Margaretha zet zich schrap PZC Historische roman van Jan Siebelink Sneeuw wordt vuur 24 Totaal witte kamer Gerrit Kouwenaar vrijdag 1 november 2002 proza Tom Lanoye: Boze tongen - De ze roman, het laatste deel van de Monstertrilogie, belooft een verrassende ontknoping van de vele raadsels uit Lanoyes vorige romans Het goddelijke monster en Zwarte tranen. Uitgeverij Prometheus, 444 pag., €19,95 (paperback), €23,95 (geb.). Ton van der Lee: Het Zandkas teel - Reisroman over verre landen, vreemde volkeren, Afri kaanse spiritualiteit en een on mogelijke liefde. Filmprodu cent Ton van der Lee besluit het Westen de rug toe te keren en vertrekt naar Afrika om een ou de droom te verwezenlijken: de bouw van een huis in een woes tijn. Uiteindelijk belandt hij in de diepe binnenlanden van Mali en begint hij aan de bouw van zijn zandkasteel. Uitgeverij Prometheus, 271 pag., €17,95. vertaald Anita Nair: De damescoupé-De 45-jarige alleenstaande Akhila koopt op een dag een enkele reis naar Kanyakumari, een bad plaats in het uiterste zuidwes ten van India. In de coupé in de nachttrein waar alleen vrouwen in mogen, stelt Akhila haar reis genoten de vraag die haar al haar hele volwassen leven be zighoudt: kan een vrouw single blijven en gelukkig zijn, of heeft ze een man nodig om zich een compleet mens te voelen? Ze krijgt de meest uiteenlopende antwoorden. Vertaling: Gert -Jan de Vries. Uitgeverij De Ar beiderspers, 292 pag., 17,95 eu- Philippe Delerm: Het loofpor- taal - Een gevoel van onbehagen bekruipt op zeker moment de 45-jarige levensgenieter Sébas- tien. De kinderen zijn het huis uit, hij heeft het gevoel de con trole over zijn leven te verliezen en daarmee ook zijn levensge luk. Om dat te herwinnen be sluit hij in zijn tuin een soort pergola, een loofportaal te bou wen. Een die toegang biedt tot een klein paradijsje, daar waar het gras in de herfst van zijn le ven nog lentegroen is. Na de ver- schijning van De eerste slok en andere kleine genoegens be hoort Philippe Delerm (1950) tot de bekendste Franse schrij vers. Vertaling: Jean Schale- kamp. Uitgeverij De Arbeiders pers, 131 pag., €13,95. Joanne Harris: Stranddieven - Nieuwe roman van de auteur van 'Chocolat'. Op het kleine Bretonse eiland Le Devin staat het leven al bijna honderd jaar stil. Generaties lang strijden het rijke dorp La Houssinière en het in armoede vervallen gehucht Les Salants om de macht over het enige strand en de enige bron van welvaart op het eiland. Joanne Harris (1964) wordt ook wel de Engelse schrijfster met de Franse ziel genoemd. Voor- dat ze fulltime auteur werd, was ze lerares Frans. Vertaling: Mo nique de Vré. Uitgeverij De Kern, 480 pag., €17,50. et begon voor Jan Siebelink op de lagere school met een intrigerende schoolplaat. Margaretha van Parma is hem sindsdien blijven intrigeren. Deze week verscheen van zijn hand de historische roman Margaretha. J\ /I" argaretha van Parma 1V1(1522-1586). Voor velen van ons is het niet meer dan een weggezakte naam uit het ge schiedenisboekje van de lagere school. Het woord 'landvoog des'komt boven drijven. En was het niet de tijd van Willem van Oranje, keizer Karei en koning Philips? Inderdaad: het korte, droge tekstje in de encyclopedie bevestigt bovengenoemde asso ciaties. Auteur Jan Siebelink was in de vierde of vijfde klas van de lage re school in Velp onder de in druk van een schoolplaat waar op landvoogdes Margaretha van