Zoveel bloed, en dan zulke verwijten Veel vrouwen zijn verslaafd aan een foute man Hospik m de hel van Srebrenica zaterdag 23 november 2002 Als hospik was Alfred Broeder erbij toen Srebrenica viel. Na 7,5 jaar stort hij zijn hart uit. „Zo veel bloed krijg je nooit uit je her innering gewassen." Door de par lementaire enquête komt alles boven, 'alsof het gisteren gebeurd is'. Het verhaal van Alfred Broeder: „Tijdens de debriefing in Assen zaten drie hoge militairen tegenover me. Een schreef alles op, de andere twee stelden de vragen. Ze bleken niet echt geïnteresseerd.. Ze lieten me niet uitpraten. Onderbraken me om de ha verklap met de vraag of ik nou oor logsmisdaden had gezien en wie die dan wel gepleegd had. Of ik soms fo to's had waar iets opmerkelijks op te zien was. Krijg het heen en weer, dacht ik toen. Als je niet naar me wilt luisteren, als je het verband niet wilt horen tussen de gebeurtenissen, dan hoef ik jullie ook niks te vertellen. Kijk: dit is het ver slag van die malle debriefing: één vel letje A4-papier, nog niet voor de helft volgetikt. Wat ik nu ga vertellen, is volstrekt nieuw voor al die betweters die zo fijn weten uit te leggen hoe het allemaal gekomen is. Ik blijf erbij dat de VN ons krachtig luchtsteun had moeten geventoen we erom vroegen. We hadden meteen moeten tonen aan de Serviërs dat met ons niet te sollen viel. Al dat zwarte pieten achteraf, is alleen maar be doeld om de aandacht af te leiden van de hoofdzaak: de VN zag onze 'blau we' vredesmissie niet meer zitten. De burgeroorlog in Joegoslavië moest maar op een 'groene' manier beslist worden, met Navo-bombardementen. Om die omslag in het denken te be werkstelligen, is Srebrenica opgeof ferd. Zo is het - en niet anders. Ieder een die betrokken was bij de politieke bevelvoering, probeert daaromheen te draaien. Met veel omhaal van woor den probeert iedere politicus zijn ei gen rol in die omslag te verfraaien. Daardoor lijkt het steeds alsof wij, de soldaten van Dutchbat 3, de schuld zijn van de catastrofe. En dan is er nog die Mient Jan Faber van het IKV. Ik draai compleet door, elke keer opnieuw, als ik hem met uit gestreken gezicht hoor vertellen dat wij 'ons lot hadden moeten verbinden aan dat van de moslims in de enclave'. Man, denk ik dan, zwets niet. Waar was jij, toen kameraad Raviv stuip trekkend in onze handen stierf? Jij zat veilig in j e doorzonwoning toen wij als ratten in de val zaten, geen moment aan onszelf dachten en drie dagen en nachten lang - zonder één uur slaap - gewonde moslims verzorgden. Spon tane vroeggeboorten begeleidden. Radeloze vrouwen de keien uit de handen wrikten waarmee ze zichzelf het hoofd probeerden in te slaan. Het touw weghaalden waarmee steeds ie mand anders zich wilde ophangen. Wonden behandelden met middelen die er niet meer waren, omdat ze een dag eerder door Servische outlaws waren gestolen. En ondertussen maar bidden om luchtsteun die niet komt. Schuld Al die schijnheilige bollebozen heb ben er geen idee van, wat we allemaal gedaan hebben voor de vluchtelingen, juist op het moment dat de hele wereld éven de andere kant opkeek. En laten we vooral niet vergeten dat moslim krijgers - want die waren er dus bij duizenden in de enclave - in de weken ervoor doelbewust de escalatie van het conflict hebben uitgelokt, juist in de hoop dat er uiteindelijk luchtsteun zou komen en de Serviërs een rake klap zouden krijgen. Al die zaken moet je meewegen, bij de beoordeling van het drama. Kom bij mij niet aan met de simpele verklaring dat Dutchbat 3 schuldig is aan de massamoord. Schuld draagt iedereen die ons niet de wapens, middelen en steun heeft