2i luchten Ik houd niet van mensen die zichzelf zo serieus nemen PZC RUDEN RIEMENS Gerard Cox, veertig jaar een brutale aap zaterdag 23 november 2002 FOTOGRAFIE Veertig jaar artiest, 62 jaar in leven. Meewind en tegenwind. Gerard Cox is altijd een jochie gebleven. Eens een brutale aap, altijd een brutale aap. „Ieder moet zijn eigen manier zoeken om zalig te worden, zei de apostel Pau- lus." Cox' kleedkamer in de Doelen. Interieur anno 1978. Lila vloerbedekking, schrootjes, spotjes en witlederen zithoek. Een vleugel en een koelkast. Hier zit, weg gezakt in de kussens, een jochie van in de zestig. Ontspannen. Twee uur lang open hartig. Soms bloedserieus. Af en toe cynisch en korzelig. Scheldt graag, maar is ook rela tiverend en vol zelfspot. „Ik hou niet van mensen die zichzelf zo serieus nemen." Het zit hem daarom zo dwars dat hij al ja renlang een in Amsterdamse kringen om streden columnist is van de Feyenoord- krant. Met de stukjes, die steevast gaan over Ajaxvriendelijke berichtgeving door Ajax- vriendelijke journalisten van Studio Sport en de Volkskrant, zou hij haat hebben ge zaaid. „Demonisering!roept hij uit. Terwijl het allemaal 'zeker niet voor hon derd procent serieus' bedoeld is. „Het is ca baret. Monologen. In vijftig minuten opge schreven. Trouwens allemaal waar." Een keer ging hij te ver, vindt hij. Aan het begin van de jaren zeventig schreef hij het liedje Ajax is dood. „Dat liedje was hard en humorloos. Dat gaat een echte Ajaxsuppor- ter door merg en been. God strafte hard. In de jaren die volgden won Ajax alles. Cox„Ik ben toen wel aan mijn trekken gekomen." Kom niet aan Feyenoord. „De warmste club, het mooiste stadion, de trouwste supporters. Ik kom er sinds 1945." Vorig jaar won Feyenoord de UEFA Cup. Was het leven toen af? „Oh nee. Jammer genoeg begint het later al lemaal weer opnieuw. Hetzelfde gezeik. Moet je weer iedere week winnen." Spartanen spreekt hij in café Timmer. Hij heeft ze jaren gewaarschuwd voor het ver val. „Die club wordt op een archaïsche ma nier gerund. Door incompetente mensen. Ze hadden kunnen samenwerken met Feye noord, maar ze wilden niet. Dommigheid." Hij wordt moe van het geroddel over de in Spartakringen gehate Feyenoordvoorziter Jorien van den Herik, die ooit een oerspar- taan zakelijk zou hebben geflikt. „Oké, zeg ik dan tegen zo'n zeur: 'Als ik nu zeg dat je gelijk hebt, zijn jullie dan niet gedegra deerd?" Veertig jaar al is Cox artiest. „Ik kan het niet bevatten. Het is als een schicht voorbijgegaan." Cox was onderwijzer in de Rotterdamse wijk Crooswijk. Had hij dat veertig jaar kunnen volhouden? „Mijn broer heeft veertig jaar voor de klas gestaan. Met veel plezier. Hij was een goede leraar. Ik was destijds van een, zoals wij dat noemden, nieuwe lichting. Wij zouden het beter gaan doen... Maar tegenwoordig pfff, tegenwoordig hoeven ze niet meer naar je te luisteren. Hoeven ze niets meer te leren. Niets voor mij." Belletje Even, heel even maar, zat hij in de vroege ja ren zestig thuis in de Goereesestraat, te wachten op een belletje van iemand die be hoefte had aan een jongen met een gitaar. Gauw ging hij optreden in Kaas- en Wijn kelder de Prinsenvloot te Delft. Aan zijn zij de zat de pianist Jan Willem ten Broeke, die nadien chemicus werd en ook nog directeur bij Buma Stemra. Gerard Cox werd beroemd. Eerst met het cabaretgezelschap Lurelei, later met Cur sief, Frans Halsema en Rients Gratama. Met Halsema was hij een boegbeeld van een ge neratie. Twee jochies met grote bekken. Maatschappijkritisch en links, zo hoorde het immers. Beschaamd. „We zongen over 'twee jongens met een groot talent'Drieëndertig jaar oud, 'net zo oud als Jezus'." De wereld lag open. Maar er ging iets mis. Cox beging iets wat in die jaren als een doodzonde werd beschouwd: Hij verdiende geld met de hit Het is weer voorbij die mooie zomer. Hij trad zelfs op bij de Tros! Bij Op Gerard Cox: „Wat ik zeg is meestal gebaseerd op gezond verstand." foto Brand Overeem/GPD Losse Groeven, de show van Chiel Montag- ne - een plek die in linkse kringen wel als de hel op aarde werd gezien. De linkse culture le elite legde zijn nek onder de guillotine. Die kop moest erafIvo de Wijs zong het lied Pak de poen, ome Gerard. „Het is voormij geen item meer,zegt hij nu. Maar na enig aandringen loopt hij alsnog leeg. „Die hit - een honderdprocentl iedje met een geweldig arrangement van Rogier van Ot- terloo - strookte niet met mijn linksgetui- gende, maatschappijkritische imago. Ik had natuurlijk een lange neus moeten trek ken, maar ik ging me verdedigen. Dom." Landverrader Het waren wonderlijke jaren. De