Parma was afgebeeld temidden van haar raadsheren, onder wie Granvelle, Willem van Oranje en Viglius. ,,Ik probeerde me toen al voor te stellen hoe het er in die tijd aan toe ging", zegt hij. De school plaat zette Siebelinks verbeel ding in gang. En met name Mar garetha van Parma is bij de auteur nooit weggezakt. De vrouw bleef hem intrigeren. Als er een boek over haar verscheen, kocht hij het. En niet alleen Margaretha van Parma was in teressant, ook de tijd waarin ze leefde. „Een verwarrende tijd. Een overgangstijd. Niemand wist waar het naartoe ging met het katholicisme en de hervor ming." Deze week verscheen van de hand van Siebelink een histori sche roman over Margaretha van Parma, kortweg Margare tha. De eerste historische roman van zijn hand. „En de laatste", zegt hij met een brede lach. „Als ik fictie schrijf, heb ik een volkomen vrijheid. Maar bij de ze historische roman had ik te maken met een dwingend stra mien van historische feiten. Het was een geweldige beperking van mijn verbeeldingskracht. Wat ik opschreef moest niet in tegenspraak zijn met de histori sche feiten. De lezer moet niet denken: hé dat klopt niet." Zo heeft Siebelink het woord 'chocolademelk' uit zijn roman- in-wording verwijderd en ver vangen door een andere drank. Want hij betwijfelt of die drank toen al bestond. „In Spanje wel denk ik, want daar werd al ca cao geïmporteerd. Maar hier? Ik heb het niet kunnen achterha len." De auteur relativeert even later Jan Siebelink: „Ikdenkdat ik Margaretha beter ken dan mijn eigen vrouw." zijn eigen woorden 'dwingend stramien', want binnen het his torische kader heeft Siebelink zijn creativiteit de ruimte kun nen geven: de dorre feiten moes ten immers worden omgevormd tot een roman. „Ik heb de vrij heid genomen deze vrouw in haar nadagen neer te zettenter wijl ze haar leven overziet." Siebelink is in de huid van Mar garetha gekropen. Iets wat hem naar eigen zeggen in het alge meen goed afgaat. Ook in zijn Maar hoe Margaretha gespro ken heeft, weet niemand pre cies. De notulen en verslagen van vergaderingen die ze als landvoogdes voorzat, zijn geen woordelijke weergave van wat daar werd gezegd. Laat staan dat we weten wat Margaretha allemaal dacht en waarover ze fantaseerde. En daar nu ligt de vrijheid van de auteur: Marga retha moest een dramatisch per sonage worden met wie de lezer mee kan leven. „Ik heb er in de romans De herfst zal schitte rend zijn en De overkant van de rivier speelt de belevingswereld van een vrouw een belangrijke rol. „Margaretha was een gefnuikte vrouw met een rijke fantasie", omschrijft hij zijn hoofdperso nage. „We weten vrij veel van haar. Ze kende angsten, was on derhevig aan stemmingen, ze had romantische kanten. Het zou een vrouw van deze tijd kunnen zijn." roman mijn Margaretha van gemaakt. Want ik heb zonder twijfel mijn eigen angsten en ambities in de romanfiguur Margaretha geprojecteerd." Als voorbeelden van die angsten noemt Siebelink de angst voor de dood. Zo is de Margaretha van Siebelink bevreesd dat ze, ondanks een vroom leven, niet in de hemel komt. „Ik ken die angst ook. Ik hoop óók dat het met mij later goed zal komen. En wat ik ook deel met Margare tha is het gevoel dat ik verant woording moet afleggen van mijn daden in deze wereld." Siebelink heeft zich geïdentifi ceerd met Margaretha. In dit verband citeert hij Gustave Flaubert, die over 'zijn' Emma uit Madame Bovary zei: 'Emma, c'est