verschaft om ons te laten doen wat we op dat moment wilden doen: de vechtende partijen uit elkaar te houden. Vlak voor Pasen waren we met vier man in twee lege ambulances op weg van Tuzla naar Srebrenica. Johan de Alfred Broeder:Mannen zochten naar een touw om zich te kunnen verhangen, vrouwen in verwachting kregen een spontane vroeggeboortemensen sloegen zich zelf met keien het hoofd in, kinderen lagen gewond, apatisch en verlaten in hun eigen vuil.foto Do Visser/GPD Jonge en ik zaten in de voorste, Mare de Bruin en Brian de Jong in de ande re. Bij een roadblock werden we staande gehouden door een Servische commandogroep. De hoofdman was een ukkie van een jaar of zestienmaar mooi gewapend met een Kalasjnikov. Drie dagen en nachten moesten we daar halt houden. Tijdens die gijze ling mochten we de auto niet uit. Sla pen, eten, zelfs onze behoefte moesten we erin doen. We konden alleen via de portofoon praten met elkaar. We spra ken met elkaar af om dat pikkie te pakken, zodra hij in de buurt kwam en even niet oplette. Ik zette een pistool op zijn kop en we sleurden hem de au to in. Zo hebben we de passage afge dwongen. Drie kilometer verder, in Canadees gebied, zijn we gestopt. We haalden zijn magazijn leeg en lieten hem uit kleden tot op zijn onderbroek. Zo heb ben we hem teruggejaagd. Dat had den ze zelf een keertje geflikt met een Engelse commando. Twee dagen later kreeg onze ambu lance pech, vlak voor een Servische kazerne. Ik zette de sirene en het zwaailicht aan, maar Brian en Mare, die toen voorop reden, hoorden niets en reden door. Een groep van twintig soldaten kwam op ons af, richtte de loop op ons lichaam en haalde alles uit de ambulance wat erin zat: medica menten, spuiten, morfine. Eindelijk kwamen Brian en Marc in volle vaart terugrijden, met versterking van een QRF, een Quick Reaction Force die al tijd te hulp schoot bij zulke noodsitu aties. Laadklep open, sleepkabel om de lier en wegwezen voordat de Ser viërs iets slims konden bedenken. Daarna heb ik vier weken lang afge zien op de observatiepost Delta. We leefden er met zes man achter een aar den wal. Met alleen maar een genera tor, een verbindingslijn met het hoofdkwartier en een YPR, een pant servoertuig, als uitrusting. Stefan van de Berg was mijn buddy. We draaiden samen alle diensten: vier uur vrij twee uur observeren - en dat elk et maal rond. We sliepen in een slaapzak in een tent, hadden geen douche of toi let. Onze behoefte deden we in een ou de olieton. Als die vol dreigde te ra ken, staken we hem aan met diesel. Als de ton weer voldoende was afge koeld, kon je er weer schoon opzitten. We hadden gebrek aan alles, omdat de Serviërs toen al weigerden om be voorrading toe te staan aan Dutchbat. Al die tijd kregen we ook geen post doorgestuurd uit het hoofdkwartier: er moest bespaard worden op brand stof en alleen in uiterste noodgevallen kwam een QRF onze kant op. We leefden van noodrantsoenen: één maaltijd per dag. Met moslimkinde ren, die elke dag nieuwsgierig kwa men kijken, ruilden we droge kaakjes, nutsen, marsen en zuurtjes voor vers water en brood. Op een dag kwam een moslimmeisje van een jaar of achttien een brood ruilen. Ik kwam net onder de waterkraan vandaan en was pie- melnaakt, op mijn soldatenkistjes na. Zo heb ik het brood van haar aange nomen. Verveling, hé? Dan wil je wel eens een geintje uithalen. Even later stonden haar vader, broers en ooms voor de post. Zwaarbewapend. Mijn lichaam mocht blijven, maar mijn hoofd wilden ze hebben. Pas na dui zend excuses van de sergeant en de be lofte dat het nooit opnieuw zou ge beuren, gingen ze weg. 