De dood
verstopt
in geuren
Tweede monument voor Jan Campert
PZC
Zand en tijd
Het boek van Gould
25
P.A.S.S.A.G.E.S
mmr'mm
et is onmogelij k om niet in superlatieven te treden
bij het bespreken van de roman Het boek van
Gould van de Australische auteur Richard
Flanagan. Het is geen boek voor de teerhartigen, maar wie in
is voor een sublieme leeservaring mag zich Het boek van
Gould, een roman in 12 vissen niet laten ontgaan.
vrijdag 1 november 2002
Om te beginnen met het
merkwaardigste element
uit de kritieken over de Engels
talige editie: Flanagan is al ver
geleken met Herman Melville,
Aldous Huxley, Jeanet Winter-
son, Charles Dickens", Gabriel
Garcia Marquez, Solzjenitsyn,
Jorge Luis Borges, Henri (Papil-
Ion) Charrière, Voltaire, Walt
Whitman en Rabelais - het wekt
verwondering om deze samen te
zien. Toch zijn het geen onzinni
ge vergelijkingen. Flanagan
speelt een uiterst aangenaam
spel met de westerse literatuur
geschiedenis dat menige Aha-
erlebnis teweeg kan brengen. Al
werd het boek geschreven op
een Australisch eiland, Tasma-
nië, het hangt bepaald niet los in
de lucht.
De belangrijkste verwijzing
naar de Oude Wereld krijgt
gestalte in de echt bestaan heb
bende figuur van William
Buelow Gould, een Engelse ver
valser en dief die in 1825 veroor
deeld werd tot 49 jaar straf op
het verschrikkelijke strafeiland
Sarah Island vlak bij Van Die-
men's Land, nu Tasmanië. Hij
maakte stiekem schilderijen
van vissen en andere zeedieren
die later in boekvorm wegge-
smokkeld werden en nu geëxpo
seerd worden op Tasmanië. Ook
in Flanagans Boek van Gould
staat zijn werk afgedrukt. Hoe
avontuurlijk het leven van de
echte Billie Gould ook geweest
moge zijn, het leven dat Flana
gan hem schenkt gaat alle per
ken van de doorsnee verbeel
dingskracht te buiten. Tussen
alle ongelooflijke gebeurtenis
sen en fantastische figuren door
zijn fijntjes of meer cru verwij
zingen gevlochten naar de wes
terse cultuurgeschiedenis. De
walvis van Melville wordt
rechtstreeks genoemd, Voltaire
treedt onder andere op als de pe
nis van de hoofdpersoon, Rem
brandt komt even langs, Victor
Hugo is de afgod van een Viet
namese stoomkraandrijver en
dichter, Constable wordt aan de
lopende band vervalst en een
gefrustreerde bizarre arts pro
beert Linnaeus te overtreffen.
Thomas de Quincey schrijft on
der het pseudoniem van een zus
brieven naar de waanzinnige
commandant van het strafei-
land. Het moordlustige varken
Castleraegh echter begint woe
dend te tieren zodra het woord
'beschaving' valt.
Vervalser
Hoe over dit boek vol groteske
overdrijvingen, uitzinnige ge
beurtenissen en gedurfde ver
vlechtingen een heldere en
rechtlijnige bespreking te
schrijven? Het verhaal: een he
dendaagse antiekvervalser op
Tasmanië vindt bij toeval een
wonderlijk boek vol tekeningen
van vissen en dwars door elkaar
geschreven aantekeningen van
een artistieke gevangene, Wil
liam Buelow Gould, die in 1828
de taakstraf opgelegd kreeg om
de zoutwatervissen rond de
strafkolonie Sarah Island in
beeld te brengen. Het boek
krijgt de moderne vervalser vol
ledig in zijn greep. Alleen: hij
ondergaat de betovering ervan
terwijl anderen het als een ver
valsing beschouwen. En als het
boek plotseling verdwijnt en al
leen een zilt plasj e water achter
laat besluit hij in zijn radeloos
heid het boek uit zijn geheugen
te herschrijven. Dat is dit boek,
dat aan het eind samen zal val
len met het origineel. Gould zit
met zijn enkels omhuld door
mosselen, zijn van luizen weme
lende kruis en zijn schurftige
buik eenzaam opgesloten in een
zoutwatercel waarin hij bij
vloed alleen maar net zijn hoofd
boven water kan houden. Zijn
wrede en corrupte cipier Pobjoy
bekogelt hij nu en dan met spe
ciaal daartoe bewaarde drollen,
maar hij krijgt in ruil voor zijn
Constable-vervalsingen van
Pobjoy waterverf om zijn le
venswerk mee te schilderen: de
vissen temidden waarvan hij nu
vertoeft. De wierige zeedraak,
het dikbuikige zeepaardje, de
egelvis - net als Gould ga je
waarachtig van die beestjes
houden. Wat begon als een
taakstraf groeit uit tot een alles
overheersende passie en levens
taak.