moi'. Margaretha, dat ben ik, zou je met een variant op dat citaat kunnen zeggen. „Ik denk dat ik Margaretha be ter ken dan mijn eigen vrouw. Ik weet wat haar bezielde. Ik heb haar transparant gemaakt. Heb haar levend willen maken. Ze is dit monument waard. Want als je weet wat ze allemaal heeft meegemaakt is het nog een won der dat ze zo'n redelijke vrouw is gebleven." Grappig: met het eerbetoon komt Siebelink tegemoet aan een vurige wens van 'zijn' ro manfiguur Margaretha. Ze hoopt dat 'ooit' een schrijver op staat die haar recht doet, in te genstelling tot de oppervlakki ge chroniquers.wie weet staat een schrijver op met een heel ander oordeel. De periode waarin zij een rol speelde, zou worden herschreven. De uit komst zou verrassend zijn. Deze vrouw, week, afstandelijk? Kom nou! Een vrouw die zich schrap zette. Nooit toegaf. Haar mee gekregen zwakheid omzette in kracht. Een warmbloedige, zelfbewuste vrouw die op haar vaderleek.' foto Cees Mooij/GPD De historische feiten zijn behal ve een dwingend stramien natuurlijk ook een rij ke inspira tiebron. Siebelink maakte dankbaar gebruik van de we tenschap dat Margaretha leed aan vreetbuien, last had van overmatige haargroei in het ge laat en nooit werkelijk is be mind. Wat dat laatste betreft laat hij Margaretha heimelijk verlief d zijn op Willem van Oranje en fantaseren over intie me contacten met hem. „Er zijn aanwijzingen dat ze erg op Wil lem was gesteld, een buitenge woon aantrekkelijke man." Het werd niets, tussen Margare tha en Willem. Zoals veel in het leven van Margaretha niet luk te. „Ze was uit op macht en zeer ambitieus. Maar uiteindelijk was ze toch vrij machteloos", vat Siebelink de tragiek van Margaretha samen. Om te ver volgen: „Maar ach, eigenlijk is het leven van iedereen tragisch als je het overziet tegen het licht van de aftakeling en de nade rende dood." Maar bij die constatering moet je maar niet te lang stilstaan, meent de auteur. Maar wat dan? „Actief zijn. Veel schrijven en veel lezen." Henk Aalbers Jan Siebelink: Margaretha - Uitge verij De Bezige Bij, 320 pag., €19,50. Laten wij nog nog eenmaal de kamer wit maken nog eenmaal de totaal witte kamer, jijik dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal de kamer wit maken, nu, nooit meer later en dat wij dan bijna het volmaakte napraten alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven witter dan, samen Gerrit Kouwenaar Zo'n halve eeuw geleden wer den ze dikwijls in één adem genoemd: Lucebert en Gerrit Kouwenaar. De dichters, ooit verenigd in het complot der Vijftigers, zijn echter in de klei ne kosmos van de Nederlandse poëzie tegenpolen geworden. Lucebert was de kampioen van de spontane, luidruchtige dichtkunst, terwijl Kouwenaar de voorman is van de bedacht zame, stille poëzie. Het werk van de laatste lijkt zelfs ijzig. Het afstandelijke 'men' is waar schijnlijk zijn favoriete per soonlijke voornaamwoord. Hij heeft meer dan eens beweerd dat het gedicht een ding zou moeten zijn, en door een ding stroomt geen bloed. Je moet een dichter nooit gelo ven, ook déze dichter niet. Zijn kunst is als de besneeuwde top van een vulkaan. Elk moment kan de uitbarsting komen, en dan verandert de sneeuw on middellijk in vuur. Kouwenaars poëzie maakt altijd een para doxale indruk, in de details en in de grote lijnen. De tegenstrij digheid is ook zijn kracht. De te genstrijdigheid van: ik móet zeggen dat ik