's Nachts was het vreselijk koud. Dan hoorde je schieten met kkw's, klein kaliber wapens. Dan waren er weer moslimkrijgers uit de enclave ont snapt om raids uit de voeren op Servi sche dorpen. Daar gebeurden dan de vreselijkste dingen: plunderingen, moorden, verkrachtingen. Maar we konden die uitbraken onmogelijk ver hinderen. We hadden er de middelen niet voor. Terug op de compound Srebrenica kon ik na vier weken eindelijk mijn post uit Nederland lezenen in een echt bed slapen. Mijn volgend station werd Observatiepost Kilo. De situatie was daar nog middeleeuwser dan op Del ta: het was één grote modderpoel. We zaten er met z'n achten. Maar we ver veelden ons toch minder. Vanuit Kilo konden we patrouille lopen door het niemandsland dat als smokkelroute werd gebruikt. Een keer kwamen we een groep moslimmannen tegen, met paarden en muilezels. Ik trok een de ken weg en zag een kist. Daar zaten natuurlijk wapens in, of munitie. Maar we waren niet bevoegd om in die kisten te kijken, zo machteloos was Dutchbat! Er ontstond een grimmige sfeer. Zij met z'n twintigen, wij met z'n vijven. We konden niks anders dan doorlopen, maar werden gevolgd door een steeds grotere groep. Vanuit de bosrand werden opeens geweerlopen op ons gericht. We verlieten het pad en zochten dekking in de berm, wat ge vaarlijk was omdat daar mijnen kon den liggen. Het was kiezen voor de ko gel of de bom. De QRF was te ver weg om ons vanuit de compound te hulp te schieten. De redding kwam van het pantservoertuig uit onze eigen obsei'- vatiepost. Die kwam eraan scheuren, met de punt vijftig mitrailleur in stel ling. De laadklep ging los en één voor één zijn we toen onder dekking van el kaar veilig in die YPR gekropen. Vanuit alle observatieposten, ook de onze, is eind juni herhaaldelijk aan het hoofdkwartier gemeld dat de Ser vische kolonel Zivanovic het gebied verkende. Dan stond hij daar te wij zen, met zijn adjudant en chauffeur van een Mercedes, die waarschijnlijk was gestolen van de VN en daarna overgespoten. Zivanovic stond op het hoofdkwartier bekend als rechterhand van Mladic. Zijn foto hing er aan de muur. Omdat het aantal vuurgevechten tussen Ser- ven en moslims stelselmatig toenam, spraken tal van Dutchbatters toen al het vermoeden uit dat de val van de enclave nabij was. Dat idee werd ver sterkt toen we op een avond een heli kopter hoorden overvliegen. Met onze helderheidskijkers zagen we dat het een gitzwarte heli was, van het type dat de Amerikanen in Vietnam ge bruikten. Hoe kon dat nou? Er gold een vliegverbod boven de enclave en de Serviërs hadden zo'n toestel niet. We meldden dit aan het hoofdkwar tier, maar die reageerde met de woor den: 'Jullie zullen wel vuurvliegjes gezien hebben'. Twee andere observa tieposten kregen precies hetzelfde antwoord. Niemand heeft me ooit wil len vertellen wat die heli daar deed. Dat sterkt me in de overtuiging, dat hogere machten plannen hadden met de enclave waar wij, Dutchbatters ter plekke, niets van mochten weten. Begin juli werden we afgelost op Kilo. Terug naar de compound. Lekker scheren, douchen, kleren wassen en klaarmaken voor de thuisreis, want mijn uitzending zat erop, Maar op 8 juli schoten de Serven met zwaar ge schut gaten in de zandzakken van ob servatiepost Foxtrot. Op het moment dat ze even moesten herladen, zagen onze jongens kans met hun pantservoertuig te ontsnap pen. Tijdens die terugtocht werd Ra viv van Renssen, die in de koepel stond, getroffen door een granaat. Een moslimstrijder, die woedend wasom- dat Dutchbat de stelling opgaf, had die gegooid. Zwaargewond aan zijn hoofd zakte Raviv in de handen van Sjef van Schijndel, de hospik van Foxtrot. Ik