Pronkstukken
De meestervervalser zit in die
martelcel omdat hij is opgepakt
na twintig jaar geleden ont
snapt te zijn. Wat hij in die
twintig jaar beleefd heeft valt
misschien alleen met een Ta-
smaanse pen te beschrijven. Een
drietal personen - even afgezien
van het varken Castlereagh -
spelen een belangrijke rol in de
roman: de megalomane com
mandant van het eiland, zelf
ooit gevangene. Hij wil pronk
stukken van de Oude Wereld
naar de Nieuwe overbrengen,
zoals een echte spoorbaan en
een immense Mahjong Hal,
waar de inkomsten van de Grote
Vooruitgang op weelderige wij
ze vergokt kunnen worden. Ui
teraard mislukt het overplanten
van de Europese beschaving
naar de Nieuwe Wereld met zijn
oeroude eigenaardigheden, en
spectaculair!
Een tweede hoofdfiguur is de
wanstaltige dokter Lemprière,
die bezeten is van het idee om
zichzelf toegang te verschaffen
tot de Londense wetenschappe
lijke society door het verzame
len van unieke Tasmaanse spe
cimina zoals de vissen en, later,
de gepekelde of afgeschraapte
schedels van honderden zwarte
inboorlingen. Zijn einde is
grandioos: hij wordt opgegeten
door het varken Castlereach in
hun beider dronkenschap.
Gould weet zijn schedel als on
derdeel van de crania tasmania,
de schedelverzameling van de
dokter, mee te sturen als speci
men MH-36 naar Engeland.
Daar zullen de geleerden hem
Richard Flanagan: alle perken van de doorsnee verbeeldingskracht te buiten.
later determineren als het pro
totype van de achterlijke en ge
degenereerde inboorling. De
derde hoofdfiguur is de zwarte
hoer Tweestuiver Sal met haar
ruime hart, voor wie menig man
veel meer opvat dan slechts een
kortstondige passie. Haar
schoonheid, in alle weerzin
wekkende armoede en
smerigheid, haar natuurlijke
intelligentie en innerlijke be
schaving staan in scherp con
trast met de eigenschappen van
de blanke mannen op het kleine
strafeiland.
Fantastisch
Het boek van Gould geeft een
sublieme leeservaring. Het is in
beide betekenissen van het
woord fantastisch, het is gro
tesk, dramatisch, meeslepend
en verrassend, en het bevat een
schat aan de meest walgelijke en
lugubere horrorelementen. De
ze roman is niet voor heel fijnge
voelige lezers, daarvoor zijn de
beschrijvingen van de afschu
welijke omstandigheden en
martelingen op Sarah Island te
beeldend. Bij aankomst van de
veroordeelden op het strafei
land 'werden we overweldigd
door de geur van de dood. De
dood huisde in die sterke geur
van uitgeputte lichamen zie
len vol zweren. De dood kwam
te voorschijn in een rottings-
damp van gangreneuze ledema
ten bloederige flarden van
door tering aangetaste longen.
