willen continu perverse seks of ze zijn
al gebonden aan een andere vrouw. De vrouwen die
van dit soort mannen houden, lijden aan de relatie. Ze
liggen vaak nachtenlang te piekeren over hoe het nu
verder moet. Ze zijn ook zeer gericht op de grillen van
hun man en doen alles om hem gunstig te stemmen,
ook al weten ze dat dit geen enkele zin heeft. Ze cijfe
ren zichzelf compleet weg. Alles voor de lieve vrede."
De oorzaak van relati eversla ving bij vrouwen ligt
vaak in de jeugd. „Er zijn twee groepen", aldus de re
latietherapeute. „Het kan zijn dat ze heel beschermd
zijn opgevoed en weggehouden van alle gevaren. Ze
zijn daardoor behoorlijk naïef en weten helemaal niet
dat er foute mannen bestaan. Deze vrouwen zijn er
van overtuigd dat als ze maar genoeg in hem investe
ren hij wel zal veranderen. De andere groep vrouwen
heeft als kind weinig liefde gehad. Dat kan in allerlei
gradaties. Van kinderen die ernstig zijn mishandeld
tot en met kinderen wier ouders nooit tijd voor hen
hadden. Daarnaast hebben relatieverslaafde vrou
wen gemeen dat ze moeilijk alleen kunnen zijn, nooit
geleerd hebben om voor zichzelf op te komen en dat ze
zich wegcijferen."
Natuurlijk zijn er ook mannen die relatieverslaafd
zijn, maar zij vormen volgens Roodvoets een minder
heid. „Vrouwen hebben nu eenmaal meer de neiging
dan mannen om zich als voetveeg te laten behande
len. Vanuit hun opvoeding hebben vrouwen boven
dien minder geleerd om voor zichzelf op te komen. Ze
zijn fysiek minder sterk dan mannen en ze zijn, vooral
als er kinderen zijn, vaak financieel afhankelijk van
hun man. Mannen zullen zich in het algemeen niet zo
snel slecht laten behandelen in een relatie."
Volgens Carolien Roodvoets is het bijna niet mogelijk
om zelfstandig van een relatieverslaving af te komen.
„Therapie is noodzakelijk om te leren waarom som
mige vrouwen telkens weer een verkeerde man kie
zen. Vaak heeft het met herhalingsdrang te maken.
Vader sloeg, hun partner ook en hun volgende vriend
doet het niet anders. Ze weten niet eens hoe het is om
een lieve man te hebben die voor hen zorgt. Verder
moeten ze tijdens de therapie leren waarom ze dit al
lemaal laten gebeuren en hoe ze voor zichzelf moeten
opkomen. En het is nodig dat ze weer eens aan zich
zelf gaan denken. Als je jarenlang hebt gedaan wat je
man wilt, dan weet je vaak niet meer wat je eigen
wensen zijn. Pas als je daar allemaal achter bent, kun
je weer een normale relatie met een man aangaan.
Tanja Olyslager
Om redenen van privacy is Ellen een gefingeerde
naam