zwijg om overtui gend te kunnen zwijgen. In een van de gedichten uit zijn pas verschenen bundel Totaal witte kamer probeert hij de daaruit voortvloeiende spanning te ver woorden: 'omdat vlees moetge- schreven verhongert de hemel/ omdat taal doet ontleven moet men ontbinden/ lidwoorden longen lipletters speeksel.' De dichter kan niet anders dan over de realiteit van het vlees schrijven, maar de taal haalt het leven eruit. Zoiets ongeveer, maar hij is géén dichter die zich voor rechtlijnige uitleg leent. Soms moet je hem verbazend letterlijk nemen, soms zijn z'n associaties vérgezocht. Zijn taal is altijd meerduidig. 'Jij kocht het ondraaglijke lot van een blinde', merkt hij ergens op. Met de term 'lot' verwijst hij even goed naar een lot uit de loterij als naar het levenslot. Ook met regelafbrekingen zorgt hij voor dubbelzinnigheid. In hetzelfde gedicht 'toen wij nog jong wa ren', geschreven bij de dood van Bert Schierbeek, geeft hij het woord 'dood' door zo'n enjam bement twee betekenissen: 'een avond na jaren, de dood/ stille trein is vertrokken.' Het hoogtepunt in Totaal witte kamer is de reeks die hij naar aanleiding van de dood van zijn vrouw Paula schreef. Kouwe naar blijft zelfs onder deze om standigheden Kouwenaar, maar de ingetogenheid maakt deze rouwgedichten des te in drukwekkender. Hij verbijt zijn leedbijna,met de nadruk op bij na. Het gebruikelijke 'men' maakt plaats voor het intieme 'ik' en 'jij'. Het grote verdriet verraadt zich ook in andere op zichten slechts in kleine ver- schuivingen. 'Toen wij onze handen over ons hart streken/ weet je nog hoe het klopte', be gint hij een gedicht. Het gebruik van de verleden tijd geeft het vers z'n lading. Het klopte: alles was goed, maar nu is het niet meer goed. Het hart klopte: maar het klopt niet meer, het zal nooit meer klop pen. Het simpele woord 'toen' wordt bij hem een woord op le ven en dood: 'toen, het was/ een woord dat er niet was.' Het mooiste gedicht uit de bundel is het hierbij afgedrukte titelvers, een totaal liefdesgedicht eigen lijk, met het nauwelijks te ver dragen slotwoord 'samen'. Zo hartverscheurend kan stille poëzie zijn. Zo heftig kan be dachtzaam klinken. Mario Molegraaf Gerrit Kouwenaar: Totaal witte ka mer - Uitgeverij Querido, 48 pag., €16,95. Rudy Kousbroek de dood van Djizmé eze foto ervaar ik als angst- aanjagend, op de manier van een droombeeld. Bijna alsof je bliksem in een mens ziet slaan. Dat is natuurlijk al vaak gebeurd, maai er zijn voor zover ik weet geen foto's van. Ten minste geen echte; er bestaan wel spectaculai re foto's van mensen omgeven door een heel vuurwerk van electrische ontladingen, maar die zijn opgewekt door een Van de Graaf-oscil- lator, een enorme electriseermachine, en dat telt niet; alleen wat dodelijk is telt. In Nederland worden per jaar gemiddeld ze- vén mensen door de bliksem getroffen, en tweehonderd koeien. De bliksem in de Eiffel- toren, is dat dan niet gevaarlijk voor de mensen die er in zitten? Je leest vaak dat je al geëlectro- cuteerd kunt worden door tegen een paal te leunen of zelfs maar onder een boom te zitten waar de bliksem in slaat. Maar de Eiffeltoren is van ijzer, als je binnenin zit loop je kennelijk geen gevaar. Zulke blimseminslagen komen blijkbaar geregeld voor, niemand merkt het. Ook de zendapparatuur van radio en TV in de toren heeft er kennelijk geen hinder van. Ove rigens was die apparatuur er nog niet