De dood was verborgen in de
rancuneuze geur van aframme
lingen in de nieuwe gebouwen
die door de gemene, alles door
dringende damp al op instorten
stonden, droop uit anussen
die rotten door veelvuldige ver
krachtingen. De dood steeg op
in de overrijpe geur van modder
die gistte haatgevoelens die
versteenden op de loer lagen
in overhangende natte bakste
nen muren, in de damp van vlees
dat verpulverd werd door het
vallen van de Kat (zweep), al die
in de kwalijke geuren van kre
ten die werden geslaakt zonder
dat iemand het hoorde, van
moorden, vermengd met het pe
kel van een soort sprakeloze af
schuw; al die geuren van angstig
zweet, die kleren zurig maken
hele vertrekken doordringen
naar men zegt niet slijten in de
loop der tijd, vormden allemaal
bij elkaar een parfum van ver
goten bloed waarvan geen was
beurt of bekentenis me ooit nog
zou kunnen bevrijden, mis
schien omdat de dood overal
heerste, heeft het leven merk
waardig genoeg nog nooit zo
mooi geleken als toen ik net op
Sarah Island kwam.'
Een werkelijk schitterend,
meesterlijk boek!
Margot Engelen
Richard Flanagan: Het boek van
Goxild. Roman in 12 vissen - Verta
ling Ankie Blommesteijn, Sophie
Brinkman en Mieke Vastbinder. Uit
geverij Ambo/Anthos, 384 blz. ge
bonden, 24,90
Soms trekt een hagelstorm de
aandacht. Tussen lood en
licht neigt het meer meestal
zonder veel rimpelen naar een
lazuren verschijning. Blauw het
water, blauw de luchten boven
het gezegende landschap. Zo
groot is het Lago di Garda, dat
men in het Noorden van Italië
gaarne spreekt over de zee, een
binnenzee weliswaar, maar
toch. Het meer lijkt op te lopen,
van het groene zuiden naar de
Dolomieten waar de meters tel
len. Het is een pleisterplaats
voor de zoekers naar rust, naar
uitzicht en uitkomst. Op de oe
vers woedt de kalme groene
strijd: de ontelbare schakerin
gen bevechten het primaat in de
kleur der hoop. Het prille begin
van november brengt de vrede -
in gele, bruine en rode tinten. De
Benacus doet zijn naam alle eer
aan. Hier daalt de zegen over
Europa, seizoen na seizoen. De
olijfgaard geurt, er worden kas
tanjes en noten geraapt, de vij
gen en moerbeien rijpen, dui
zenden bloemen deinen. Er
wordt gepauzeerd onder pal
men, oranjeboompjes en citron-
niers. Op deze oevers wapperen
de banieren der hoogmogenden
en kronkelt het pad der dich
ters. In het merendistrict verre
zen, van west naar oost, de pa
leizen en villa's van het kroon-
dragende deel der mensheid,
vonden de schilders en schrij
vers een nieuw zicht op de we
reld en ging voor veel anderen
het leven door, het bestaan van
alle dag dat zo veelkleurig is als
de zon een springende vis toe
staat.
Rond het Lago Maggiore en de
Monte Verita kwamen de adel
en het kunstvolk samen. Ze
bouwden er - niet zonder ge
rucht - hun monument. Aan het
Como-meer zongen Plinius se
nior en junior, Vergilius, Byron
en Shelley. De naar Haagse oor
delen ondeugende prinses Mari
anne der Nederlanden vond er,
met de liefdevolle steun van
haar koetsier Van Rossum en
een hoogstgetrouwe moor, een
paleisje dat haar deugd deed. In
2002 drommen de nieuwsgieri
gen samen voor de hekken van
haar Villa Carlotta. Ze ontdek
ken tropische tuinen, heerlijke
terrassen en - in mei - een nieu
we lente tussen de ontluikende
rhododendrons en azalea's. Ze
vinden een kunstcollectie, een
fijne smaak in peinture en het
schitterende witte marmer uit
de ateliers van Antonio Canova
en Bertel Thorvaldsen, de Ro
meinse Deen wiens Zegenende
Christus het Duitse graf van de
ongelukkige koningsdochter
zou overschaduwen. Op de hel
lingen van Como liet de schrij
vende diplomaat Carlo Dossi
zijn Dosso Pisani bouwen, een
huis van kolossale orde rond een
kleine en schichtige gestalte.