maakte deel uit van de QRF die te hulp schoot. In de YPR hebben Sjef en ik alles gedaan om het leven van Raviv te redden, maar de verwonding was te ernstig. De dag erna heb ik dat. bloe derige voertuig schoongemaakt. Dat beeld schiet altijd als een waas voor mijn ogen, als ik buitenstaanders hoor uitleggen dat we lal' zijn geweest in Srebrenica. Zoveel bloed, en dan zul ke verwijten achteraf. Wraakzuchtig Na het oprollen van de observatiepos ten door de Serven, zochten alle mos lims een veilig heenkomen. Op 10 juli kwam de stroom op gang. Twintigdui zend doodsbange mensen, vierhon derd Dutchbatters die niets konden of mochten, een wraakzuchtig Bos- nisch-Servisch leger dat oprukte richting stad en zich steeds opper machtiger voelde vanwege het uitblij ven van luchtaanvallen. 's Nachts kwam nog één keer het bevel om met een QRF-patrouille naar de rand van de stad te gaanEen pantser wagen van ons, met slechts twee man erin, stond daar tegenover een over macht van Serven. We liepen met z'n vijven dwars door Srebrenica en sta ken het grote plein over. Het stond af geladen vol met moslimmannen, alle maal tot de tanden gewapend, als rambo's zoals je dat alleen in slechte films ziet. Ze schopten naar ons, spuugden, dreigden. Met de hand aan het pistool moesten we ons een weg door die menigte banen. De volgende dag waren al die gewapende mannen verdwenen: gevlucht, de bergen in, in de hoop op eigen kracht veilig gebied te bereiken. Er bleven alleen ongewapende man nen, vrouwen, kinderen en ouden van dagen achter. Ze bleven maar toestro men, terwijl de Serven al schietend oprukten. Op de terugweg naar onze compound in Srebrenica zag ik die ochtend van alles. Het was mensen ra pen, een ander woord heb ik er niet voor. Ik herinner me kleine kinderen, verlaten in de berm. Een oude vrouw, die zich alleen nog maar op handen voortbewoog. Ze had geen vel meer op haar handpalmen, maar hoopte ons hoofdkwartier te bereiken vóór de Serven haar te pakken kregen. De mensen verdrongen zich voor de poort van de compund. De Serven mikten heel precies. Een mortiergra naat spatte vlak voor onze ingang uit elkaar. Overal lagen gewonden. We kwamen verband, morfine, injec tiepuiten, infuuszakken, naald en draad tekort om iedereen te helpen. We probeerden de gewonden te verza melen in de bar, de keuken, de kanti ne, maar de situatie was onhoudbaar. We moesten de compound opgeven en met de gewonden vanuit Srebrenica naar het hoofdkwartier in Potocari trekken, zo'n 7 kilometer verderop, terwijl we al omsingeld waren door Serven. De moslims wilden niet in handen val len van de Serven. Als trossen bana nen bungelden ze aan onze vierton- ners. Ze vochten om een plek in de laadbak. Die toestand van massapa niek is alleen te vergelijken met het vertrek van de laatste Amerikaanse legereenheden uit Vietnam, bij de val van Saigon. Een Sei*vische strijdster met mitrailleur wilde me de doorgang beletten, toen ik nog een gewonde wil de helpen. Ik kreeg een ldap op mijn hoofd en ben, heel even, buiten westen geweest. Uiteindelijk kon ik in de al lerlaatste wagen stappen. Aangekomen op het hoofdkwartier Potocari, ontwikkelde zich een infer no in de hal waarive de vluchtelingen verzamelden. Mannen zochten naar een touw om zich te kunnen verhan gen, vrouwen in verwachting kregen een spontane vroeggeboorte, mensen sloegen zichzelf met keien het hoofd in, kinderen lagen gewond, apatisch en verlaten in hun eigen vuil. Ik deed wat ik kon, zoals alle Neder landers ter plekke. Als in een roes sjouwde ik van de ene naar de andere gewonde. Allemaal smeekten ze om hulp. Drie dagen duurde die nacht merrie. Toen kwamen