wetten van links. „Alles lag vast. Wat wel mocht, wat niet mocht. De Tros, dat mocht dus niet. Ter wijl alles wel mag, wat mij betreft. Laissez faire. Ieder moet zijn eigen manier zoeken om zalig te worden, zei de apostel Paulus al." Hij weet nog dat iemand als Wim Bosboom verketterd werd, omdat die het waagde de 'slangenkuil' Vara voor de Tros in te ruilen. „Die humorvolle man werd zo ongeveer als een landverrader afgeschilderd. Etiketten- plakkerij Vorig jaar werd hem gevraagd op te treden op een avond ter ere van Ivo de Wijs. Waar het publiek een tegenaanval verwachtte, een antilied, zong hij ten overstaande van alle cracks van zijn vak doodleuk nog eens het Pak de poen, ome Gerard. „Toen was de cirkel rond," zegt hij nu tevreden. Hij wil het niet meer hebben over de kogels van links. Het kan hem 'geen reet' meer schelen. Maar de ergernis is gebleven. Zijn stem hebben ze nog nooit gekregen, maar de sympathie voor het gedachtengoed van Bol kestein en Fortuyn groeit. Uit zijn mond klinkt vaak een rechts geluid. Rechts? „Nee. Dwars. Wat ik zeg is meestal geba seerd op gezond verstand. Eind jaren tach tig lazerde de Berlijnse muur om. Toen was alles anders. Wij hadden ons wijs laten ma ken dat de mensen in Oost-Berlijn, die iede re dag voor brood in de rij stonden, gelukkig waren en in die rijen nog Proust lazen ook." Hij begrijpt niet dat de Nederlandse com munisten van voorheen tegenwoordig nog burgers van aanzien zijn en nog goede ba nen hebben ook. „Bolkestein zei al: NSB'ers kwamen na de oorlog ook niet aan de bak. Zo'n Ina Brouwer. Die heeft een topfunctie op een ministerie: een tonnetje of twee." Hij heeft in mei niet op Pim Fortuyn ge stemd. „Die was al dood. Je kon toen al zien dat die LPF een tragische mislukking zou worden. Dat stelletje opportunisten dat achter Fortuyn aanliep, was niet te vertrou wen. Maar het is leuk dat zo'n mannetje als Fortuyn de politiek in zes maanden in dolle paniek heeft gebracht." Gerard Cox hoeft niet langer politiek cor rect te zijn. „Er kan weer over alles gespro ken worden. Dat moet ook. Die stomme intellectuelen. Die hebben het allochto- nendom onbespreekbaar gemaakt en alles onder een deken van multiculturaliteit ge legd. Die arme mensen in de volkswijken werden overspoeld door buitenlanders die niet geïnteresseerd waren in onze cultuur. En toen die mensen klaagden, werden ze ra cisten genoemd. Hebbie 't weer: Etiket erop, laatje dicht. Klaar." Cox rekt zich uit. Gaat lui onderuit, legt zijn schoenen op de salon tafel, trekt een tevreden kop en komt dan met de uitsmijter. „Natuurlijk is de Europese cultuur superi eur. Anders zouden al die mensen hier niet heen gekomen zijn, zei Bolkestein al eens, voordat hij voor een mooie baan in Europa koos." Schip met geld Hij heeft zelf magere jaren gehad. Is niet slecht vooreen mens, vindt hij. Hij vond zijn draai weer op het toneel. Met Pleuni (Touw) en Hugo (Metsers). In de musical Fien, in een programma met Rients Gratama. Scoorde nog een hit {De Laaielichter) en voelde zich niet te goed voor bruiloften en partijen. Inmiddels is het schip met geld binnengeva ren. Het heet Toen Was Geluk Heel Gewoon en trekt al een jaar of tien miljoenen televi siekijkers. Cox schrijft het script en speelt de hoofdrol. Nederland lacht zich rot om die onhandige, onuitstaanbare Rotterdamse Jaap en de ouderen onder ons zwijmelen weg bij de herinneringen aan die onschuldi ge naoorlogse jaren. In deze tijden van nieuwe politiek en een roep om waarden en normen wordt weieens terugverwezen naar de jaren vijftig en zes tig. „Mensen waren met minder tevreden. Maar het was ook een verstikkende tijd. De autoriteiten van toen moesten verdwijnen. Het is jammer dat er niets voor in de plaats is gekomen." Het zijn goede Coxjaren. Aanzien zat. Bij de eind 1999 uitgeschreven verkiezing 'De Rotterdammer van de Eeuw' eindigde hij op een zeer eervolle zevende plaats „Leuk," zegt hij. „Maar het was natuurlijk de waan van de dag." Doe dus tegenover Gerard Cox niet te senti menteel. Vraag hem niet hoe hij herinnerd wil worden. Overbodige vragen. Hij noemt zijn liedje De doden joggen met me mee. Hoe ouder een mens wordt, hoe meer doden ach ter 'm aan lopen. Erik Herfst, Frans Halse ma, Rogier van Otterloo. „Wat zijn herinne ringen waard? Het gaat allemaai zo snel joh tegenwoordig. De Grote Drie. Sonneveld, Kan, Hermans. Wie heeft het nog over hen. Cox? Er ligt een stapel cd's van hem. Die kunnen de mensen blijven draaien als ze willen. Maar als ik eenmaal dood ben, ben ik dood." Wessel Penning

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 22