Hij schreef er zijn Note Azzurre
(1912), aantekeningen van een
leven zonder horizon. Herman
Hesse vond zijn werkmanskas
teel in Montagnola aan het Meer
van Lugano, in 'de brandende
eenzaamheid', tussen ceders en
cypressen.
Oerwateren
Op 12 september van het jaar
1786 passeert Johann Wolfgang
Wolfgang von Goethe aan het
begin van zijn ItalienischeReise
de streken van Garda, het meer
van Benacus 'klinkend van gol
ven en zeegeruisEr staatzo le
zen we in zijn dagboek, een fer
me bries. De dichter constateert
zelfs een stormachtige beroe
ring, ondergaat het pathos van
kletsende vrouwen en gebaren
de heren, ziet een onbekommerd
levend volkje en prijst de vijftig
pond zware gespikkelde fo
rellen. Hij vindt oprecht beha
gen in de kleine witte vijgen van
gravin Lanthieri en peren 'die
Gabriele D'Annunzio, 1926
wel heerlijk moeten zijn in een
streek, waar reeds citroenen
groeien'.
Kennst du das Land, wo die Zit-
ronen blühn,/
lm dunklen Laub die Gold-
Orangen glühn,/
Ein sanfter Wind vom blauen
Himmel weht,/
Die Myrthe still und hoch der
Lorbeer steht,/
Kennst du es wohl? Dahin! Da-
hin/
Mocht ich mit dir, o mein Ge-
liebter, ziehn!
Goethe ziet op zijn zuidelijke
passage Venetië, Napels, Sicilië
en Rome, beklimt de Vesuvius en
de Stromboli, bezoekt de mu
seale villa's en maakt zich, ge
heel vanuit zijn 'protestants
zondaarshart', een tikje druk
om de paus. Hij schetst, met of
zonder de hem vergezellende
kunstenaar Tischbein, natuur
en landschap. Hij doet wonder
lijke ontdekkingen en laat een
lezenswaard journaal na. Een
maal terug in Weimar zal hij zijn
indrukken verwerken en terug
denken aan het Gardameer, de
schoonheid van de waterspie
gel, de kracht der oerwateren,
de gebruinde mensen. Geen
woorden - zegt hij - kunnen uit
drukking geven aan de lieflijk
heid van deze streek.
Meesterwerk
Gebrek aan passende woorden?
Dat komt Gabriele D'Annunzio
vreemd voor. Het leven (1863-
1938) van de vrijschutter, con-
dotierre, krijgsheld en toege
wijd veroveraar van ravissante
dames, is één nimmer onderbro
ken woordenstroom. Lyriek, ro
mans, toneel en duizenden
smachtende brieven. Aan het
Gardameer vindt il Comman
dante zijn laatste passage in het
leven. Van paleis naar paleis is
hij getrokken, in het ruisende
kielzog van hertoginnen, popu
laire actrices, markiezinnen,
gedreven schilderessen, frêle
baronesjes en bewierookte pia
nistes. Hij kampte te land, in de
wolken, ter zee voor het vader
land en het lieve leven. Hij
streed voor zichzelf, de roem die
nimmer zal vergaan. Hij zag zijn
bestaan liefst opgewaardeerd
tot een onmetelijk kunstwerk,
een magnum opus zonder weer
ga. Hij nam er een niet al te be
scheiden voorschot op in de cre
atie van zijn Vittoriale. Met ge
noegen trok hij in de geconfis-
ceerde villa van Daniela von
Bülow, dochter van Cosima
Wagner en kleindochter van
Franz Liszt. De Teutonen wer
den in 1918 verdreven en maak
ten plaats voor de zuidelijke
zwier. Ze lieten de kostbare boe
kencollectie achter alsmede
grootvaders beproefde Stein-
way. De ombouw van een ge
streng huis tot II Vittoriale degli
Italiani was niet het proefstuk
van de Don Juan in mini-uitvoe
ring. Eerder oefende hij, op ve
ler kosten, in Toscane waar hij
de actrice Eleonora Duse ver
gastte op een wat ongewone ere
atiê: de Villa Capponocia. Hi
geraakte tevens bankroet ei
koos de vluchtroute naa
Frankrijk waar hij werkte aai
een vlammende come-back on
der de zon van II Duce.