de viertonners waarmee zwaargewonden afgevoerd konden worden richting Tuzla, waar een ziekenhuis was dat hopelijk beter geoutilleerd zou zijn. Daarna kwamen de bussen voor de rest van de doodsbange bevolking. Pas achteraf heb ik me gerealiseerd dat mannen en vrouwen daar geschei den werden. Op het moment zelf stond ik daar niet bij stil. Ik kon niet meer helder denken door alle stress. Ben wel nog in de trechter gaan staan, die Dutchbatters gevormd hadden om het busvervoer soepel te laten verlopen. Niet met de bedoeling om mee te hel pen aan de separatie, maar om de eva cuatie ordelijk te laten verlopen. Men sen liepen over elkaar heen en juist de zwaksten kwamen in de verdrukking. Ja, ik heb twee dagen later meegedaan aan die barbecue in Zagreb. Maar het was geen feestje van Karremans, zoals die tv-flitsen willen doen geloven. Het was de ontlading na een krankzinnige week, waarin bijna iedere Dutchbat- ter de dood in de ogen keek en een af scheidsbrief heeft geschreven. Ik ook. Aan mijn moeder. Ik dacht dat ik ging sterven bij de verdediging van de en clave en was daar ook toe bereid. Soms is het alsof mensen het me kwa lijk nemen dat dit niet gebeurd is. Zo lang ik dat gevoel niet kwijtraak, blijft Srebrenica een open wond die maar niet wil genezen." John van Oppen f "TA r zijn vrouwen die jarenlang bij hun echtgenoot Ui blijven, ook al worden ze regelmatig bont en blauw geslagen. En gaan ze toch weg, dan is de kans groot dat ze na verloop van tijd weer bij hem terugke renOf ze ontmoeten een andere ma n die hen ook weer slecht behandelt. Vrouwen die dit regelmatig over komt zijn relatieverslaafd. Ellen (47) is een alleenstaande moeder met drie kin deren. Haar hele volwassen leven lang had ze relaties met mannen die haar niet goed behandelden, maar ze bleef bij hen omdat ze niet alleen kon zijn. Ellen: „Mijn eerste man ontmoette ik toen ik zeventien jaar was. Hij was erg knap en tot over zijn oren verliefd op mij. Na vijf jaar ben ik met hem getrouwd. Ik dacht dat ik gelukkig met hem zou worden, maar al na drie maanden ging het mis. Hij sloeg me helemaal verrot toen ik op een keer geen seks met hem wilde. Vanaf dat moment kreeg ik regelmatig klappen. Natuurlijk besefte ik wel dat deze relatie niet goed voor me was, maar van huis uit had ik nu eenmaal meegekregen dat je je als vrouw maar moest opofferen in je huwelijk. Dat deed mijn moeder ook." Na drie jaar huwelijk was Ellen moeder van een meis jestweeling en een zoontje. Als haar man op een dag ock de kinderen begint te slaan, besluit ze om te vluchten. Ellen komt in een Blijf-van-mijn-Lijfhuis terecht, maar houdt het daar niet lang uit. „Ik kon mijn man nog niet loslaten. Ik dacht dat ik zelf schul dig was aan demishandelingen. Binnen de kortste ke ren was ik weer thuis. Pas toen hij me weer in elkaar timmerde en me van de trap afduwde, drong het tot me door dat ik moest scheiden. Van de rechter mocht hij geen contact meer met mij en de kinderen opne men. Desondanks heeft hij nog een keer bij me voor de deur gestaan. Maar toen werd ik voor het eerst zo kwaad op hem dat hij me sindsdien met rust heeft ge laten." Na haar scheiding heeft Ellen al snel weer een nieuwe vriend. Ditmaal met een alcoholist, die wil dat zij hem van de drank afhelpt. „Ik wilde er graag voor hem zijn, maar na drie jaar zag ik in dat hij niet geholpen kon worden. Hij bleef gewoon doordrinken, hij dacht alleen maar aan zichzelf." Als ze ook bij hem is weggegaan, ontmoet ze op een dansavond voor alleenstaanden een nieuwe partner. „Een aardige man, hij sloeg me tenminste niet. Maar uiteindelijk heeft hij mij tien jaar lang aan het