toen deze foto gemaakt werd, door Gabriel Loppé (1825- 1913). Op de lijst van alle manieren die de mensen in de loop der geschiedenis bedacht hebben om iemand door middel van een natuurverschijn sel te offeren of te straffen - in de krater van een vulkaan werpen, verpletteren onder rotsblok ken, in een afgrond laten springen, giftige aardgassen laten inademen, in een draaikolk gooien - zal vastmaken aan de kabel van een bliksemafleider waarschijnlijk ook wel voor komen. Het beroemde experiment van Benja min Franklin was dat al bijna, achteraf een wonder dat dat niet fataal is afgelopen. Of electrocutie door de bliksem ooit echt is toe gepast weet ik niet, zeker is in elk geval dat dit thema voorkomt in een literair werk, namelijk Impressions d'Afrique door Raymond Roussel (J.J.Pauvert, Parijs 1963), oorspronkelijk ver schenen in 1910, dat wil zeggen in dezelfde tijd als waarin deze foto werd gemaakt. De boeken van Raymond Roussel (1877-1933) zijn verreweg de wonderbaarlijkste die ik ooit heb gelezen, zo zonderling dat je haast niet ge looft dat het bestaan kan. Roussel was rijk en bekostigde zelf de uitgave van zijn boeken; ook de opvoering van het op de Impressions geba seerde toneelstuk, dat in 1911en 1912grootru- moer veroorzaakte, was door hemzelf gefinan cierd. Het publiek hield Roussel voor een gek, maar deze toneelversie is nog gezien door Pica- bia, Duchamp en Apollinaire, die lyrisch wa ren, net als later de Surrealisten. Paul Eluard heeft eens gezegd: Roussel toont ons wat niet bestaan heeft. In Impressions d'Afrique is dat een gezelschap schipbreuke lingen dat gegijzeld wordt door een Afrikaanse koning; om hem en zichzelf te amuseren wor den allerlei wrede en bizarre rituelen georga niseerd, en een daarvan is de electrocutie van prinses Djizmé. Er wordt daarvoor een specia le installatie gebouwd, bestaande uit een soort bed bestaande uit een witte mat, met een ijze ren helm bevestigd aan een bliksemafleider, en een paar ijzeren schoenen verbonden aan een aardleiding. Djizmé heeft zich schuldig gemaakt aan over spel en haar minnaar Naïr moet de executie bijwonen. Het wachten is op onweer, en zodra zich dat aankondigt komt bij iedereen dezelfde gedachte op: 'Djizmé gaat sterven'. 'Het onweer ontketende zich nu met een uit zonderlijke hevigheid; een vreselijke wind joeg grote zwarte wolken voort waartussen het on ophoudelijk weerlichtte. Plotseling trok met een allerverschrikkelijkst geratel een ver blindende zigzaglijn van vuur door de hemel om te eindigen op de punt van de bliksemaflei der. Djizmé, die haar armen naar Naïr wilde uitstrekken, kon dit gebaar niet afmaken. De bliksem was door haar lichaam heengegaan en op de witte mat lag nu niet meer dan een lijk met wijdopen ogen en roerloze ledematen.' Het ongelofelijke feit is dat dit zeldzame boek in het Nederlands is vertaald, door Marij Elias, als Indrukken van Afrika, samen met de Nou- velles impressions d'Afrique, vertaald door Sjef Houppermans, afgedrukt in zes kleuren (overeenkomend met de zes lagen van beteke nis), een verbluffende krachttoer op uitgevers- gebied, verschenen bij G. A. van Oorschot in 1997. P.S.: Iemand herinnerde mij aan de omgekeer de versie in Frankenstein van Mary Shelley (1816), waarin de bliksem gebruikt wordt om dode lichamen tot leven te wekken. foto Gabriel Loppé, circa 1910

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2002 | | pagina 24