Virtuoos
D'Annunzio heeft zijn plaats h
de decadente schoonheidscul
tus van het fin-de-siécle virtu
oos veilig gesteld. Er is langdu
rig met zijn werk gedweept
Lust en gratie, het bevlogei
woord, een hoge mate van vak
manschap - ze zijn in ruimti
mate erkend. Zijn verzen zingei
van de liefde, van de aandoenlij
ke schoonheid, van blanke leli
en en geurige rozen, teêre hah
den, het gouden licht dat in di
haren speelt. Benito Mussolin
{carissimo Ben) deinde volgaar
ne mee op de golven van eerbe
toon en liet de praalzieke dich
ter verheffen tot prins van Mon
tenevoso.
D'Annunzio stierf aan zijr
schrijftafel, temidden van zijr
veertigduizend boeken, ondei
het prinselijk wapen, met de li
vreiknechten op afstand. Hei
beeldportret van Eleonora Du-
se, de verre vriendin, was reedf
jaren afgedekt met kleurige zij
de uit het Oosten. Zo staat het ei
nog. De fans en toeristen zoeker
hun weg door The holy factory
of Vittorialedoor de kamers
van de Maskers en de Wereldat
las, de Officina en de kamer var
Leda. Ze sluiten de ogen en ho
ren - misschien, wellicht - de
vleugel van Liszt. Ze taxeren de
luxe: tapijten, meubelen, kunst
en kitsch, frutsels en knutsels.
gipsgietsels van klassieke top
pers, goud en glitter, folianten,
prachthout. Ze zien door de
vensters het licht van het meer.
Slanke cypressen donkeren in
de tuinen, rond het mausoleum
waar de Vereerde Onverschrok-
kene tot rust kwam. In de bene-
dentuin liep een vanniksnie-
bangnieskip aan de grond: de
masten van de marinejager
Puglia wijzen naar een ready
made-monument dat, op den
droge, geacht wordt eer te be
wijzen aan een bevaren Held.
Kijk. Daar spreidt zich de meest
gebenedijde/
vlakte ter wereld. In de najaars
lucht/
is ze een koningin van goud én
rood,/
zo hooggeboren, en toch zo be
scheiden./
Gabriele D'Annunzio achtte
zich geboren om te bezitten. Hij
wilde die staat groots en eeuwig
voeren. Het bracht hem, terwijl
de zandloper liep, tot een on
machtig ontkennen van de tijd.
In zijn opkamertje ging hij het
dagelijkse schijngevecht aan
met de dood. Hij vlijde zich in
het bed, half wieg, half kata
falk. Onder de soevereine blik
van Boeddha, tussen bazuinen-
de engelen lag de dichter o zo
stille en dacht hij diep over zijn
verglijden in de eeuwigheid.
Wierooksluiers dreven door het
paleis. Het gelukte hem niet te
sterven in dit voorgeborchte des
hemels, met zicht op jade en
marmer. De gouden adelaar
bleef onberoerd toen de bloed
storm toesloeg - de aardbol
draaide voort. Zo werden hoop
en droom vernietigd van wie
meer verwachtte.
Andreas Oosthoek
Naar aanleiding van het verschijnen
van Gabriele D'Annunzio, Ik Schrijf
een liefdeslied voor jou alleen (ver
taling Ike Cialona, 72 pagina's,
10,-) en J.W. von Goethe, Ken je het
land waar de citroenen bloeien?