lijntje gehouden door te zeggen dat hij met mij wilde trou wen. Ik geloofde hem, maar telkens had hij weer een smoes. We hebben overigens nooit samengewoond. Soms hoorde ik wekenlang niets van hem. En ik bleef maar op hem wachten. Pas als Ellen zo wanhopig wordt dat ze met zelf moordgedachtes rondloopt, wordt ze via haar huis arts doorverwezen naar een hulpverleningsinstel- foto Jan Venema/GPD ling, waar ze therapie krijgt van Carolien Roodvoets, relatietherapeute, psychotherapeute en seksuologe. „Er zijn veel relatieverslaafde vrouwen zoals Ellen", zegt Carolien. „Ze kiezen telkens een man uit die niet goed voor hen is. Ze worden mishandeld of misbruikt. Toch vinden ze hef moeilijk om weg te gaan. En als ze al vertrekken, dan is de kans groot dat ze toch weer te rugkeren of contact blijven houden. Of ze krijgen een nieuwe relatie met weer een man die hen mishan delt." Relatieverslaafde vrouwen voelen een grote aantrek kingskracht voor foute mannen, stelt de therapeute. „Dat zijn mannen die gewelddadig, crimineel of ver slaafd zij n of ze willen continu perverse seks of ze zijn al gebonden aan een andere vrouw. De vrouwen die van dit soort mannen houden, lijden aan de relatie. Ze liggen vaak nachtenlang te piekeren over hoe het nu verder moet. Ze zijn ook zeer gericht op de grillen van hun man en doen alles om hem gunstig te stemmen, ook al weten ze dat dit geen enkele zin heeft. Ze cijfe ren zichzelf compleet weg. Alles voor de lieve vrede." De oorzaak van relati eversla ving bij vrouwen ligt vaak in de jeugd. „Er zijn twee groepen", aldus de re latietherapeute. „Het kan zijn dat ze heel beschermd zijn opgevoed en weggehouden van alle gevaren. Ze zijn daardoor behoorlijk naïef en weten helemaal niet dat er foute mannen bestaan. Deze vrouwen zijn er van overtuigd dat als ze maar genoeg in hem investe ren hij wel zal veranderen. De andere groep vrouwen heeft als kind weinig liefde gehad. Dat kan in allerlei gradaties. Van kinderen die ernstig zijn mishandeld tot en met kinderen wier ouders nooit tijd voor hen hadden. Daarnaast hebben relatieverslaafde vrou wen gemeen dat ze moeilijk alleen kunnen zijn, nooit geleerd hebben om voor zichzelf op te komen en dat ze zich wegcijferen." Natuurlijk zijn er ook mannen die relatieverslaafd zijn, maar zij vormen volgens Roodvoets een minder heid. „Vrouwen hebben nu eenmaal meer de neiging dan mannen om zich als voetveeg te laten behande len. Vanuit hun opvoeding hebben vrouwen boven dien minder geleerd om voor zichzelf op te komen. Ze zijn fysiek minder sterk dan mannen en ze zijn, vooral als er kinderen zijn, vaak financieel afhankelijk van hun man. Mannen zullen zich in het algemeen niet zo snel slecht laten behandelen in een relatie." Volgens Carolien Roodvoets is het bijna niet mogelijk om zelfstandig van een relatieverslaving af te komen. „Therapie is noodzakelijk om te leren waarom som mige vrouwen telkens weer een verkeerde man kie zen. Vaak heeft het met herhalingsdrang te maken. Vader sloeg, hun partner ook en hun volgende vriend doet het niet anders. Ze weten niet eens hoe het is om een lieve man te hebben die voor hen zorgt. Verder moeten ze tijdens de therapie leren waarom ze dit al lemaal laten gebeuren en hoe ze voor zichzelf moeten opkomen. En het is nodig dat ze weer eens aan zich zelf gaan denken. Als je jarenlang hebt gedaan wat je man wilt, dan weet je vaak niet meer wat je eigen wensen zijn. Pas als je daar allemaal achter bent, kun je weer een normale relatie met een man aangaan. Tanja Olyslager Om redenen van privacy is Ellen een gefingeerde naam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 25