(vertaling Matthias Rozemond, 78
pp). Beide uitgaven van Bert Bak
ker-Amsterdam. Reeks: De mooiste
liefdesgedichten
Jan Campert
Bij de onthulling van het gedenkteken
voor Jan Campert, afgelopen weekein
de in Spijkenisse, las zijn zoon Remco Cam
pert De achttien dooden. Dat vers staat voor
de roem van Jan Campert en is - op zichzelf -
een monument voor de verzetspoëzie. De
dichter, schrijver, journalist en idealist Jan
Remco Theodoor Campert (1902-1943) liet
een bescheiden oeuvre zonder veel opmer
kelijke hoogtepunten na. Zijn naam leeft
voort in het lied van de achttien doden, in de
Jan Campertprijzen voor literatuur en in
zijn zoon Remco Campert wiens veelzijdige
werk grote bekendheid verwierf. Ook de
meer verborgen kantën van Jan Campert
worden belicht in een biografie - het tweede
monument - die wordt voorbereid door
Hans Renders.
Een deel van het bestaan van Campert ligt
in Zeeland, op Walcheren, het dijkdorp
Westkapelle. Zijn vader vestigde zich er in
1905 als huisarts. De jeugdige Campert
volgde de hbs in Vlissingen en de tweejarige
handelsschool in Middelburg. Rond 1920
vertrok Jan Campert naar Amsterdam,
waar hij werkzaam was op een bankkantoor
en actief werd in de kringen van de esoteri
sche school, de theosofie en vrij-katholieke
kerk, de wereldleraar Krisnamurti, de Ster
kampen van Ommen en de cercle van Felix
Ortti Via Adriaan Viruly, zoon van de bur
gemeester van Westkapelle, kwam hij in
aanraking met de Praktisch-Idealisten As
sociatie PIA.
De biograaf Hans Renders, die eerder publi
ceerde over het leven van Jan Hanlo (Zo
meen ik dat ook jij bent, Open Domein, Ar
beiderspers) en de surrealisten Verijdelde
Dromen, Joh. Enschedé), is met name geïn
teresseerd in de idealistische en de Zeeuwse
periode van Campert. 'We weten heel wat
over zijn literaire en journalistieke activi
teiten. We kennen ook een en ander van zijn
bewogen leven, de vaak moeizame relaties,
zijn rusteloze bestaan, de drankzucht en het
slordig beheer. Natuurlijk bestaan ook veel
verhalen over zijn aanrakingen met de we
reldverbeteraars, de bonte wereld van men
sen die - zacht gezegd - nogal excentriek in
het leven stonden. Omwille van het even
wicht wil ik ook alles weten over de periode
in Zeeland, over zijn verzetswerk, over de
omstandigheden van zijn arrestatie. Ook na
1920 was Campert te vinden op Walcheren.
Er zullen nog mensen zijn die hem en zijn fa
milie hebben gekend. Ik ben zeer benieuwd
naar elke ervaring.'
Jan Campert heeft een deel van zijn Zeeuw
se ervaringen verwerkt in de roman Wier
(1935), die in en rond Westkapelle speelt. In
het gedicht Lof van Walcheren schrijft Cam
pert:
Wie oren om te horen heeft
hij luistere naar het lied,
dat in de meiodoornhagen leeft
en hij vergeet het niet.
Wie ogen heeft om nog te zien
zal, als hij Walcheren ziet,
die sluiten voor een wijl misschien
maar hij vergeet het niet.
Jan Campert bundelde zijn herinneringen
in het tijdschrift Ons Zeeland (1928-1929).
In 1947 werden zijn gedichten verzameld.
Veertig jaren geleden (1962) stelde zijn zoon
Remco Campert de bloemlezing Wie weet
slaag ik in de dood samen.
Ter nagedachtenis werd kort na de bevrij
ding de Jan Campert Stichting opgericht
die jaarlijkse letterkundige prijzen toekent
als de Constantijn Huygens-oeuvreprijs, de
Vijverberg-romanprijs, de Martinus Nij-
hoffprijs voor vertalingen en de Jan Cam-
pertprijs voor poëzie. Wegens hulp aan jo
den werd Campert door de Duitse bezetters
opgepakt en opgesloten in de koepelgevan
genis van Breda. Via het kamp Haaren
belandde hij in Duitsland waar hij op 12 ja
nuari 1943 in het kamp Neuengamme over
leed.
Andreas Oosthoek
Dr. Hans Renders is als docent journalistiek ver
bonden aan de Rijksuniversiteit van Groningen
(J.W.Renders@let.rug.nl).
foto Lisa Kuitert